natuurwetenschappen thema 3 Flashcards

1
Q

lichaamsbouw is aangepast aan hun leefomgeving amfibieën

A

leven in het water en op land ademen met longen en huid naakte huid bedekt met slijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zijn er vliegende zoogdieren en zoja de welke en wat zijn de aanpassingen

A

vleermuizen dunne vlieghuid tussen de vingers lange vingers lichte beenderen lange hielen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

huidbedekking en aanpassing aan de manier van voortbeweging van de amfibieën

A

huidbedekking: naakt, slijm voortbeweging: kikker, achterpoten gespierd, extra lange voet en zwemvliezen op het land springen salamander : staart, geen zwemvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dekharen

A

lange haren die over het hele lichaam voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn gewervelde dieren

A

dieren met een wervelkolom of ruggengraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe staan de haren van een konijn ingeplant en waarom

A

schuin verhinderen dat vocht en aarde op de huid doordringen beschermen tegen verwondingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

alle gewervelde dieren hebben volgende lichaamsdelen gemeen

A

kop, romp, ledematen, staart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

steunen op hun tenen, kunnen sneller lopen dan de zoolgangers tenen voorzien van eeltkussens en klauwen

A

teengangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het verschil tussen zomer en wintervacht

A

de wintervacht bevat meer wolharen ook de keur van de dekharen veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

huidbedekking en aanpassing aan de manier van voortbeweging van de vissen

A

huidbedekking: schubben, slijm voortbeweging: gestroomlijnd lichaam, voortbewegen met hun vinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn teentopgangers

A

zetten enkel de teentop op de grond deze is verstevigd door een dikke hoornlaag, de hoef ze hebben ook vaak lange poten kunnen snel lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe passen zoogdieren zich aan aan het leven in het water

A

vinvormige poten (aanwezigheid van botten of beenderen!) om een zo groot mogelijk oppervlak te vormen zodat ze het water beter wegduwen naakte huid - geen weerstand bij het zwemmen dikke onderhuidse vetlaag - lichaamstemperatuur op peil houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn teengangers

A

steunen op hun tenen, kunnen sneller lopen dan de zoolgangers tenen voorzien van eeltkussens en klauwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

steunen op de voetzool waardoor ze niet snel wegzakken in zachte bodem

A

zoolgangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

huidbedekking en aanpassing aan de manier van voortbeweging van de zoogdieren

A

huidbedekking: haren voortbeweging: gestroomlijnd lichaam, voorpoten (steunen en graven) en achterpoten (springpoten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

schutkleur

A

kleur van de vacht

17
Q

Hoe passen zoogdieren zich aan om te overleven op het land

A

huidbedekking (beschermen tegen koude, schutkleur, oriënteren) goed ontwikkelde zintuigen (vijand of prooi opsporen) voortbeweging (zoolganger, teenganger, topteenganger)

18
Q

Hoe noem je de haren tussen de dekharen

A

wolharen

19
Q

wat zijn zoolgangers

A

steunen op de voetzool waardoor ze niet snel wegzakken in zachte bodem

20
Q

waarom houden vleermuizen een winterslaap

A

dan is er geen voedsel (insecten) hun dunne onbehaarde vlieghuid zou de lichaamstemperatuur snel doen dalen

21
Q

Hoe passen de gewervelde dieren zich aan aan het leven op het land

A

amfibiën : naakte huid bedekt met slijm tegen uitdrogen vogels: stevige looppoten en weinig ontwikkelde vleugels vissen: schubben en schilden van hoornstof beschermen tegen verwondingen tijdens het kruipen reptielen: poten staan zijwaarts op de romp (kruipdieren) amfibieën: lange gespierde achterpoten

22
Q

wat zijn snorharen

A

langste haren op de snuit gebruikt voor zich te oriënteren in het donder

23
Q

lichaamsbouw is aangepast aan hun leefomgeving vogels

A

leven in het water en op land en in de lucht ademen met longen huid bedekt met veren kunnen meestal vliegen bezitten zwempoten

24
Q

kleur van de vacht van een konijn noemen we de

A

schutkleur

25
Q

huidbedekking en aanpassing aan de manier van voortbeweging van de reptielen

A

huidbedekking: schubben en schilden van hoornstof voortbeweging: poten staan zijwaarts, kruipen

26
Q

wat is de functie van wolharen

A

beschermen het lichaam tegen koude tussen deze haren en de huid wordt een isolatielaagje gevormd waardoor het een constante lichaamstemperatuur heeft ze zijn ook geschikt om de naakte jongen warm te houden in het nest ze worden uitgetrokken door het vrouwtjeskonijn deze functie noemt nestbekleding

27
Q

wat is ruien

A

wisselen van zomen naar wintervacht en omgekeerd

28
Q

bespreek de zintuigen van een roofdier en prooidier

A

roofdier: ogen frontaal, goed dieptezicht prooidier: ogen zijdelings, groot gezichtsveld, klein dieptezicht oorschelpen: alleen bij zoogdieren vele gevallen beweeglijk reukorgaan: zoogdieren hebben een uitwendige neus bij prooidieren is de neus sterk ontwikkeld

29
Q

lichaamsbouw is aangepast aan hun leefomgeving reptielen

A

leven in het water en op land ademen met longen droge huid bedekt met schubben en schilden bewegen met hun buik over de grond - kruipdieren

30
Q

Hoe bewegen de zoogdieren zich voort op het land

A

zoolgangers teengangers teentopgangers

31
Q

hoe is een wervelkolom opgebouwd

A

uit kleine onregelmatige beenderen de wervels

32
Q

waarom hebben zoogdieren die zich voortbewegen in water een gestroomlijnd lichaam

A

om zo weinig mogelijk weerstand te ondervinden

33
Q

zetten enkel de teentop op de grond deze is verstevigd door een dikke hoornlaag, de hoef ze hebben ook vaak lange poten kunnen snel lopen

A

teentopgangers

34
Q

huidbedekking en aanpassing aan de manier van voortbeweging van de vogels

A

huidbedekking: veren voortbeweging: gestroomlijnd lichaam lichte beenderen voortbewegen met vleugels lange tenen met zwemvliezen

35
Q

lichaamsbouw is aangepast aan hun leefomgeving vissen

A

leven in het water ademen door kieuwen huid bedekt met schubben en slijm bewegen met vinnen