2021 1 Flashcards
De 42-jarige heer W. komt bij de huisarts met klachten van slecht slapen en piekeren in de afgelopen maanden en een sombere stemming in de
afgelopen week. Hij heeft zich al een paar dagen ziekgemeld. Hij kan nog wel genieten van kijken naar voetbalwedstrijden van zijn club Ajax.
Aanleiding lijkt een combinatie van factoren te zijn. Hij heeft recent een ruzie met zijn baas gehad naar aanleiding van een slechte beoordeling
en zijn moeder is 3 maanden geleden overleden. De huisarts constateert dat hij overspannen is.
Welke DSM5 classificatie zou een psychiater deze man hebben gegeven?
A burn-out
B depressieve episode
C aanpassingsstoornis
D surmenage
C aanpassingsstoornis
Angst gaat gepaard met gedachten aan toekomstig gevaar (piekeren), met angst en spierspanningsklachten en met vermijdingsgedrag. Juist/onjuist?
Juist
Vrees is een alarmreactie die optreedt op het moment dat (echt of vermeend) gevaar aanwezig is. Juist/onjuist?
Juist
Wat zijn de twee kernsymptomen van een manische episode?
C toegenomen activiteit en verhoogde stemming
Op welke van onderstaande aandoeningen geeft ADHD een verhoogde kans?
A hart- en vaatziekten
B dementie
C covid-19
D diabetes
E alle bovenstaande
E alle bovenstaande
Je bent psychiater en er komt een 40-jarige verpleegkundige op je spreekuur met naar eigen zeggen “burnout” klachten. Het blijkt al de 5e keer te
zijn dat het werk haar te veel wordt. Ze slaapt slecht en valt pas tegen 02:00 uur in de nacht in slaap. Bij navraag valt op dat ze moeite heeft met
concentreren, last heeft van prikkelbaarheid, een ‘vol hoofd’ heeft en zich niet goed kan ontspannen. Ze krijgt ‘de motor niet uit’ en gaat altijd
maar door.
Welke diagnose moet je naast ADHD in ieder geval verder onderzoeken?
A slaapstoornis
B depressie
C bipolaire stoornis
D borderline persoonlijkheidsstoornis
A slaapstoornis
Welke combinatie van onderstaande criteria zijn kenmerkend voor de borderline persoonlijkheidsstoornis?
A instabiele en intensieve persoonlijke relaties; eigenaardige overtuigingen of magische denkbeelden; identiteitsproblemen
B chronisch gevoel van leegte; instabiele en intense interpersoonlijke relaties; affectieve instabiliteit
C affectieve instabiliteit; onwil om persoonlijke risico’s te nemen of nieuwe activiteiten te ontplooien; inadequate intense woede
D verwoede pogingen om (feitelijke of vermeende) verlating te voorkomen; overmatige consciëntieusheid; recidiverende suïcidale
gedragingen of automutilatie
B chronisch gevoel van leegte; instabiele en intense interpersoonlijke relaties; affectieve instabiliteit
Kies het juiste antwoord:
Bij een angststoornis doe je in eerste instantie vooral onderzoek naar de cognitieve/affectieve/conatieve functies en bij een psychose naar de cognitieve/affectieve/conatieve functies.
Angstoornis: affectieve, psychose: cognitieve
CASUS: crisisdienst (2 vragen)
De crisisdienst komt op huisbezoek bij een 31-jarige man met de eerder gestelde diagnose schizofrenie. Zijn zus maakt zich ernstige zorgen,
omdat hij weer psychotisch lijkt te zijn. Bij binnenkomst staat de man in het midden van de kamer met zijn handen strak naast zijn lichaam. Hij
staart voor zich uit en wiegt langzaam heen en weer. Bij aanspreken maakt hij kort oogcontact, waarna hij weer starend voor zich uit kijkt.
Hoe wordt het beschreven fenomeen genoemd in het psychiatrisch onderzoek?
Stupor
Een 48-jarige man wordt opgenomen op de SEH na een verkeersongeluk. Hij mankeert lichamelijk niets, maar zegt geen gevoel in zijn handen te
hebben. Tot aan zijn polsen voelt hij niets in beide handen, aan zowel de ventrale als dorsale zijde.
Welke diagnose is het meest waarschijnlijk?
A nagebootste stoornis
B ziekteangststoornis
C conversiestoornis
D paniekstoornis
C conversiestoornis
Wat wordt hier beschreven: motorische of sensorische veranderingen die optreden, maar de veranderingen zijn onverenigbaar met reeds bekende neurologische of andere somatische aandoeningen
Conversiestoornis
Op de eerste hulp wordt een verwarde man binnengebracht. Bij lichamelijk onderzoek vallen naast verwardheid conjunctivale roodheid, droge
slijmvliezen (mond) en tachycardie op. De pupilreactie is normaal. De arts denkt aan een intoxicatie van een middel.
Welk middel is het MEEST waarschijnlijk de oorzaak van de intoxicatie?
A cannabis
B cocaïne
C ecstasy
D paddo’s
A cannabis
Een meisje met ondergewicht probeert zo min mogelijk te eten, omdat ze bang is om dik te worden. Af en toe heeft ze een eetbui die ze
compenseert door te braken.
Van welke diagnose is er waarschijnlijk sprake?
A anorexia van het restrictieve type
B anorexia van het purgerende type
C boulimia nervosa
D eetbuistoornis
B anorexia van het purgerende type
PTSS kan naast een angstrespons ook tot een dissociatieve reactie lijden.
Welke hersenactiviteit kenmerkt een dissociatief moment?
Tijdens een dissociatief moment is de: amygdala (verminderd/over)actief en PFC (verminderd/over)actief
Amygdala Verminderd, PFC overactief
Voor wat voor soort receptoren is esketamine een antagonist? Pre of postsynaptisch?
postsynaptische N-methyl-D-aspartate (NDMA) receptoren