Overig 2 Flashcards

1
Q

Cerebovasculair Accident - stroke

A

halfzijdige verlamming = hemiplegie
TIA = Transcient ISchemic Attack

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fasen die kinderen ondergaan, wanneer gescheiden van ouders

A

protest/wanhoop/losmaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lekenverwijssysteem

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voornaamste Copings Mechanisme Terminale Fase van Ziekte

A

Ontkenning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mortaliteit = sterftecijfers (mbt bepaalde aandoening/aandoeningen/ziektes)

A

Morbiditeit = afwijkingen van gezondheid
Prevalentie = totaal aantal gevallen van een ziekte op een bepaalde tijd
Incidentie = Het aantal nieuwe gevallen van een bepaalde aandoening in een gegeven tijd is van die aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spijsverteringsstelsel

A

Galblaas mondt via de galbuis uit in het duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

GAS General Adaptation Syndrome

A

Alarm reaction (fight/flight) - stage of reaction - stage of exhaustion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reinforcement

A

bekrachtiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met behulp van een polygraaf kan men

A

stressreacties meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stel, iemand vindt in een onderzoek een relatie tussen sociale steun en lichamelijke gezondheid die onafhankelijk is van hoeveel stress iemand meemaakt.
Zo’n bevinding vormt steun voor de

A

direct-effect hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt chronisch ongemak genoemd dat niet samenhangt met kwaadaardigheid, maar wel altijd aanwezig is in variërende intensiteit?

A

hardnekkige pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De transactionele stresstheorie stelt dat stress het gevolg is van

A

een discrepantie tussen eigen ingeschatte kwaliteiten en waargenomen eisen van de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In het boek wordt ingegaan op de vraag of alle stressoren dezelfde fysiologische reacties veroorzaken.
Welk van de onderstaande beweringen is juist?

A

Er is nog debat over de vraag of fysiologische stressreacties algemeen of specifiek zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij het vrijen geen condooms gebruiken omdat men zich niet in staat voelt om condoomgebruik aan de partner voor te stellen wijst op

A

een lage eigen-effectiviteit (self-efficacy).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De set-point-theorie geeft een verklaring voor hoe erfelijke aanleg het lichaamsgewicht beïnvloedt.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De patroontheorie stelt dat er geen afzonderlijk systeem is voor het waarnemen van pijn.

A
17
Q

Acute pijn heeft tegenwoordig minder vaak ‘overlevingswaarde’ dan in vroeger tijden.

A
18
Q

Welke uitspraak is juist volgens de ‘bufferhypothese’ van sociale steun?

A

De gunstige effecten van sociale steun zijn pas merkbaar als je aan stressoren blootstaat.

19
Q

Welke begrippen zijn onderdeel van de definitie van coping zoals in het tekstboek gegeven?

A

waargenomen discrepantie, omgevingseisen, eigen capaciteiten

20
Q

Wat is een belangrijk doel van biofeedbackinterventies voor chronisch zieken?

A

inzicht krijgen in lichamelijke veranderingen

21
Q

NIET JUIST!! Een voeding met een hoog gehalte aan onverzadigd vet vergroot de kans op hart- en vaatziekten.

A
22
Q

Uit onderzoek naar medische compliance (adherence) blijkt dat

A

artsen compliance overschatten.

23
Q
A