2020 1 Flashcards
Als huisarts schrijft u Mevrouw L. voor haar klachten paroxetine voor, 20mg, 1 maal daags. Na drie dagen belt mevrouw L. u. Ze vertelt dat de
klachten erger zijn geworden; er is een toename van onrust, slapeloosheid en misselijkheid. Ze trilt als een riet.
Welk farmacologisch werkingsmechanisme van paroxetine is voor deze klachten hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk?
A
serotonine receptor activatie
B
histamine receptor blokkade
C
muscarine receptor blokkade
D
noradrenaline receptor activatie
A
serotonine receptor activatie
Na het stoppen van een SSRI houden de (sub)therapeutische
effecten tijdelijk aan.
Welke farmacologische gebeurtenissen zijn hiervoor verantwoordelijk? (2)
hysterese en stapeling van SSRIs in de hersenen
Wat is op basis van Nederlands onderzoek aangetoond over personen met premorbide depressieve of angststoornissen in de COVID-19
periode?
Zij hadden:
A
meer angst voor COVID-19
B
minder angst voor COVID-19
C
meer klachten van hun depressie/angststoornis tijdens de pandemie
D
minder klachten van hun depressie/angststoornis tijdens de pandemie
A
meer angst voor COVID-19
Monoamine oxidase (MAO) remmers worden weinig voorgeschreven voor behandeling van depressie vanwege onder andere de kans op een
ernstige bijwerking bij het eten van veel chocola, blauwe kaas, Belgische bieren of gerookte vis.
Vanwege welke bijwerking is dit?
A
tremor
B
chronische slapeloosheid
C
hoge bloeddruk
D
Hepatotoxiciteit
C
hoge bloeddruk
Hoe groot is de kans dat deze man een impulscontrolestoornis (b.v. hyperseksualiteit, pathologisch gokken, etc) zal ontwikkelen bij dopaminerge medicatie bij young onset parkinson? >x
> 20%
Welke bewering over de ziekte van Alzheimer is ONJUIST?
A
Wanneer de ziekte op jongere leeftijd (<65 jaar) optreedt, is er vaker sprake van symptomen buiten het geheugendomein.
B
De belangrijkste risicofactor voor de ziekte van Alzheimer is leeftijd.
C
Pathologisch onderzoek bij de ziekte van Alzheimer brengt relatief vaak co-pathologie aan het licht.
D
De ziekte van Alzheimer is in 5% van de gevallen autosomaal dominant erfelijk.
D
De ziekte van Alzheimer is in 5% van de gevallen autosomaal dominant erfelijk.
Wat is het kernsymptoom van fronto-temporale dementie?
A
vroeg in het beloop hallucinaties
B
Parkinsonisme
C
stoornis in de sociale cognitie
D
Ontremming
C
stoornis in de sociale cognitie
Welke uitslag van aanvullende onderzoeken past NIET bij dementie met Lewy lichaampjes?
A
een vertraagd achtergrond patroon op het EEG
B
aanwijzingen voor een REM-slaapstoornis bij polysomnografie
C
een normale MRI-hersenen
D
temporaal hypometabolisme bij FDG-PET
D
temporaal hypometabolisme bij FDG-PET
Een 76-jarige vrouw met een bipolaire I stoornis is al jaren stabiel op lithium. Ze ervaart cognitieve klachten, met name op aandacht en
geheugen, die meer zijn gaan opvallen nadat haar man anderhalf jaar geleden overleed en ze vorig jaar vanwege een heupoperatie was
opgenomen in het ziekenhuis. Ze heeft nu meer moeite om afspraken te onthouden en zaken in het huishouden te regelen (dit deed haar man
voorheen grotendeels). Ze heeft weinig opleiding genoten, alleen lagere school, en is volstrekt digibeet. Sinds het overlijden van haar man is ze
sterk vereenzaamd. Hoewel ze succesvol gerevalideerd is na de heupoperatie, is haar conditie wel erg achteruitgegaan.
Welke stelling over diagnostiek of behandeling klopt bij deze vrouw?
