Leçon 25 Flashcards
La leçon de gymnastique
De turnles
A la radio
Op de radio
Essayer
Proberen
J’ai essayé
Ik heb geprobeerd
Particulièrement
Bijzonder
Amusant/gai
Leuk
Tu as raison
Je hebt gelijk
Tu as tort
Je hebt ongelijk
Quelque chose
iets
Le mouvement
De beweging
Contre
Tegen
Je respire
Ik haal adem
L’haleine/le souffle
De adem
Profond(ément)
Diep
Jusqu’à présent
Tot nu toe
Mettre/placer
Plaatsen
La jambe
Het been
Ecarter
Uit elkaar plaatsen
Lever
Heffen
Le bras
De arm
En avant
Voorwaarts
Tourner
Draaien
Le corps
Het lichaam
La main
De hand
La hanche
De heup
Pencher/courber
Buigen
(plus) vite
Vlug(ger)
J’ai le vertige/la tête qui tourne
Ik woord draaierig
… tu sais !
…, hoor!
Se reposer
Rusten
Un instant
Even
Alors, repose-toi un instant
Rust dan even!
Prêt
Klaar
Le sol
De grond
Doucement/calmement
Rustig
L’orteil
De teen
Toucher/atteindre
Raken
(Im)possible
(On)mogelijk
Cela fait mal
Het doet pijn
Un(e) tel(le)
zo’n…
(Im)patient
(On)geduldig
Dans quelques jours
Over een paar dagen
Le jeu d’enfant
Het kinderspel
Chaque
Ieder
Une petite demi-heure
Een half uurtje
Faire du sport
Aan sport doen
Surtout
Vooral
Le jardin
De tuin
Différent
Verschillend
La différence
Het verschil
Brûler
Branden
Stopper
Stoppen
La rivière
De rivier