fevrier 2021 Flashcards
1
Q
la kyrielle
A
rits, reeks, sliert, ris(t), heleboel, serie
2
Q
s’envoler
A
weg/uitvliegen, opstijgen, wegwaaien, plotseling verdwijnen, heengaan (sterven)
3
Q
désormais
A
voortaan
4
Q
farouche
A
(mensen)schuw wild, ongetemd; barbaars, onbesuisd, wreed
5
Q
guetter
A
bespieden, beloeren, af/opwachten
6
Q
fébrile
A
koortsachtig, zenuwachtig
7
Q
bavarder
A
babbelen, praten, kletsen; zijn mond voorbij praten
8
Q
songer
A
denken, nadenken; mijmeren
9
Q
étourdi
A
onbezonnen, verstrooid
10
Q
au dépourvu
A
onverwacht, onverhoeds
11
Q
tandis que
A
terwijl daarentegen
12
Q
effroyable
A
verschrikkelijk, afgrijselijk, ontzettend
13
Q
rits, reeks, sliert, ris(t), heleboel, serie
A
la kyrielle
14
Q
weg/uitvliegen, opstijgen, wegwaaien, plotseling verdwijnen, heengaan (sterven)
A
s’envoler
15
Q
voortaan
A
désormais