A
Om pragmatische begeleiding te starten, is de oorzaak van haar cognitieve klachten niet belangrijk.
B
Met een cognitieve bedside screener kan goed onderscheid gemaakt worden tussen mogelijke oorzaken van haar cognitieve klachten.
C
De aard van haar geheugenklachten past bij normale veroudering.
D
Vanwege de stabiele stemming heeft lithium geen invloed op cognitieve functies.
B
Met een cognitieve bedside screener kan goed onderscheid gemaakt worden tussen mogelijke oorzaken van haar cognitieve klachten.
Een 54-jarige ex-marinier heeft klachten passend bij ernstige PTSS en veroorzaakt door zijn woede-uitbarstingen overlast in zijn buurt. Hij is in
staat en bereid om voor zijn trauma (-gerelateerde klachten) in behandeling te gaan.
Welke behandeling is op dit moment niet geïndiceerd?
A
beknopte eclectische psychotherapie
B
eye movement desensitization reprocessing (EMDR)
C
selectieve serotonine heropname remmer (SSRI)
D
prolonged exposure therapie
C
selectieve serotonine heropname remmer (SSRI)
Wat voor soort therapie is dit voor PTSS: psychoeducatie, gevolg door hervertellen trauma in detail, gevolgd door brief, gevolgd door richten van aandacht op de ingrijpende gebeurtenis en wat men ervan kan leren (betekenisgeving, gevolgd door afscheidsritueel
Beknopte eclectische psychotherapie (BEPP)
Een patiënte op de acute harthulp heeft pijn op de borst bij een bewezen zeldzame ritmestoornis en een instabiele angina pectoris. Hierbij heeft
ze pijnaanvallen die niet allemaal te objectiveren zijn. Ze heeft een keer een paniekaanval gehad.
Bij psychiatrisch onderzoek is ze niet overmatig angstig of bezorgd over haar klachten.
De AIOS cardiologie vraagt zich af of er sprake zou kunnen zijn van een somatisch-symptoomstoornis.
Is dit de meest waarschijnlijke diagnose en waarom?
A
Ja, want een deel van de pijnaanvallen is niet objectiveerbaar, dus er is een psychosomatische component.
B
Ja, want de eerder doorgemaakte paniekaanval maakt een psychiatrische oorzaak veel waarschijnlijker.
C
Nee, want er is mogelijk een andere verklaring voor de pijnaanvallen waarvoor nog meer diagnostiek nodig is.
D
Nee, want de aanwezigheid van een somatische aandoening is exclusiecriterium voor een somatisch-symptoom stoornis.
C
Nee, want er is mogelijk een andere verklaring voor de pijnaanvallen waarvoor nog meer diagnostiek nodig is.
Sem (8 jaar) heeft moeite om op school zijn aandacht bij de les te houden. Hij is al vooraan in de klas gezet met koptelefoon, maar hoort toch
alles wat achter hem gebeurt. Hij is ook overgevoelig voor andere geluiden. Als zijn moeder gaat stofzuigen, doet hij zijn handen voor zijn oren.
Hij raakt in paniek wanneer een klasgenoot op zijn plek gaat zitten. Dan gaat hij schreeuwend in een hoekje van de klas zitten wiegen.
Verjaardagen in de klas zijn een nachtmerrie voor hem. Ook dan heeft hij de neiging om op een afgelegen plek met zijn ogen dicht heen en weer
te wiebelen.
Welk hoofdkenmerk van autisme komt naar voren in deze casus?
A
sociale communicatie en interactie stoornis
B
prikkelverwerkingsproblemen
C
angst bij verstoorde routine
D
stereotiep gedrag
E
concentratiestoornis
F
agressief gedrag
D
stereotiep gedrag
70% van de kinderen reageert duidelijk gunstig op methylfenidaat. Juist/onjuist?
70% van de kinderen reageert duidelijk gunstig op methylfenidaat. Juist/onjuist?
Methylfenidaat is effectiever dan dexamfetamine. Juist/onjuist?
Onjuist