2017 2 Flashcards
Plaats van meest naar minst waarschijnlijk: Depressie, ADHD, DIS, PTSS
Depressie, PTSS, ADHD, DIS
Peter werkt als vrijwilliger bij de brandweer. Zes weken geleden was hij betrokken bij een reddingsactie die maar net goed afliep. Hij raakte beklemd
tussen twee balken en kon dankzij een collega tijdig wegkomen, voordat het gebouw grotendeels instortte. Sindsdien heeft hij last van nachtmerries. Hij
droomt dat hij vast zit en levend verbrandt. Hij wordt schreeuwend wakker. Overdag is hij prikkelbaar en kan zich niet concentreren. Hij checkt overal waar
vluchtroutes zijn en gedraagt zich schichtig.
Wat is de eerste behandeloptie voor Peters klachten?
EMDR
een SSRI
slaapmedicatie
een nachtmerrietraining
EMDR
60% van de psychiatrische patiënten heeft een of meer persoonlijkheidsstoornis(sen) naast een andere psychiatrische stoornis.
Het hebben van een persoonlijkheidsstoornis leidt ertoe dat de behandeling van de psychiatrische stoornis
2x zo lang duurt.
2x zo kort duurt.
2x zo vaak wordt afgebroken.
2x zo lang duurt.
Op de polikliniek psychiatrie ziet u als co-assistent een vrouw van 47 jaar in opzichtige kledij en prachtige make-up die u charmant en sociaalvaardig
tegemoet treedt, alsof u bevriend met haar bent.
Welke drie stoornissen staan in de differentiaaldiagnose?
afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
histrionische persoonlijkheidsstoornis
narcistische persoonlijkheidsstoornis
persoonlijkheidsverandering door somatische aandoening
schizotypische persoonlijkheidsstoornis
afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
histrionische persoonlijkheidsstoornis
narcistische persoonlijkheidsstoornis
Schizofrenie kent genetische overlap met andere psychiatrische stoornissen.
Deze overlap is het grootst tussen schizofrenie en
ADHD
depressie
autisme
bipolaire stoornis
bipolaire stoornis
Kinderen met een verhoogd genetisch risico op antisociaal gedrag blijken door hun adoptieouders vaker blootgesteld te worden aan negatief
opvoedgedrag.
Van welk mechanisme is dit een voorbeeld?
passieve gen-omgeving correlatie
actieve gen-omgeving correlatie
gen-omgeving interactie
reactieve gen-omgeving correlatie
reactieve gen-omgeving correlatie
Waar is dit de definitie van:
Wanneer genetische factoren ertoe leiden dat het individu vaker in een bepaalde omgeving verkeert
een gen-omgevingcorrelatie
Wat zijn de types gen-omgevingcorrelatie?
Passieve gen-omgevingscorrelatie, reactieve gen-omgevingscorrelatie, actieve gen-omgevingscorrelatie
Waar is dit de definitie van:
Als de genen die ouders doorgeven aan hun kind samenhangen met de omgeving waarin het kind opgroeit
passieve gen-omgevingscorrelatie
Waar is dit de definitie van:
Kinderen met een bepaalde genetische make-up lokken een reactie uit waardoor ze vaker in een bepaalde omgeving verkeren
Reactieve gen-omgevingscorrelatie
Waar is dit een definitie van:
Wanneer iemand op basis van zijn genetische aanle zelf een bepaalde omgeving verkiest
Actieve gen-omgevingscorrelatie
Wat is een gen-omgevinginteractie?
Wanneer de expressie van genetische factoren afhangt van omgevingsfactoren of omgekeerd
De heer V. wordt vanwege ernstige psychotische verschijnselen reeds enkele maanden behandeld met een antipsychoticum. Hij heeft steeds minder zin
gekregen in seks en raakt minder opgewonden. Hij vraagt zich af of dit een bijwerking is van het middel. De behandelend arts vertelt hem dat deze
seksuele symptomen o.a. optreden door een verhoging van de prolactinespiegel.
Deze verhoging wordt veroorzaakt door
remming van de heropname van serotonine.
blokkade van serotonine 5HT2 receptoren.
remming van de heropname van dopamine.
blokkade van dopamine D2 receptoren.
blokkade van dopamine D2 receptoren.
De heer W., 68 jaar, wordt vanwege de ziekte van Parkinson behandeld met een combinatie van levodopa en carbidopa, waarop hij goed was ingesteld.
