Huiswerk Flashcards

1
Q

secundaire appraisal van stress

A

het inschatten van eigen mogelijkheden om met de situatie om te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

1e fase GAS (General Adaptation Syndrome)

A

verhoging bloedspiegelwaarde door adrenaline, noradrenaline en cortisol

stressbronnen:
* individu gerelateerd
* familie gerelateerd
* maatschappij gerelateerd

polygraaf = stressreacties meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

iemand vindt in een onderzoek een relatie tussen social steun en lichamelijke gezondheid

A

welke onafhankelijk is van hoeveel stress iemand meemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Direct-Effect hypothese

A

Indirecte route tussen stress en ziekte houdt in dat het proces gaat via gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Biofeedback

A

stress reductie techniek, gebaseerd op operante conditionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indirecte determinant

A

invloed van determinanten loopt via andere variabelen (biopsychosociaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sarafino & Smith - 3 vormen van preventie

A

1) primaire preventie = voorkomen ziekten/gezondheidsproblemen
2) secundaire preventie = vroegtijdig ontdekken
3) tertiaire preventie = optimaal leren omgaan met ziekten/gezondheidsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sarafino & Smith - 3 soorten health behavior

A

1) well-behavior
2) symptom-based behavior
3) sick-role behavior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beredeneerd Gedrag Model (Theory of Reasoned Action)

A

de belangrijkste determinant van bepaald gedrag is de intentie/motivatie dat specifieke gedrag uit te voeren

de intentie wordt bepaald door 3 primaire determinanten:
1) attitude (afweging voor/nadelen van het gedrag)

2) subjectieve normen (subjective norms; wat men denkt dat anderen verwachten)

3) verwachte gedragscontrole (perceived behavioral control; in hoeverre men het gedrag denkt uit te voeren)

De “daadwerkelijke gedragscontrole” is de belangrijkste uitbreiding van het model Theorie van Gepland Gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verschil ASE en Beredeneerd Gedrag Model

A

ASE heeft sociale invloeden i.p.v. subjectieve normen
3 soorten:
1) subjectieve normen
2) sociale steun/sociale druk (directe invloed)
3) modelling

ASE = Self-Efficacy ipv Behavioral Control
ASE - meet relevante beliefs

Beredeneerd Gedrag Model - meet relevante beliefs + evaluatie van dat belief

Bandura’s Social Cognitive Theory + Theory of Reasoned Action = ASE

in Social Cognitive Theory wordt “intentie” verklaard door 3 soorten determinanten
1) afweging voor-en nadelen
2) sociale invloeden (modelling)
3) inschatting eigen kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 tekortkomingen Health Belief Model

A

1) nadruk op de ervaren dreiging als determinant
2) niet passend verklaren gewoonte gedrag
3) gebrek aan duidelijkheid hoe goed de factoren in het model gemeten kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Belangrijkste verschil protectie motivatie theorie en health belief model

A

inschatten eigen vaardigheden op gedrag (beter uitgewerkt in protectie motivatie theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stages of Changes

A

= Construct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociaal-Cognitieve Gedragsverkaringsmodellen

A
  • deze modellen benadrukken de rol van persoonlijke determinanten van gedrag (bv cognities over voordelen van het gedrag en steun van anderen om het gedrag te vertonen)
  • deze modellen horen in de 1e fase van de interventiecyclus: diagnosefase
    1) probleemanalyse
    2) gedragsanalyse
    3) determinantenanalyse (modellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij verslaving is er sprake van fysieke én psychologische afhankelijkheid van een product

A

Fysieke afhankelijkheid:
1) tolerantie
2) ontwenning

-bij psychologische afhankelijkheid hoeft men niet ook fysiek afhankelijk te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sarafine & Smith noemen 6 factoren bij verslavingsproces:

A

1) reinforcement
2) voorkomen ontwenningsverschijnselen
3) cues
4) persoonlijkheid
5) verwachtingen
6) genetische factoren

17
Q

programma’s/strategieën ter voorkoming overmatig gebruik

A

health promotion & education programs en Family Involvement Approaches

18
Q

Helpen met stoppen

A

belangrijkste psychologische technieken = verhogen self-efficacy, motiverende gespreksvoering, cognitieve gedragsmethoden

19
Q

4 belangrijke cognitieve gedragsmethoden

A

1) veranderen van persoonlijkheid en cognities
2) stressmanagement
3) positieve bekrachtiging
4) cue exposure

20
Q

4 oorzaken relapse

A

1) ontwenningsverschijnselen
2) ontevredenheid over uitwerking van niet meer gebruiken
3) niet bekwaam voelen clean te blijven
4) minimaliseren risico’s

21
Q

Preventieterugval - relapsee-preventiemethode Marlatt &Gordon

A

kern is zelfmanagement (herkennen risico situaties + aanleren coping strategieën)

22
Q

Roken = dichotoom (je rookt wel/niet. wel roken = slecht)

A

voeding is niet dichotoom

23
Q

Belangrijkste voedingsstoffen (5 groepen)

A

1) koolhydraten (verbindingen van 1 of meer suikermoleculen, belangrijkste bron van energie, moeilijk op te slaan)

2) vetten (lipids; onbeperkt opslaan, obv de chemische constructie van vetmoleculen verdeeld in verzadigde en onverzadigde vetten)
- verzadigd = dierlijk = vergroot kans op hart en vaatziekten

3) proteins (belangrijke bouwstof, ketens aminozuren)

4) vitamines (wateroplosbaar BC en vetoplosbaar ADEK)

5) mineralen
6) vezels

tekort A - verminder gezichtsvermogen
tekort D - broze botten
tekort ijzer - bloedarmoede

teveel verzadigd vet = verhoogde kans hart & vaatziekten, verhoogde bloeddruk, overgewicht, bepaalde vormen van kanker, type II diabetes Mellitus

24
Q

Set-Point-Theory

A

stelt dat elk lichaam een set (aanleg) gewicht heeft, dat het lichaam probeert te behouden

25
Q

voor mensen onder de 45 jaar

A

is ongevallen belangrijkste doodsoorzaak

26
Q

Motiverende Gespreksvoering

A

een gidsende, doelgerichte stijl van communicatie waarbij de ander centraal staat en je vanuit samenwerking de Eigen intrinsieke MOtivatie voor verandering (van gedrag) uitdaagt en versterkt

Expertise/Acceptatie/Evocatie/Compassie

Basistechnieken Motiverende Gedragsvoering:
- open vragen stellen
- reflectief luisteren (teruggeven wat je hoort of ziet)
- bevestigen & ondersteunen
- samenvatting geven

27
Q

Community-Project (community-wide-intervention)

A

toegepast op gezondheidspsychologie is een gezondheidsbevorderende interventie waarbij men door een mix van methoden een hele gemeenschap tracht te bereiken

28
Q

Periodieke borstkankerscreening

A

= secundaire preventie