L9 Flashcards
Wilsgebreken
Booy, koopman in kranen en draglines, biedt een 20-tons mobiele kraan te koop aan. Wisman komt de kraan bezichtigen en deelt mede een kraan nodig te hebben voor het lossen van schepen op verschillende plaatsen en dus een zelfrijdende kraan nodig heeft waarvoor een kentekenbewijs zal worden afgegeven. Verkoper Booy antwoordt dat voor de betreffende kraan zeker een kentekenbewijs zal worden afgegeven, omdat voor dergelijke kranen al eerder kentekenbewijzen zijn verstrekt. Hij noemt daarbij enkele namen van afnemers die voor zulke kranen een kentekenbewijs zouden hebben verkregen. Wisman koopt de kraan, doch een kentekenbewijs wordt hem geweigerd, onder meer omdat de kraan te breed en te zwaar is.
Hier is sprake van:
1. Het wilsgebrek dwaling
2. Het wilsgebrek bedrog
3. Het wilsgebrek bedreiging
4. Het wilsgebrek misbruik van omstandigheden
5. Geen antwoord is juist
- Het wilsgebrek dwaling
Malle is ondernemer in het zuiden des lands. Zijn onderneming staat er slecht voor en zijn financiële toestand is beroerd. Krediet bij de bank krijgt hij niet meer. Bevreesd voor een faillissement sluit hij met Kobbe, een gewiekst zakenman, een overeenkomst tot geldlening tegen absurd hoge rente. Kobbe weet in welke positie Malle zich bevindt en weet ook dat Malle geen krediet meer krijgt en dat deze, wil hij zijn bedrijf nog redden, geld nodig heeft. Malle wil de geldlening wel en uit zich ook dienovereenkomstig.
Hier is sprake van:
1. Het wilsgebrek dwaling
2. Het wilsgebrek bedrog
3. Het wilsgebrek bedreiging
4. Het wilsgebrek misbruik van omstandigheden
5. Geen antwoord is juist
- Het wilsgebrek misbruik van omstandigheden
Otto gaat bij garagehouder Piet naar binnen om een tweedehands auto te kopen. Otto moet er dagelijks lange afstanden mee rijden, zodat hij een tweedehands auto wil kopen die nog niet veel kilometers op de klok heeft staan. Piet biedt Otto een auto te koop aan van een bepaald merk. Die auto heeft volgens Piet 50.000 kilometer gereden. Piet weet echter dat de betreffende auto al 150.000 kilometer heeft gelopen, maar zegt dit niet omdat Otto de auto anders niet zal kopen. Otto koopt de door Piet aangeboden auto. Achteraf blijkt echter dat de auto veel meer dan 50.000 kilometer heeft gereden.
Hier is sprake van:
1. Het wilsgebrek dwaling
2. Het wilsgebrek bedrog
3. Het wilsgebrek bedreiging
4. Het wilsgebrek misbruik van omstandigheden
5. Geen antwoord is juist
- Het wilsgebrek bedrog
Fong Li heeft een Chinees-Indisch restaurant in Amsterdam. Op een dag wordt hij bezocht door een groepje krachtpatsers waarvan Romeo de aanvoerder is. Romeo stelt Fong Li voor met hem een overeenkomst te sluiten, inhoudende dat het restaurant van Fong Li door de krachtpatsers zal worden bewaakt tegen een ‘redelijke vergoeding’ per maand. Deze vergoeding is echter absurd hoog. Romeo voegt eraan toe dat hij, als Fong Li niet op het voorstel ingaat, het restaurant van Fong Li zal verbouwen met behulp van zijn krachtpatsers. Fong Li, die vreselijk is geschrokken van het dreigement (hij kent deze Romeo wel en weet dat deze alles uitvoert wat hij zegt), gaat op het voorstel in.
Hier is sprake van:
1. Het wilsgebrek dwaling
2. Het wilsgebrek bedrog
3. Het wilsgebrek bedreiging
4. Het wilsgebrek misbruik van omstandigheden
5. Geen antwoord is juist
- Het wilsgebrek bedreiging
Gon heeft een stuk bos geërfd van zijn oom, in welk bos volgens een stuk papier dat Gon na de dood van zijn oom in handen heeft gekregen, 10.000 bomen staan. Gon kan niet veel met het stuk bos beginnen, zodat hij besluit het bos te verkopen. Har meldt zich als gegadigde voor de koop en deelt Gon mede dat hij een stuk bos moet hebben waarin zeker 10.000 bomen staan, welke bomen hij verspreid over twee jaar wil kappen en welk kaphout hij in partijen van elk 5000 bomen aan Karel wil verkopen. Gon deelt Har mede dat in het stuk bos zeker 10.000 bomen staan. Hij laat het papier zien waarop het aantal bomen in het betreffende stuk bos is geschreven, waarop Har aan Gon mededeelt dat hij het stuk bos wil kopen. Achteraf blijkt dat in het door Gon aan Har verkochte stuk bos geen 10.000 bomen staan, maar slechts 8000, zodat Har niet aan de door Karel bij hem bestelde hoeveelheid hout komt. Zowel Gon als Har zijn van een onjuiste voorstelling van zaken uitgegaan; beiden verkeerden immers in de veronderstelling dat in het betreffende stuk bos 10.000 bomen stonden.
Is hier het wilsgebrek dwaling?
