page 32, 34 Flashcards
personnage encombrant
lastpost, lastpak, lastig mens
le toussotement
het gekuch
ralentir
vertragen, matigen, afremmen, temperen
la pénombre
halfdonker, halfduister, schaduw
rester dans la pénombre
op de achtergrond blijven
la cabane
hut, gebouwtje, krot; nor, bajes
la cabine
hokje, cabine, cel; hut, kooi (schip); bestuurdersruimte
écossais
Schots, met schotse ruit
inavouable
beschamend, schandelijk
tandis que
terwijl, daarentegen
le poignet
de pols; de manchet, boord
baisser
neerlaten, naar beneden laten, laten zakken; zachter zetten
le matelas
matras; dikke laag, bescherming
le mamelon
de tepel, uier; bult, heuvel, ronde knobbel
une motte imberbe (argot)
onbehaarde venusheuvel