2017 1 Flashcards
Peter werkt als vrijwilliger bij de brandweer. Drie weken geleden was hij betrokken bij een reddingsactie die maar net goed afliep. Hij raakte beklemd
tussen twee balken en kon dankzij een collega net op tijd wegkomen, voordat het gebouw deels instortte. Sindsdien heeft hij last van nachtmerries. Hij
droomt dat hij vast zit en levend verbrandt. Hij wordt schreeuwend wakker. Overdag is hij prikkelbaar en kan hij zich niet concentreren. Hij checkt overal
waar vluchtroutes zijn en gedraagt zich schichtig.
Diagnostisch is het meest waarschijnlijk dat hij lijdt aan:
een acute stressstoornis
een posttraumatische stressstoornis
een aanpassingsstoornis
een psychotische stoornis
een acute stressstoornis
Mevrouw A. heeft in haar leven verschillende traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Zowel in haar jeugd als ook later in relaties werd zij
geconfronteerd met seksueel geweld. Als gevolg daarvan ontwikkelde ze een zogenaamde ‘complexe PTSS’ en komt ze in aanmerking voor therapie.
Welke drie psychologische behandelvormen zijn bewezen effectief in het verminderen van haar PTSS-klachten?
EMDR
emotie regulatie training
exposure therapie
interpersoonlijke psychotherapie (IPT)
EMDR
emotie regulatie training
exposure therapie
In de DSM-5 zijn ten aanzien van de diagnose PTSS in de DSM-IV enkele kenmerken aangepast.
Welke drie onderstaande kenmerken zijn veranderd?
De duur van de klachten is bijgesteld naar ‘langer dan 6 weken’.
Er zijn extra symptomen toegevoegd.
Het valt niet meer onder de angststoornissen.
Je kunt een dissociatief subtype vaststellen.
Vermijding is geen verplicht criterium meer.
Er zijn extra symptomen toegevoegd.
Het valt niet meer onder de angststoornissen.
Je kunt een dissociatief subtype vaststellen.
De heer V. wordt vanwege ernstige psychotische verschijnselen enkele maanden behandeld met een antipsychoticum. Hij geeft aan dat hij steeds minder
zin heeft gekregen in seks en hij raakt minder opgewonden. Hij vraagt zich af of dit een bijwerking is van het middel, en of er middelen zijn die hier minder
effect op hebben. De behandelend arts vertelt hem dat dit inderdaad een bijwerking is van de medicatie en dat patiënten er bij sommige antipsychotica
meer last van hebben.
Wat kan de arts vertellen over de volgende middelen?
Plaats de middelen in rangorde van grote (1) naar kleine kans (3) op seksuele dysfunctie: arippiprazol, clozapine, risperidon
1 - risperidon, 2 - clozapine, 3 - aripiprazol
Tricyclische antidepressiva vormen een groep van klassieke antidepressiva. Zij verhogen de in de synapsspleet aanwezige hoeveelheid monoamine.
Via welk mechanisme vindt deze verhoging voornamelijk plaats?
Dit vindt plaats middels
remming van heropname in het presynaptisch neuron.
blokkade van presynaptische receptoren.
stimulering van de monoaminerge synthese.
remming van monoamine oxidase (MAO).
remming van heropname in het presynaptisch neuron.
Mirtazapine is een antidepressivum met een sterk antihistaminerge (H1), maar nagenoeg geen anticholinerge werking.
Welke bijwerking komt het meest voor bij mirtazapine?
gewichtstoename
jeuk
obstipatie
droge mond
Gewichtstoename
De psychiater besluit het atypische antipsychoticum olanzapine in een lage dosering voor te schrijven.
Waarom kiest de psychiater in deze situatie voor olanzapine en niet voor het goedkopere klassieke neurolepticum haloperidol?
