pagina 44, 45 Flashcards
accrocher
ophangen, vastmaken, bevestigen; aanhaken, koppelen; ophalen, blijven haken aan, aanrijden; aanklampen, tegenhouden; te pakken krijgen, aan de haak slaan
peine perdue
vergeefse moeite
ce n’est pas la peine
dat is niet de moeite, het is niet nodig
sans peine
moeiteloos
peine capitale, peine de mort
doodstraf
peine de cœur
liefdesverdriet
à peine de
op straffe van
de telle ou telle
die of die, zus of zo, huppeldepup, dinges
le désarroi
verwarring, ontreddering, opschudding, ontsteltenis
être plate comme une /galette/planche
zo plat als een plank
le crapaud
lelijk mormel
carnet (de notes)
notitieboekje; zakagenda
dévorant
verterend, verwoestend, brandend, onverzadigbaar, verslindend
couronner
bekronen
éteindre
(uit)doven/blussen; uitdoen, afzetten, verminderen, tenietdoen, doen vervallen