1 t/m 50 (varia) Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

les joues en feu (idioom)

A

gloeiende wangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

esplanade (v)

A

voorplein, wandelplein, esplanade, uitzichtterras

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

surplomber

A

hangen over, uitsteken over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

se blottir

A

zich oprollen, zich verschuilen, zich zo klein mogelijk maken, wegduiken, wegkruipen; zich nestelen, zich vlijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

étroit

A

nauw, eng, smal, klein, gering kleingeestig, benepen, bekrompen innig, vertrouwelijk, nauw, vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

renversé

A

omgekeerd, omgegooid, omvergeworpen, stomverbaasd, van zijn stuk gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

puisque

A

aangezien, toch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

parvenir

A

aankomen, aanlanden, slagen in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

attirer

A

(aan)lokken, (aan)trekken; bezorgen, brengen, winnen, veroorzaken, berokkenen, op de hals halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

le mien

A

het mijne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

désormais

A

voortaan, in het vervolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

échelle (v)

A

ladder, reeks, schaal, rangorde, maat, maatstaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

harceler

A

belagen bestoken, achternazitten, achtervolgen stalken (systematisch) pesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

le dépistage

A

opsporing, herkenning, onderkenning, ontdekking, vaststelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

serrer

A

vastdrukken, op elkaar drukken, strak aanhalen, strak trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gloeiende/blozende wangen

A

les joues en feu (idioom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voorplein, wandelplein, esplanade, uitzichtterras

A

esplanade (v)

18
Q

hangen over, uitsteken over

A

surplomber

19
Q

zich oprollen, zich verschuilen, zich zo klein mogelijk maken, wegduiken, wegkruipen; zich nestelen, zich vlijen

A

se blottir

20
Q

nauw, eng, smal, klein, gering kleingeestig, benepen, bekrompen innig, vertrouwelijk, nauw, vast

A

étroit

21
Q

omgekeerd, omgegooid, omvergeworpen, stomverbaasd van zijn stuk gebracht

A

renversé

22
Q

aangezien, toch

A

puisque

23
Q

aankomen, aanlanden, slagen in

A

parvenir

24
Q

(aan)lokken, (aan)trekken; bezorgen, brengen, winnen, veroorzakken, berokkenen, op de hals halen

A

attirer

25
Q

het mijne

A

le mien

26
Q

voortaan, in het vervolg

A

désormais

27
Q

ladder, reeks, schaal, rangorde, maat, maatstaf

A

échelle (v)

28
Q

belagen bestoken, achternazitten, achtervolgen stalken (systematisch) pesten

A

harceler

29
Q

opsporing, herkenning, onderkenning, ontdekking, vaststelling

A

le dépistage

30
Q

s’enrayer

A

blokkeren vastlopen

31
Q

blokkeren vastlopen

A

s’enrayer

32
Q

éteindre

A

uitdoven, uitblussen, uitdoen (ook fig)

33
Q

néanmoins

A

(desal)niettemin

34
Q

se précipiter

A

zich storten, zich haasten, (zich) versnellen

35
Q

précipité (bn)

A

haastig, snel, overijld, overhaast; steil, loodrecht

36
Q

précipité (zn)

A

neerslag, bezinksel

37
Q

déconseiller

A

afraden, ontraden

38
Q

(desal)niettemin

A

néanmoins

39
Q

zich storten, zich haasten, (zich) versnellen

A

se précipiter

40
Q

haastig, snel, overijld, overhaast; steil, loodrecht

A

précipité (bn)

41
Q

neerslag, bezinksel

A

précipité (zn)

42
Q

afraden, ontraden

A

déconseiller