Sinds enkele weken reageert hij met ongecontroleerde bewegingen na inname van de medicatie, is onrustig, slaapt slecht en klaagt over allerlei beestjes
die ’s nachts onder zijn huid kruipen. De neuroloog komt tot de conclusie dat er bij de heer W. sprake is van psychotische symptomen als gevolg van de
behandeling. Na overleg met de psychiater, schrijft hij het atypische antipsychoticum olanzapine in een lage dosering voor. Twee dagen later belt de
echtgenote van de heer W. Zij is wat ongerust, want haar man heeft de nieuwe “pillen” wel trouw ingenomen, maar heeft nog steeds “last van beestjes”.
Welk besluit zal de neuroloog nemen naar aanleiding van deze informatie?
De neuroloog zal
doorgaan met olanzapine in dezelfde dosering.
een ander atypisch antipsychoticum voorschrijven.
een klassiek antipsychoticum voorschrijven.
de dosering van olanzapine verhogen.
doorgaan met olanzapine in dezelfde dosering.
Recent onderzoek laat zien dat een eenmalige toediening van ketamine leidt tot een snelle verlichting van depressieve symptomen.
Dit effect van ketamine berust naar alle waarschijnlijkheid op
blokkade van α2-receptoren
stimulatie van 5-HT afgifte
stimulatie van AMPA receptoren
blokkade van NMDA receptoren
blokkade van NMDA receptoren
Nieuw onderzoek naar de behandeling van PTSS maakt gebruik van het feit dat angstgeheugen nadat het is opgeroepen, gemanipuleerd en zelfs gewist
kan worden.
Welke twee type receptoren in de hersenen zijn hierbij betrokken?
NMDA en AMPA
β-adrenerge en GABA-A
GABA-A en NMDA
β-adrenerge en NMDA
β-adrenerge en NMDA
Bij gezonde vrijwilligers wordt het effect van methylfenidaat getest door de uitvoering van een Positron Emissie Tomografie (PET) hersenscan. Hierbij
wordt gebruik gemaakt van een radioligand dat bindt aan specifieke receptoren in het striatum.
Een zeer plezierig effect van methylfenidaat duidt in het striatum op een
hogere beschikbaarheid van dopamine receptoren.
lagere beschikbaarheid van dopamine receptoren.
hogere beschikbaarheid van serotonine receptoren.
lagere beschikbaarheid van serotonine receptoren.
lagere beschikbaarheid van dopamine receptoren.
Een 75-jarige vrouw, bekend met schizofrenie, wordt opgenomen op de afdeling algemene interne geneeskunde vanwege een exacerbatie COPD. Er is
sprake van koorts en benauwdheid en de infectieparameters zijn verhoogd. De verpleegkundige vertelt dat patiënte onrustig en motorisch hyperactief is.
Zij trekt infusen, lijnen en de zuurstofsonde uit, en is hierin niet te corrigeren. Bij onderzoek zie je een patiënte die in eerste instantie helder lijkt, maar
moeite heeft om haar aandacht vast te houden. Er zijn aanwijzingen voor visuele hallucinaties; zij volgt met haar ogen “dingen” op het plafond en
beschuldigt de verpleging haar te willen vergiftigen.
Welk symptoom in deze casus levert de belangrijkste aanwijzing dat er, naast de al langer bestaande aandoening schizofrenie, ook sprake is van een
delier?
onrust en motorische hyperactiviteit
visuele hallucinaties
achterdocht
gestoorde aandacht
gestoorde aandacht
De heer J. heeft een obsessief-compulsieve stoornis waardoor hij zeer langdurig zijn gasfornuis moet controleren of het goed is uitgezet. Hij doet mee aan
een wetenschappelijk onderzoek waarin men het effect van cognitieve gedragstherapie wil vergroten door D-cycloserine, een versterker of enhancer van
deze behandeling toe te voegen.
Aan welke behandeling voegt men D-cycloserine toe?
applied relaxation
cognitieve therapie
exposure in vivo
respons preventie
applied tension
exposure in vivo
Wat doet D-cycloserine? Wat voor soort medicatie is het?
Versterkt het effect van exposure therapie bij angststoornissen, is een partiele glutamaat agonist
Het hersenvreessysteem is bij mensen met een angststoornis overactief en veroorzaakt vermijdingsgedrag.
Welk deel van het hersenvreessysteem is specifiek geassocieerd met vermijdingsgedrag?
ventrale striatum
hippocampus
amygdala
thalamus
hypothalamus
hersenstam
ventrale striatum