2018 2 Flashcards
Hoe groot is de kans dat de diagnose ADHD in de volwassenheid verdwijnt?
20-30%
Bij een oppositionele-opstandige stoornis: is er in reactie op stress een (minder grote/grotere) stijging van de cortisolspiegel
Minder grote
Wat zijn de vier categorieën van kenmerken van de CD (normoverschrijdende gedragsstoornis)? (4)
Agressie gericht op mensen en dieren, vernieling van eigendommen, bedrog of diefstal, ernstige overtredingen van regels
Wat zijn 2 adviezen van de huisarts bij een probleem met slapen zonder stoornis bij iemand die melatonine neemt? (2)
Slaapdagboek bijhouden, staken van melatonine
Bij suïcidaliteit in de eerste lijn
A
blijkt de meerderheid van personen die door suïcide om het leven komt niet bekend te zijn bij de GGZ.
B
heeft de gemiddelde huisarts voldoende ervaring met suïcide.
A
blijkt de meerderheid van personen die door suïcide om het leven komt niet bekend te zijn bij de GGZ.
Iamotrigine geven bij bippolaire stoornis zorgt voor preventie van een (depressie/manie)
Depressie
Wat is de effectiviteit van lichttherapie bij seizoensgebonden depressie? x-x%
50-80%
Wat is de behandeling bij psychotherapie met exposure bij OCD?
Exposure met responspreventie
Waarvoor wordt competitive memory training (COMET) gebruikt?
Lage zelfwaarde
Via welk mechanisme oefent buspirone zijn werking uit in de hersenen?
partiële activatie van serotonine 5-HT1A receptoren
Welke drie redenen maken de validiteit van de diagnose schizofrenie discutabel?
A
Er zijn geen precieze criteria voor het vaststellen van de diagnose.
B
Uit empirisch onderzoek blijkt dat verschillende genetische en omgevingsfactoren van invloed zijn op het ontstaan van de ziekte.
C
Er is geen specifiek neurobiologisch mechanisme bekend dat de ziekte veroorzaakt.
D
Er is geen duidelijk onderscheid tussen verschillende aandoeningen binnen het psychosespectrum.
E
Er is wat betreft symptomen sprake van een vloeiende overgang met de normaliteit.
C
Er is geen specifiek neurobiologisch mechanisme bekend dat de ziekte veroorzaakt.
D
Er is geen duidelijk onderscheid tussen verschillende aandoeningen binnen het psychosespectrum.
E
Er is wat betreft symptomen sprake van een vloeiende overgang met de normaliteit.
Waar vandaan ontvangt de noradrenerge locus coeruleus zijn belangrijkste afferenten? (4)
prefrontale cortex, amygdala, hypothalamus en hersenstam
Waar vindt de serotonerge innervatie van de cerebrale cortex zijn oorsprong?
in de rostrale raphe nuclei
Welke vier van onderstaande symptomen wijzen op onttrekking van heroïne?
A
dysforie
B
spierpijn
C
nauwe pupillen
D
slaperigheid
E
loopneus
F
tranenvloed
G obstipatie
A
dysforie
B
spierpijn
E
loopneus
F
tranenvloed
Wat voor vorm van apraxie is het: ruimtelijk aspect van een handeling is verstoord
Constructieve apraxie
Wat voor vorm van apraxie is het: iemand kan niet goed tkeenen of eenvoudige figuren construeren
Constructieve apraxie
Wat voor vorm van apraxie is het: iemand weet neiut meet hoe die een activiteit moet uitvoeren, de volgorde is verloren gegaan of die houdt voorwerpen niet op de goede manier vast
Ideatoire apraxie
Wat voor vorm van apraxie is het: iemand weet waar een voorwerp voor bedoeld is maar weet niet meer welke bewegingen die erbij moet maken
Ideomotore apraxie
Wat voor vorm van apraxie is het: een stoornis in de mogelijkheid om bewegingen van de larynx, pharynx lippen, tong, en kaken bewust uit te voeren als gevolg van hersenletsel
Buccofaciale apraxie
Wat is het aangewezen beleid als er een aanzienlijke kans is op het ontwikkelen van een delier bij een opgenomen pati”ent? (3)
Herhalen LO en hetero-anamnese, systematische observatie middels de DOSS
Welk deel van het striatum is betrokken bij de ontwikkeling van apathie en impulscontrolestoornissen bij patiënten met M. Parkinson?
het ventrale striatum
Tijdens de behandeling van Parkinsonpatiënten met L-DOPA (in combinatie met een DOPA decarboxylaseremmer) kunnen psychotische
verschijnselen optreden.
Waarom heeft behandeling met clozapine de voorkeur boven behandeling met haloperidol?
Omdat clozapine:
A
een lagere affiniteit heeft voor dopamine D-2 receptoren
B
een selectieve 5-HT2 receptor antagonist is
C
in therapeutische doseringen minder D-2 receptoren bezet
D
selectief het mesolimbisch dopamine systeem onderdrukt
C
in therapeutische doseringen minder D-2 receptoren bezet