Omdat olanzapine, in tegenstelling tot haloperidol, in therapeutische dosering
een zeer selectieve blokker is van dopamine-D2-receptoren.
blokkade van serotonine-5-HT2-receptoren en in mindere mate van dopamine-D2-receptoren veroorzaakt.
geen blokkade veroorzaakt van muscarine receptoren.
een zeer selectieve blokker is van serotonine-5-HT2-receptoren.
blokkade van serotonine-5-HT2-receptoren en in mindere mate van dopamine-D2-receptoren veroorzaakt.
Epidemiologisch onderzoek laat zien dat de kans dat je aan een middel verslaafd raakt sterk afhankelijk is van het soort middel.
Welk rangorde is correct voor onderstaande middelen, als de kans op verslaving afneemt van groot (1) naar klein (4): alcohol, cannabis, heroine, nicotine
1 - nicotine, 2 - heroine, 3 - alcohol, 4 - cannabis
De belonende effecten van alcohol kunnen worden verminderd door toediening van naloxon, een stof die de opiaatreceptor blokkeert.
De meest logische verklaring voor dit effect is dat
alcohol de afgifte van endogene opiaten stimuleert.
blokkade van de opiaat receptor de afbraak van alcohol stimuleert.
naloxon aan alcohol bindt en de werking verhindert.
alcohol direct aangrijpt op de opiaat receptor.
alcohol de afgifte van endogene opiaten stimuleert.
Een 61-jarige vrouw wordt opgenomen op de afdeling interne geneeskunde vanwege een urineweginfectie. Zij is bekend met een frontotemporale
dementie. Op de afdeling is zij ontremd, gedesoriënteerd in tijd en plaats, en onrustig. Zij maakt een ritmisch wiegende beweging waarbij zij steeds haar
oor en knie aantikt. De verpleegkundige vertelt dat de symptomen wisselen in de loop van de dag.
Welk klinisch gegeven levert de belangrijkste aanwijzing dat er, naast de dementie, ook sprake is van een delier?
de desoriëntatie
de ontremming
het fluctuerende beloop
de motorische stereotypieën
het fluctuerende beloop
In het coschap huisartsengeneeskunde gaat u op huisbezoek bij mw S., een vriendelijke 71-jarige vrouw met cognitieve stoornissen. Volgens het dossier
van de huisarts ontkent patiënte zelf enig geheugenverlies, maar volgens haar 40-jarige dochter bestaat er een snel uitbreidende vergeetachtigheid. De
notities van de huisarts vermelden voorts een helder bewustzijn, meestal normale aandacht, woordvindingsproblemen en perseveratie. U besluit een Mini
Mental State Examination af te nemen (MMSE).
Wat verwacht u ten aanzien van de MMSE score uitslag?
score ≥ 27 punten
score 19 - 24 punten
score ≤ 15 punten
score 19 - 24 punten
Het hersenvreessysteem is bij mensen met een angststoornis overactief en veroorzaakt te snel arousal klachten.
Door welk deel van het hersenvreessysteem worden deze arousal klachten veroorzaakt?
ventrale striatum
hippocampus
amygdala
hypothalamus
thalamus
Hersenstam
Hersenstam
De lifetime prevalentie van bipolaire stoornissen is
lager voor mannen dan voor vrouwen
hoger voor mannen dan voor vrouwen
gelijk voor mannen en vrouwen
gelijk voor mannen en vrouwen
Welke bevindingen uit lichamelijk of laboratoriumonderzoek worden regelmatig gecheckt bij een patiënt die wordt behandeld met lithium?
Lichamelijk onderzoek of labwaarden die informatie verschaffen over het functioneren van
schildklier en nieren
lever en bijnier
lever en bijschildklier
glucose en bloeddruk
schildklier en nieren
Bij het moduleren van “voorspellend coderen” in de cortex beïnvloeden monamines de
precisie van de voorspellingsfout
feed forward precisie
sterkte van de voorspelling
snelheid van de voorspelling feedback
precisie van de voorspellingsfout