page 4 speaking test Flashcards

1
Q

Chen verkoopt bloemen. Ze doet dat

A

op de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Daniël heeft pijn aan zijn kies. Hij gaat naar

A

de tandarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Daniëlle gaat studeren. Ze pakt haar

A

computer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dany heeft hoofdpijn. Ze wil

A

naar huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dave lust geen koffie. Hij drinkt liever

A

thee

- lust - want

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

David en Maria rijden naar de stad. Ze zoeken…

A

naar een computer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

David heeft een boot. Hij gebruikt de boot om te

A

varen

varen - (saling without sail)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De baas van Patrick is boos. Patrick vindt dat…

A

niet goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De dokter praat met Sofia. De dokter geeft Sofia…

A

medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De klas is leeg. Iedereen is …

A

naar huis

leeg - empty

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De les begint om 11 uur. Hetty gaat…

A

Naar school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De les is afgelopen. We willen nu…

A

koffie drinken
een kopje koffie drinken
afgelopen - past - finished

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De man belt in de auto. Dat is…

A

gevaarlijk

gevaarlijk - dangerous

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De stoel is kapot. Jaimy gaat de stoel…

A

repareren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De trein is vol. Hanna moet…

A

staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De zoon van Samira gaat naar school. Samira vindt dat…

A

leuk (belanrijk)

17
Q

Debra zit op school. Ze maakt veel…

A

vrienden