les 4. Oncologie Flashcards
kanker ontstaat door :
genetische veranderingen in lichaamscellen
chemopreventie=
= toediening v geneesmiddelen om ontwikkeling van kanker te remmen
- > beperkt schade van kankerverwekkende stoffen
- > gaan ontwikkeling v voorstadia tot kwaadaardige tumor tegen
risicofactoren kanker (10)
. roken
- voeding
- lichaamsbeweging
- alcohol
- zonlicht
- overgewicht
- ioniserende straling
- beroepsrisico
- geneesmiddelen
- milieu
virale veroorzaker baarmoederhalskanker =
HPV, Humilaan papillomavirus
virale veroorzaker nasofaryngeale kanker:
EBV, Epstein-Barr Virus
virale veroorzaker maagkanker =
H. Pylori
verschillende fases celding =
S-fase
M-fase
G1-fase
G2-fase
kanker=
= verstoring van evenwicht tussen celgroei & celdood
- > ongecontroleerde celdeling door mutaties in genen
- > ‘exponentiele groei’
gen=
deel vh DNA dat voor specifiek eiwit codeert
wat gebeurt er bij celdeling?
- > 2 DNA strengen ontwinden
- > basenparen gaan uit elkaar
- > worden weer aangevuld met losse DNA-bouwstenen tot dubbele strengen
genen verantwoordelijk voor celdeling (4)
- proto-oncogenen
- tumor-suppressorgenen (TSG)
- zelfmoordgenen
- DNA-reparatiegenen
functie proto-oncogenen =
stimuleren celgroei & celdeling (gaspedaal)
functie tumor-suppressorgenen =
remmen celgroei & celdeling (rempedaal)
functie zelfmoordgenen =
reguleren apoptose (=geprogrammeerde celdood)
functie DNA-reparatiegenen=
herstellen fouten
wat gebeurt er bij mutaties (2)
- ongeremde celdeling
2. geen herstel van fouten & geen apoptose
carcinogenese =
proces van ontwikkelen van kwaadaardige tumoren
hoeveel procent vd mutaties wordt erfelijk overgedragen?
5-10% (resterende percentage is gevolg van omgevingsfactoren en levensstijl!)
andere woord mutatie =
frameshift
neoplasie =
nieuwvorming v onafhankelijk groeiende tumor (dor mutatie in oncogenen/TSG)
kenmerken goedaardige neoplasie (6)=
- groeit traag
- is ingekapseld
- respecteert anatomische begrenzingen
- normale & goed gedifferentieerde cellen
- meestal niet dodelijk
- zelden recidief
kenmerken kwaadaarrdige neoplasie (6) =
- groeit sneller
- niet ingekapseld
- respecteert anatomische begrenzingen niet (infiltratie in weefsels en vaten)
- gestoorde celdifferentiatie (andere weefselstructuur)
- vaak nog algemene verschijnselen (anemie, zwakte, slechte eetlust, gewichtsverlies)
- onbehandeld –> altijd dodelijk!!
carcinoma in situ =
= voorstadium v e carcinoom
- > omliggende weefsels nog niet geinfiltreerd
- > als carcinoma in situ volledig verwijderd wordt is er geen risico op metastasen op afstand
metastasen =
uitzaaiingen
benigne tumoren =
= goedaardige tumoren (?meeste eindigen op -oom?)
poliep =
=tumor die uitsteekt boven oppervlaktelaag
-> meestal benigne
maligne tumoren =
= kwaadaardige tumoren
uit wat voor weefsel ontstaan carcinomen?
uit epitheelweefsel
uit wat voor weefsel ontstaan sarcomen?
uit steun-en bindweefsel
vz kliercellen =
adeno-