Nederlands thema 5 Flashcards

1
Q

war is een howw en een huww en wat voor ww zijn ze

A

een howw: dit ww duidt de actie van eenzin aan
een huww: als een zin meer ww heeeft de zijn dit huww en we gebruiken deze om aan te duiden wanneer of hoe de actie plaatsvind
ze zijn soorten ww
(zie vb in het boek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke vormen van een ww heb je + leg uit

A
  • de persoonsvorm (pv): is een vervoegd ww een pv kan is tt en vt en een pv heeft steeds een onderwerp
  • imperatief (IMP): een bevelende zin heet geen onderwerp dus staat het ww in een bevelende vorm
  • voltooid deelwoord (vd): vind je meestal bij een huww die ZIJ, HEBBEN of WORDEN is
  • infinitief( inf): is de noemvorm van het ww
    (zie vb in het boek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de vt van onregelmatige ww

A

de pv van sommige ww veranderen in de vt van klank
voor deze onregelmatige ww zijn er GEEN regels je moets ze van buiten kennen
(zie vb in het boek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de vt van regelmatige ww

A

de pv van regelmatige ww in vt = stam+uitgang+te(n)/de(n)
- te(n) als:
pv van regelmatige ww in vd krijgt de uitgang te(n) als de derde laatste medeklinker in het T’ eX SCHoFSCHiP zit
- de(n) als
pv van regelmatige ww in vd krijgt de uitgang te(n) als de derde laatste medeklinker NIET in het T’ eX SCHoFSCHiP zit

(zie vb in het boek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

je hebt 6 mogelijke tekstdoel, de zender wilt de ontvanger…

A
  • informeren: hij geeft uitleg hoe iets werkt
  • overtuigen: maakt duidelijk dat zijn mening het besten is
  • activeren: hij zet aan tot actie zorgt er voor dat de ontvanger iets gaan doen
  • ontroeren: hij roept bij de ontvanger de emoties op (bij, boos, …)
  • amuseren: hij vermaakt ons, geeft een leuke dag
  • instructies geven: zegt hoe het moeten gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly