pagina 42 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

le chiffonier

A

voddenraper, lompenhandelaar; ladekast, commode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

le sortilège

A

tovermiddel, toverkunst, betovering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

débauché

A

liederlijk, ontuchtig, losbandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

débaucher

A

van zijn werk houden, afleiden; tot staking aanzetten; ontslaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

furtif

A

steels, heimelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

puntig, kort en bondig

A

succis, succinct, avec concision

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

snedig, gevat

A

sagace, avec sagacité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

spits

A

pointu, en pointe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stekend, prikkend, stekelig

A

aigu, tranchant, incisif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

piquants

A

puntige uitsteeksels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

se battre comme des chiffoniers

A

kijven als een viswijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

à l’aveuglette

A

op de tast, blindelings; op goed geluk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

atteindre

A

met moeite behalen, bereiken, verkrijgen, verwerven Engels: to attain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

atteindre à un but

A

een doel bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

atteindre son paroxysme

A

orgasme bereiken, klaarkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

le paroxysme

A

paroxisme, hoogste graad, toppunt, hoogtepunt, hoogste punt, orgasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

atteindre à la perfection

A

volmaaktheid bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

convoiter

A

begeren, ambiëren, najagen, sterk verlangen naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

la demeure

A

huis woning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

dernière demeure

A

laatste rustplaats, graf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

à demeure

A

voorgoed, permanent, vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

guetter

A

bespieden, beloeren; met ongeduld afwachten/uitkijken naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

basculer

A

kantelen, omslaan, omvallen, veranderen (ook figuurlijk)

24
Q

couler

A

stromen, vloeien, lekken, lopen (neus)

25
Q

la cuisse

A

bovenbeen, dij

26
Q

ingrat

A

ondankbaar, onvruchtbaar, moeilijk, lelijk, onbevallig

27
Q

âge ingrat

A

puberteit

28
Q

osé

A

gewaagd, gedurfd

29
Q

voddenraper, lompenhandelaar; ladekast, commode

A

le chiffonier

30
Q

tovermiddel, toverkunst, betovering

A

le sortilège

31
Q

liederlijk, ontuchtig, losbandig

A

débauché

32
Q

van zijn werk houden, afleiden; tot staking aanzetten; ontslaan

A

débaucher

33
Q

steels, heimelijk

A

furtif

34
Q

succis, succinct, avec concision

A

puntig, kort en bondig, beknopt

35
Q

sagace, avec sagacité

A

snedig, gevat

36
Q

pointu, en pointe

A

spits

37
Q

aigu, tranchant, incisif

A

stekend, prikkend, stekelig

38
Q

puntige uitsteeksels

A

piquants

39
Q

kijven als een viswijf

A

se battre comme des chiffoniers

40
Q

op de tast, blindelings; op goed geluk

A

à l’aveuglette

41
Q

met moeite behalen, bereiken, verkrijgen, verwerven Engels

A

atteindre

42
Q

een doel bereiken

A

atteindre à un but

43
Q

orgasme bereiken, klaarkomen

A

atteindre son paroxysme

44
Q

paroxisme, hoogste graad, toppunt, hoogtepunt, hoogste punt, orgasme

A

le paroxysme

45
Q

volmaaktheid bereiken

A

atteindre à la perfection

46
Q

begeren, ambiëren, najagen, sterk verlangen naar

A

convoiter

47
Q

huis woning

A

la demeure

48
Q

laatste rustplaats, graf

A

dernière demeure

49
Q

voorgoed, permanent, vast (vast als een huis)

A

à demeure

50
Q

bespieden, beloeren; met ongeduld afwachten/uitkijken naar

A

guetter

51
Q

kantelen, omslaan, omvallen, veranderen (ook figuurlijk)

A

basculer

52
Q

stromen, vloeien, lekken, lopen (neus)

A

couler

53
Q

bovenbeen, dij

A

la cuisse

54
Q

ondankbaar, onvruchtbaar, moeilijk, lelijk, onbevallig

A

ingrat

55
Q

puberteit

A

âge ingrat

56
Q

gewaagd, gedurfd

A

osé