Ma - Farmacotherapie psychose Flashcards

1
Q

Met wat voor soort neuronen is de organisatie verstoord in de hippocampus bij schizofrenie?

A

Pyrimidale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de hypoglutamaat hypothese voor de oorzaak van schizofrenie? Leg uit. (4)

A

disbalans in dopamine systemen
Schizofrenie patiënten: verminderde NMDA receptor functie:
Hypoactief mesocorticale projectie (negatieve/cognitieve symptomen)
Hyperactief mesolimbische projecties (positieve symptomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de hersenveranderingen bij iemand met schizofrenie? (globaal) (2)

A

Corticale atrofie, grote ventrikels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bij welke ziekte horen de volgende symptomen bij iemand van 70+ met migrateiachtergrond, met perinatale complicaties, prenatale virusinfectie, afwijkende hersenontwikkeling, chronisch gebruik van drugs: Wanen (paranoïd), Hallucinaties (stemmen), Verstoorde gedachtengang (irrationele conclusies), Abnormaal gedrag (stereotiep, soms agressief), Sociale isolatie, Emotionele afvlakking, Anhedonie, Cognitieve problemen (aandacht, werkgeheugen), Angst en depressie (suïcide)

A

Psychose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als blokkade van dopamine D-2 receptoren door antipsychotica snel (uren) optreedt, hoe kan het dan dat een aantal therapeutische effecten zich veelal pas na dagen of weken volledig openbaren? (2) Leg uit.

A

Door neuroplasticiteit: het therapeutisch effect is het gevolg van langzaam optredende adaptieve veranderingen in dopaminerge zenuwcellen, die in gang worden gezet door het acute effect van antipsychotica
Door depolarisaite blokkade: blokkade van dopamine D-2 receptoren op cellichamen en zenuwuiteinden van dopamine neuronen verhoogt acuut de activiteit van dopamine neuronen. Dit wordt na verloop van tijd gevolg door een compensatoire remming van neuronale activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke pathway D2 blokkade hoort het volgende: amenorroe, importantie, verllies libido

A

Tuberoinfundibulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij welke pathway D2 blokkade hoort het volgende: parkinson achtig, tardieve dyskinesie

A

Nigrostriataal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke pathway D2 blokkade hoort het volgende: minder therapie gevoelig, soms verergerd

A

Mesocorticaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij welke pathway D2 blokkade hoort het volgende: wanen, hallucinaties, compulsief gedrag

A

Mesolimbisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mesolimbische neuronen zijn (minder/meer) gevoelig voor D2 blokkade

A

Meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij welke pathway hoort het volgende: fijne motoriek en intiiatie van beweging

A

Nigrostriataal pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij welke pathway hoort het volgende: emoties, geheugen, ervaren van plezier en beloning, euforische effecten van verslavende middelen, illusies en ahllucinaties

A

Mesolimbisch pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij welke pathway hoort het volgende: perceptie, cognitie en sociaal gedrag

A

Mesocorticaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke pathway hoort het volgende: remmen van prolactine afgifte

A

Tuberoinfundibulair pathway

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly