Dementie Flashcards

1
Q

Wat is normale veroudering in het Brein?

A

Tijdafhankelijk proces gekenmerkt door:
- 10-15% gewichtsafname van het brein
- Cognitieve achteruitgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn cognitieve functies

A
  • sociale cognitie -> emoties
  • executieve functie -> werkgeheugen plannen en mentale felxibiliteit
  • Geheugen -> werkgeheugen geheugen opbrengen
  • aandacht -> houden van aandacht
  • psychomotor snelheid -> hoe snel je dingen kan uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is (ab)normaal?

A

versnelde achteruitgang van cognitieve functies in het brein, als het hard genoeg achteruit gaat kun je het dementie noemen. Dit komt pas na de preklinische en MCI fase. Het dysfunctioneren t.o.v. de normale populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is dementie?

A

Dementie is een syndroom diagnose ook wel klinische diagnose gekenmerkt door:
- cognitieve stoornissen in cognitieve functies
- Interferentie met ADL
- progressief beeld het wordt altijd erger

Dementie wordt veroorzaakt door verschillende hersenaandoeningen / ziekte
bijv:
- lewy body
- alzheimer -> grootste oorzaak
- vasculair
- parkinson
- frontotemporaal

dementie komt vaker voor vanwege vergrijzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschillende stadia voor dementie

A

Preclinisch:
- stille fase: brein verandert zonder meetbare symptomen
- Individu kan verschillen wel door hebben maar is niet te bewijzen op tests
- een fase waar de patiënt het weet maar de dokter niet

Mild cognitive impairment (MCI):
- cognitieve veranderingen zijn een zorg tot het individu en/of de familie
- een of meer cognitieve domeinen zijn significant aangedaan

Dementie:
- cognitieve verslechtering erg genoeg dat het interfereert met het ADL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oorzaak dementie & leeftijd

A

dementie kan ook op jonge leeftijd voorkomen wel zie je dat er een andere verdeling is over oorzaken van dementie, dus er zijn andere vormen van dementie die meer op spelen per leeftijdscategorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Alzheimer

A
  • meest voorkomende oorzaak van dementie
  • begint vaak met stoornissen in geheugen, oriéntatie in tijd en plaats en daarna ook: visuconstructie, taalproblemen, executief dysfunctioneren, problemen met motoriek
  • in de neuronen vormen tangles die bestaan uit het tau-eiwit en buiten de neuronen vormen amyloid-beta plaks.
  • daardoor comminuceren de neuronen minder met elkaar en zullen afsterven,
  • dit begint vaak in de hippocampus en die is verantwoordelijk voor geheugen en verspreid zich naar andere delen van de cortex
  • uiteindelijk zullen ze sterven, vaak aan een longontsteking

amyloide plaques beginnen al 15 jaar voor klinische symptomen op te bouwen en tau-tangles wat later, wanner brein structuur afneemt zal daarna het geheugen afnemen en dan zullen de eerste symptomen in het ADL krijgen.

een afwijking in het hersenvocht kan al vroeg detectie op alzheimer aantonen maar dit wordt echter alleen gedaan bij mensen die hogere risico hebben op erfelijke alzheimer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

parkinson

A
  • verminderde gevoeligheid voor dopamine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verwijzing naar een geheugenpoli

A
  • is er sprake van dementie?
    -> zijn er stooringen in cognitieve functies
  • wat is de oorzaak van de dementie

Onderzoek:
- consult bij neuroloog
- neuropsychologisch onderzoek
- Beeldvorming (MRI/PET)
- bloedonderzoek: naar eiwitten
- soms lumbaal punctie (hersenvocht), DNA onderzoek (erfelijk)
Diagnose in MDO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt een Neuropsychologisch onderzoek

A

Principes van het NPO:
- informeel: gesprek met patiënt en gedragsobservaties
- Formeel: testonderzoek - uitslagen, objectiveren

Cognitieve functies / domeinen testen: allemaal in vergelijking met normale veroudering
- geheugen
- executieve functies
- taal
- Aandacht/concentratie, mentale verwerkingssnelheid
- Visuoconstructieve en -ruimtelijke vaardigheden, waarneming
- sociale cognitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vasculaire dementie

A
  • tweede oorzaak van dementie op oudere leeftijd
  • ten gevolge van vaatschade
  • verschijnselen afhankelijk van stroomgebied
    vaak traagheid en motorische problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Frontotemporale dementie

A
  • tweede meest voorkomende oorzak van dementie op jonge leefijd
  • verandering in gedrag en personaliteit
  • ook taal vaak aangedaan
  • ook wel ziekte van pick genoemd
  • gedrag variant -> frontaalkwab die aangedaan is
  • taalvariant -> linker temporaalkwab voornamelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de rol van beeldvorming in dementie?

