page 15, 16 Flashcards
1
Q
sangloter
A
snikken huilen wenen weeklagen
2
Q
enfant gâté
A
verwend kind
3
Q
cartouche
A
(inkt/schiet) patroon vulling cartridge
4
Q
pourtant
A
echter toch evenwel
5
Q
le couloir
A
gang baan rijstrook corridor dal
6
Q
les bruits de couloir
A
officieuze geruchten
7
Q
faire couloir
A
lobbyen om een gunst verzoeken
8
Q
le témoignage
A
getuigenis bewijs teken blijk
9
Q
en témoignage de
A
als blijk van
10
Q
le témoignage de soutien
A
steunbetuiging
11
Q
moindre
A
minder gering lager
12
Q
la puissance
A
macht gezag invloed; vermogen kunnen aanleg; kracht capaciteit; mogendheid staat
13
Q
s’ébattre
A
spelen, stoeien, dartelen, ravotten, zich vermaken
14
Q
le menton
A
kin
15
Q
lorsque
A
toen, als, op het moment dat; terwijl