1. Ja, op basis van art. 6:228 lid 1 sub a BW.
2. Ja, op basis van art. 6:228 lid 1 sub b BW.
3. Ja, op basis van art. 6:228 lid 1 sub c BW.
4. Nee
- Ja, op basis van art. 6:228 lid 1 sub c BW.
Driessen huurt van Bredero’s bouwbedrijf een huis, in het huurcontract omschreven als ‘gelegen Croeselaan, hoek weg naar de Groenmarkt te Utrecht, om te worden gebruikt als café’. Het huis ligt in een toen vrijwel onbewoonde buurt, maar er is een besluit van de gemeenteraad van Utrecht, dat vlak bij de Croeselaan een groentemarkt zal worden gesitueerd, hetgeen meebrengt dat het grote verkeer langs het café zal worden geleid. Na de ondertekening van het huurcontract wordt dit raadsbesluit echter gewijzigd en wordt de markt geprojecteerd op een andere plaats, zodat de marktbezoekers het café niet zullen passeren. Driessen, voor wie het pand nu vrijwel waardeloos is geworden, betaalt de huur niet en vordert in rechte daartoe aangesproken, in reconventie nietigverklaring van de huur wegens dwaling.
Is er sprake van dwaling?
1. Ja, volgens art. 6:228 lid 1 sub a BW.
2. Ja, volgens art. 6:228 lid 1 sub b BW.
3. Ja, volgens art. 6:228 lid 1 sub c BW.
4. Nee, volgens art. 6:228 lid 2 BW.
- Nee, volgens art. 6:228 lid 2 BW.
==>
Rechtbank en Hof overwegen dat er sprake is van dwaling. De Hoge Raad denkt hier echter anders over. Hij overweegt: ‘dat, waar de dwaling (…) oplevert een gebrek in de toestemming van hem, die zich bij het aangaan van een overeenkomst verbonden heeft, zij uiteraard moet betreffen eigenschappen der zaak, die het onderwerp der overeenkomst uitmaakt, aanwezig ten tijde, dat die toestemming werd gegeven, niet verwachtingen omtrent eigenschappen, die de bedoelde zaak in de toekomst zal hebben en waarvoor iedere partij zelve het risico heeft te dragen; dat nu de door het Hof ten deze aangenomen dwaling in wezen hierop neerkomt, dat Driessen verwacht heeft dat het raadsbesluit, geldende tijdens het aangaan der huurovereenkomst, onveranderd zou blijven en dat hij zich in die verwachting heeft bedrogen.
M wil in het hartje van Amsterdam gaan wonen in een oud herenhuis. N wil een dergelijk herenhuis verkopen en biedt dit voor € 300.000 te koop aan M aan. N heeft een schrijven gekregen van de gemeente, waarin staat dat zijn herenhuis op de lijst staat van te slopen panden, daar het terrein waarop N’s huis staat als parkeerplaats dienst moet gaan doen. N maakt van dit schrijven echter bewust geen melding, daar M het herenhuis anders vast en zeker niet zou kopen en hij van M een betere prijs voor het huis kan krijgen dan de schadevergoeding die hij van de gemeente krijgt in geval van de sloop van zijn huis. M aanvaardt N’s aanbod tot de koop van het herenhuis voor € 300.000. M woont nog geen twee maanden in het van N gekochte huis of hij krijgt een brief van de gemeente, waarin wordt aangekondigd dat het huis binnen een half jaar gesloopt zal worden.
Hier is sprake van:
1. Het wilsgebrek dwaling
2. Het wilsgebrek bedrog
3. Het wilsgebrek bedreiging
4. Het wilsgebrek misbruik van omstandigheden
5. Geen antwoord is juist
- Het wilsgebrek bedrog
Q wil ergens in de binnenstad van Alkmaar een snackbar beginnen. R, een concurrent van Q, die zelf ook een snackbar heeft en die niet wil dat Q zich in zijn buurt gaat vestigen, deelt Q mede of, liever gezegd, dringt er bij Q op aan dat hij in de Jacobstraat een winkelpand moet zien te kopen, daar deze de nieuwe toegangsweg naar de nabijgelegen grote machinefabriek zal worden, hetgeen nog niet algemeen bekend is. R heeft hiermee opzettelijk gelogen om zo te voorkomen dat Q bij hem in de buurt komt te zitten. Toevalligerwijze biedt S zijn winkelpand in de Jacobstraat te koop aan (R wist dit, maar S weet niets van R) en Q koopt dit. Achteraf blijkt dat de Jacobstraat helemaal niet de nieuwe toegangsweg naar de machinefabriek wordt.
Kan Q beroep doen op een wilsgebrek?
1. Ja, dwaling
2. Ja, bedrog
3. Ja, misbruik van omstandigheden
5. Nee
- Nee
==> Ervan uitgaande dat S helemaal niets van het aandringen van R bij Q wist, moeten we stellen dat jegens S geen beroep op bedrog kan doen. De kunstgreep ging immers uit van een niet bij de koopovereenkomst betrokken derde, namelijk R, en de wederpartij van de bedrogene, S, wist daar niets van. Stel dat S wél wist dat R Q op deze wijze heeft bedrogen (S had er bijvoorbeeld ook belang bij dat hij zijn winkelpand zo snel mogelijk kwijt was), dan kan koper Q wel jegens S een beroep op bedrog doen.