A
  • excluderen van alternatieve diagnoses zoals een tumor
  • onderscheid maken van de type dementie (oorzaak dementie achterhalen)
  • vroege detectie en diagnose van dementie
  • voorspelling kunnen maken over prognose van de ziekte
  • voornamelijk vasculaire, alzheimer en frontotemporaal kan afgebeeld worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn uitdagingen in de beeldvorming van dementie?

A
  • diagnose is gebaseerd op klinische criteria,
  • dementie heeft veel verschillende onderliggende oorzaken
  • veel dementie is vaak een gemixte variant van verschillende oorzaken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beeldvorming technieken

A

conventionele standaard technieken:
- structuur imaging, T1 T2 gewogen, flair, mate van atrofie en vasculaire laesie
- detectie van atrofie patronen en vasculaire laesies altijd vergelijken met normale atrofie.
- hippocampus atrofie = alzheimer T1 gewogen is goed voor hersen anatomie, witte stof is lichter dan grijze stof op het beeld. MTA bepalen

Advanced beeldvorming:
- brein functie: fMRI
- brein metabolisme: PET, MR spectroscopie
- brein perfusie: PET, SPECT, CT, MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is atypische presentatie van AD

A
  • geen hippocampus atrofie
  • parietaal atrofie, precuneus atrofie
  • patiënten minder vaak geheugen verlies maar juist eerder spatiele localisatie
  • deze mensen hebben ook een snellere progressie van AD
  • GCA schaal bepalen voor elke hersen kwab apart, mate van atrofie in de cortex en asymmetrie.
17
Q

Waarom kwantitatieve brein volume bepalen?

A
  • elke keer weer opnieuw visueel te bepalen hoe veel het brein in volume is afgenomen is lastig te bepalen
  • daarom kwantitatieve analyse doen van het brein om een krimp curve te bepalen
  • deze curve kan je dan bepalen met het normaal
  • onderscheid maken in volume per kwab of gehele brein volume, zo kan je ook nog onderscheid maken per kwab hoe significant het volume afname is.
  • vroegere detectie mogelijk want je kan daling in curve eerder zien dan dat het symptomatisch al hoeft te zijn.
18
Q

Noem de atrofie patronen en de schaal die daarmee gebruikt wordt om te bepalen hoe erg het afwijkt

A
  • typische AD: hippocampale atrofie (MTA)
  • atypische AD: parietaal atrofie (GCA scale)
  • FTD: temporaal atrofie of frontale atrofie (GCA scale)

allemaal met T! gewogen beeld want de schalen hangen allemaal af van afname in structuur

19
Q

T2* en cerebrale amyloid angiopathy en hypertensive small vessel disease

A

T2 is natuurlijk vocht is wit maar T2* wordt gebruikt om verstoringen in het MG-veld te kunnen detecteren

Zo kun je bijvoorbeeld kalk zien op de MRI maar je kan ook oude bloedingen zien dus oude bloedproducten die niet opgeruimd kunnen worden, verzamelen zich in de macrofagen.

Dit heet superficiale siderose, dit patroon past bij cerebrale amyloid angiopathy is depositie van het amyloid in de hersen vaten. Dit verhoogd de kans op hersenbloedingen want de vaten worden door de eiwitten aangedaan.

Kleine bloedingen die lang niet opgemerkt worden en coexist met AD, komt vaak voor bij mensen met APOE e4 gen
kan lobulair of juist diep in de hersenen zitten beide vallen onder vasculaire dementie

20
Q

FLAIR MRI

A

T2 gewogen sequentie waarbij de liquor onderdrukken, daardoor valt oedeem of glyose op. Hoog signaal is teken van verlittekening.

Watershed infarct dat komt door slechte perfusie van bepaalde gebieden in de hersenen dit is te zien op FLAIR MRI.

21
Q

Welke vasculaire pathologie kan er aanwezig zijn?

A

zonder vasculaire afwijkingen op beeld kan je geen diagnose van vasculaire dementie geven

verschillende pathologie:

kleine vaten:
- witte stof hyperintensiteit op de FLAIR hogere intensiteit zien, lacunaire infarcts, microbleeds

Large vessel:
- strategische infarcts bijv carotus afgesloten

22
Q

MRI protocollen

A

Deze MRI’s doe je om diagnose te kunnen stellen bij dementie:

  • T1w - voor structurele afwijkingen zoals frontotemporaal of de hippocampus en parietaal (MTA score en GCA score)
  • T2-FLAIR -> witte stof laesies ook voor vasculair
  • T2w -> lacunaire infarcten in zoals de thalamus ook vasculair
    -T2*w voor vasculair om aan te tonen amyloid in vaat wanden dus microbleeds en hemosiderose
  • DWI -> recente ischemie kun je zien dus infarcten
    conclusie is dan ja de oorzaak gevonden of we hebben geen idee als er geen afwijkingen zijn
23
Q

Geavanceerde beeldvorming waarom?

