Quiz 3 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Phylogenetische stambomen:

A

tonen de manier waarop soorten zijn ontstaan in de evolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke processen dragen bij tot de evolutie van een genoom?

A

Duplicaties, mutaties en deleties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

True/False: Phylogenetic shadowing/footprinting zijn technieken om mutaties op te sporen in coderende gebieden van genen.

A

False: Phylogenetic footprinting is particularly useful for identifying non-coding DNA elements

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Defineer parsimonie

A
  • Het kan worden gebruikt om het meest waarschijnlijke scenario te kiezen
  • De eenvoudigste hypothese is waarschijnlijk ook de juiste
  • Het is onwaarschijnlijk dat een nieuwe genetische variant tweemaal ontstaat in de loop van de evolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is anamnese?

A

ook wel “fyletische verandering”, is de evolutie van soorten waarbij een populatie in haar geheel evolueert.
(de voorouder sterft hierbij uit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is cladogenese?

A

als uit één soort een tweede soort evolueert, en er uiteindelijk dus twee soorten naast elkaar bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

True/False: In het algemeen hebben prokaryoten meer noncoding DNA dan eukaryote organismen.

A

False

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

True/False: Genoomduplicaties dragen in belangrijke mate bij tot de evolutie van het genoom

A

True

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke van de volgende kunnen worden geclassificeerd als non-coding DNA? Markeer alle correcte opties.

A
  • Telomeer-repeats
  • Pseudeogenen
  • rRNA genen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat beschrijft een pseudogeen?

A
  • Pseudogenen worden net als normale genen doorgegeven van ouders naar kinderen
  • Pseudogenen kunnen worden onderverdeeld in processed & unprocessed pseudogenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Transposons zijn DNA/RNA sequenties die zich kunnen verplaatsen binnen een GENOOM/GEN/CHROMOSOOM/SPECIES. Deze elementen worden ook INTEGRASES/TRANSPOSABLE ELEMENTS/PSEUDOGENEN/RETROVIRUSSEN genoemd.

A

DNA
Genoom
Transposable elements

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er bestaan TWEE/DRIE/VIER belangrijke klasses die gebaseerd zijn op het transpositiemechanisme. Retrotransposons verplaatsen zich via een mechanisme wat zich typeert door een RNA/DNA tussenvorm. Voorbeelden van retrotransposons zijn INVERTED REPEATS/MICROSATELLIETEN/LINEs en SINEs.

A

Twee
RNA
LINEs en SINEs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

DNA transposons verplaatsen zich via een RNA/DNA tussenvorm. Wanneer transposons een gen missen dat essentieel is voor de transpositie-event, worden ze NON-AUTONOOM/AUTONOOM/PSEUDOTRANSPOSONS genoemd.

A

DNA

Autonoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In een patient met een ernstige ontwikkelingsstoornis wordt een deletie aangetroffen van 15 Mbp op chromosoom 16p11.2. De copy number variatie (CNV) omvat vele genen. Nu vraag je je af of deze deletie onschuldig (neutraal) is, of pathogeen. Welke database kun je raadplegen om andere cases te vinden waarbij deze deletie is gevonden (in gezonde personen of patienten)? Markeer de TWEE meest geschikte databases.

A

ClinVar en De Database of Genomic Variants (DGV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ‘homology transfer’?

A

De mogelijkheid om de functie van een gen te voorspellen met behulp van sequentiehomologie (Het voorspellen van genfunctie aan de hand van sequentie-overeenkomsten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is phylogenetische analyse?

A

Het in kaart brengen van de evolutionaire ontwikkeling van soorten aan de hand van hun DNA-verschillen

17
Q

Wat is syntenic mapping?

A

Het in kaart brengen van overeenkomsten tussen chromosoomsegmenten in verschillende soorten

18
Q

Wat is phylogenetic footprinting ?

A

Het identificeren van geconserveerde DNA-sequenties in niet-coderende gebieden van het genoom

19
Q

Wat is de C-value paradox?

A

Het gebrek aan correlatie tussen de complexiteit van organismen en hun genoom

20
Q

Een mogelijke verklaring voor de C-value paradox is dat eukaryoten grote hoeveelheden … bevatten.

A

non-coding DNA

21
Q

Dit zou kunnen worden verklaard doordat in prokaryoten genomische … vaker voorkomen dan genomische … .

A

deleties, inserties

22
Q

Hoe kunnen transposons kunnen worden gebruikt voor ‘transposon tagging’ ?

A

Willekeurige genen worden defect gemaakt door de insertie van het transposon

23
Q

Wat bevat een retroelement altijd?

A

Een LTR

24
Q

Trinucleotide repeats:

A

kunnen voorkomen in coderende sequenties, waar hun expansie ziektes kunnen veroorzaken