page 12 and 13 Flashcards

1
Q

Simon bouwt een huis. Het huis wordt..

A

mooi

Bouwen=build

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Simon wil leraar worden. Hij moet veel…

A

studeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Simone leest graag een krant. Ze koopt hem…

A

elke dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sita geeft taart aan haar opa. Hij vindt dat…

A

lekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sjaak werkt in een fabriek. Daar werkt hij…

A

veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sonia zit in de bus. Ze gaat naar…

A

haar werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sonya houdt van muziek. Ze luistert…

A

naar rock muiziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sophia houdt van rijst. Ze kookt dat…

A

elke dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sophie is vaak in het bos. Ze kijkt graag naar…

A

bomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sou eet graag maïs. Ze eet maïs meestal met…

A

kaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Souad koopt bananen op de markt. Ze koopt ook…

A

aadbeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stanley wil een groter huis. Hij wil ook…

A

een tuin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stefan belt met zijn zus. Zijn zus is…

A

in een andere land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stefana vindt wandelen leuk. Ze doet dat…

A

elke dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stephan moet sporten van de dokter. Hij gaat…

A

elke dag naar het park

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Steven is in het ziekenhuis. Hij gaat morgen…

A

naar huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sven komt uit het ziekenhuis. Hij is…

A

beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sylvia is kapper. Ze moet vandaag veel…

A

haren knippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Tamal moet remmen. Hij ziet een…

A

auto

20
Q

Tanya is bakker. Ze verkoopt…

A

brood

21
Q

Tara wil een motor kopen. Een motor is…

A

gevaarjlijk

22
Q

Tara zoekt werk. Ze kijkt in…

A

de krant

23
Q

Tariq eet alleen. Hij vindt dat…

A

saai

24
Q

Tess eet veel fruit. Fruit is…

A

gezond

25
Q

Thirza wil later in het ziekenhuis werken. Ze moet eerst…

A

douchen (studeren)

26
Q

Thomas ligt in het ziekenhuis. Hij vindt dat…

A

saai

27
Q

Tim is jarig. Zijn zus geeft hem een…

A

broek

28
Q

Tirza koopt een nieuw bed. Ze koopt ook…

A

een tafel

29
Q

Tony eet brood. Hij eet het brood met…

A

kaas

30
Q

Tuan zit op school. Hij heeft volgende week…

A

een toets

31
Q

Veel mensen praten in de les. Nena vindt dat…

A

niet leuk

32
Q

Vera doet suiker in haar thee. Haar thee wordt zo…

A

zoet

33
Q

Victor heeft een nieuw huis. Hij gaat morgen…

A

verhuizen

34
Q

Wayan drinkt koffie met zijn buurman. Hij vindt dat…

A

leuk

35
Q

We gaan mijn broer ophalen. Hij heeft geen…

A

auto

36
Q

Wij willen wat leuks doen. We gaan…

A

naar het park

37
Q

Wil je mijn huis zien? Ik woon hier…

A

in den bosch

38
Q

Wil jij op mijn kinderen passen? Ik ga vanavond…

A

naar de bioscoop

39
Q

William neemt een drankje. Dat helpt tegen…

A

slapeloosheid

40
Q

Xuan is in de supermarkt. Ze wil…

A

bodschapen doen

41
Q

Yaira werkt bij een apotheek. Ze werkt daar…

A

acht uur per dag

42
Q

Younes heeft veel vrienden. Hij gaat vaak met ze naar…

A

de bioscoop

43
Q

Yun eet ‘s ochtends niet veel. Ze eet dan alleen…

A

een appel

44
Q

Zarina moet de vis eerst schoonmaken. Daarna gaat ze hem…

A

koken

45
Q

Zina kookt met veel kruiden. Zo wordt haar eten…

A

lekker

46
Q

Zola maakt het huis schoon. Ze doet dat..

A

elke zondag