A

Dit doe je om de hersen functie te beoordelen zodat je misschien in de pre klinische (geen symptomen) al dementie kunt aantonen.
Structurele afwijkingen komen pas later dus je wilt de slechtere door bloeding of communicatie tussen neuronen kunnen aantonen wat vroeg al dementie kan diagnosticeren

neuronale functie verlies in beeld brengen: (een van de eerste veranderingen)
- verminderde functie leidt tot -> verminderde glucose consumptie en dus ook minder zuurstof verbruik en minder bloedflow dus
- hypometabolisme
- hypoperfusie

Als je dit kunt aantonen kun je dus eerder starten met medicatie

technieken:
- fMRI (neuronen functie)
- PET, MR spectroscopie -> glucose verbruik (metabolisme)
- PET, SPECT, CT, MRI -> perfusie en dus bloedflow

24
Q

Uitdagingen met beeldvorming

A
  • grootte en complexiteit van beeldvorming data
  • meerdere beeldvorming types
  • meerdere tijdpunten waarop fotos worden gemaakt
    -> dit geeft een data explosie

Hoe kunnen we beeldvorming meer enableeb:
- geïntegreerde visualisatie
- kwantitatieve beeldvorming analyse
- objectiviteit en reproduceerbaarheid
- volledige exploitatie van beschikbare informatie
- Ontwikkeling van beeldvormende biomarkers
-> automatisering

25
Q

Wat zijn 5 comptuing tasks die gebruikt worden om beelden te beoordelen

A
  • beeldregistratie - op elkaar leggen van beelden
  • beeldsegmentatie - specifieke delen van beelden kunnen uitvergroten
  • Tracking en bewegingsanalyse
  • Kwantitatieve beeld analyse over bepaalde ziekte
  • Beeld visualisatie en fusie
26
Q

Beeld registratie

A

manier om beelden op elkaar te leggen bijv als een beeld instaat is om activiteit in beeld te brengen en de ander de anatomie en je wilt zien waar activiteit in anatomie zit bijv PET-CT

rotatiematrix gebruiken en translatie doen

nonrigid registration vervormingen doen zodat 2 fotos precies op elkaar kunnen liggen.

Mutual information based registration: twee plaatjes zijn in correspondentie wanneer je minimale informatie nodig hebt om ze te coderen

Registratie in DSA: voor bloedvaten, je maakt 1 scan met contrast en 1 zonder en dan trek je de ene van de ander af en dan zie je alleen nog maar contrast. hiervoor moet je natuurlijk wel 2 foto’s hebben die goed op elkaar liggen, dus een bewegingscorrectie is nodig want anders zou je contrast zien op plekken waar geen contrast hoort te zijn. bijv schedel die verschoven is tussen de 2 plaatjes, na correctie pas aftrekken

intersubject nonrigid registration: je berekent de vervorming tussen bijv 2 verschillende hersenen van patiënten zodat je ze op elkaar kan leggen en je de verorming / verschillen goed kunt zien tussen de 2 hersenen. Zo kun je precies zien hoe hersen kunnen verschillen tussen elkaar.

27
Q

Image segmentation

A

het op delen van beelden in verschillende objecten, verwijderen van structuren van irrelevante achtergrond.

Model-based segmentation:
- actieve contour en vervormbare modellen, beelden zo vervormen dat het past op het model of het model omvormen zodat het op het beeld past
- doel: de curve vinden dat de functionele energie zo min mogelijk maakt.

28
Q

kwantitatieve beeldvorming

A

wanneer het nodig is om te bepalen hoe dicht bijvoorbeeld een stenose is kan beeldvorming helpen:
- bijv eerst vat segmenteren uit plaatje
- metingen doen op bepaalde plekken

Kwantificatie kan ook met biomarkers, hoe meer biomarker hoe erger de ziekte, bijvoorbeeld hoe hoger de biomarker die plak aangeeft hoe hoger de kans op een scheuring.
Met biomarkers kun je ziektes ook eerder detecteren dan dat ze symptomatisch worden.

29
Q

Waarom is er een shift geweest in cariovasculaire imaging als het gaat om bloedvaten

A

Eerst werd er vooral kwantitatieve analyse gedaan op een stenose, wanneer er een behandeling nodig is, hierdoor behandel je bijvoorbeeld 6 mensen om 1 beroerte te voorkomen en dan mis je ook nog soms eens een andere beroerte die die stenose niet had.

Nu wordt er meer gekeken naar de bloedvat wand om te kunnen beoordelen wat de conditie is van de wand en wat de mate van de plak is. Zo kun je beter voorspellen wat de kans is op een beroerte.