Philosophy Flashcards

1
Q

Machiavelli

A

Maakt niet uit wat je doet (liegen, doden) , het gaat om de uitkomsten (republiek). Zolang anderen het maar niet weten en vertrouwen in je blijven houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Adam Smith

A

Als iedereen het doet, dan is het eerlijk. De sterkste overleven waardoor het beter is voor het bedrijfsleven.

Grondlegger modern liberalisme : overheid moet zich niet bemoeien met handel en nijverheid, omdat anders vraag een aanbod verstoord worden. Iedereen moet de vrijheid hebben om rationeel voor het eigen belang te gaan op economisch gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Karl Marx

A

Te grote verschillen tussen rijk en arm. De kloof wordt alleen maar groter, waardoor de spanning toeneemt. De samenleving weer harmonieus te maken, moeten de goederen verdeeld worden. Het gaat om de uitkomsten van de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Jeremy Benthem

A

‘’ Het grootste geluk voor het grootste aantal mensen is de basis van moraal en wetgeving’’

Mensen hebben pijn en plezier. Het doel is zo veel mogelijk plezier onder de mensen krijgen, het maakt niet uit waar je plezier uithaalt. Als meer mensen plezier hebben van iets, dan is dat positief. Dat wat het meeste plezier oplevert is het beste (hiërarchie dingen van de mate van plezier dat het oplevert). De juiste beslissing is die beslissing die je grootste som van plezier oplevert.

• Voetbal verhaal: voetballers raken gewond, een jongetje heeft een orgaan. Maar volgens deze theorie je het jongetje opofferen voor het voetbalelftal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

John Stuart Mill

A

‘’ the greatest amount of good, for the greatest number’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aristoteles

A

(past beetje bij great man theory)

Deugden: Dilemma als je moet kiezen tussen twee verschillende principes (moed en rechtvaardigheid). Er is niet zomaar een goede of een foute keuze. Zij die continu de goede keuzes maken, zijn wijze mensen. Als je zelf nog iets niet kan vraag dan aan wijze anderen voor een oplossing. Een goede leider laat zich inspireren door wijze mensen.

Elke deugd is een middenweg van twee ondeugden. Spreekwoord ‘’ de gulden middenweg kiezen’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Immanual Kant

A

> Keuzes met goede intentie ondanks de uitkomst

  1. Een handeling heeft pas morele waarden als deze als motivatie morele plicht heeft (dus niet als je toevallig zin hebt iets te doen of dat anderen iets van jou verwachten)
    Achter de sluier van ontwetendheid ( vail of ignorance) : op basis van onwetendheid kan je morele besluiten nemen. Hiermee voorkom je dat mensen handelen vanuit eigen belang.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke filosoof?

Transactional Leadership

A
Mill, 
Adam Smith (utility)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke filosoof?

Transformational leadership

A

Kant Ethics

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leader-member exchange theory (LMX)

A
Mill, ?
Adam Smith (utility)?

Transactional leadership, but taking the ‘outgroup’ into account.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

The contingency theory

A

Effective leadership is contingent on matching the leader’s style to the setting. Combination of style and situation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Servant leadership theory

A

Serving followers leads to more trust, cooperation, reciprocal service and performance (Jezus: everyone washing feet in this time, Jezus washed the feet of his followers) Reciprocation Ethic principles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly