L2 Flashcards

Een inleiding in het vermogensrecht

1
Q

Welk soort schakelbepaling is art. 3:15 BW?
1. Een schakelbepaling die slechts effect heeft binnen het vermogensrecht zelf
2. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
buiten het vermogensrecht
3. Concrete schakelbepaling

A
  1. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
    buiten het vermogensrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk soort schakelbepaling is art. 3:98 BW?
1. Een schakelbepaling die slechts effect heeft binnen het vermogensrecht zelf
2. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
buiten het vermogensrecht
3. Concrete schakelbepaling

A
  1. Concrete schakelbepaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk soort schakelbepaling is art. 6:4 BW?
1. Een schakelbepaling die slechts effect heeft binnen het vermogensrecht zelf
2. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
buiten het vermogensrecht
3. Concrete schakelbepaling

A
  1. Een schakelbepaling die slechts effect heeft binnen het vermogensrecht zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk soort schakelbepaling is art. 6:216 BW?
1. Een schakelbepaling die slechts effect heeft binnen het vermogensrecht zelf
2. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
buiten het vermogensrecht
3. Concrete schakelbepaling

A
  1. Een schakelbepaling die slechts effect heeft binnen het vermogensrecht zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk soort schakelbepaling is art. 3:59 BW?
1. Een schakelbepaling die slechts effect heeft binnen het vermogensrecht zelf
2. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
buiten het vermogensrecht
3. Concrete schakelbepaling

A
  1. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
    buiten het vermogensrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk soort schakelbepaling is art. 3:326 BW?
1. Een schakelbepaling die slechts effect heeft binnen het vermogensrecht zelf
2. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
buiten het vermogensrecht
3. Concrete schakelbepaling

A
  1. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
    buiten het vermogensrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk soort schakelbepaling is art. 5:104 BW?
1. Een schakelbepaling die slechts effect heeft binnen het vermogensrecht zelf
2. Een schakelbepaling die titels van Boek 3 van overeenkomstige toepassing verklaart
buiten het vermogensrecht
3. Concrete schakelbepaling

A
  1. Concrete schakelbepaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In artikel 1:114 e.v. zijn bepalingen opgenomen over huwelijkse voorwaarden. Deze bepalingen behoren tot het:
1. objectieve recht
2. subjectieve recht
3. passieve recht
4. meerdere antwoorden zijn mogelijk

A
  1. objectieve recht
    ==> #3 bestaat niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eric en Jantien maken voor het sluiten van hun huwelijk huwelijkse voorwaarden, op basis van de in artikel 1:114 e.v. BW opgenomen bepalingen over huwelijkse voorwaarden.
Eric en Jantien maken gebruik van een…
1. objectief recht
2. subjectief recht
3. passief recht
4. meerdere antwoorden zijn mogelijk

A
  1. subjectief recht
    ==> Eric en Jantien maken hier gebruik van een hun door het objectieve recht verleende
    bevoegdheid.
    ==> #3 bestaat niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In artikel 3:201 e.v. zijn bepalingen opgenomen over het vruchtgebruik.
Clara heeft een recht van vruchtgebruik op het huis van haar broer Oscar.
Clara heeft een
1. subjectief recht van vruchtgebruik.
2. objectief recht van vruchtgebruik.
3. passief recht van vruchtgebruik.
4. meerdere antwoorden zijn mogelijk.

A
  1. subjectief recht van vruchtgebruik.
    ==> Clara heeft een aan het objectieve recht ontleend recht ofwel Clara heeft een subjectief recht van vruchtgebruik.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het sluiten van een koopovereenkomst is een…
1. bloot rechtsfeit
2. geval van feitelijk handelen
3. niet-rechtsfeit
4. rechtsfeit

A
  1. rechtsfeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De afspraak gemaakt tussen enkele vaders en
moeders van kleuters die in dezelfde buurt wonen en die naar dezelfde
basisschool gaan, om de kleuters om de beurt naar, respectievelijk van
school te brengen en te halen, is een…
1. bloot rechtsfeit
2. geval van feitelijk handelen
3. niet-rechtsfeit
4. rechtsfeit

A
  1. niet-rechtsfeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een persoon bereikt de achttienjarige leeftijd.
Dit is een voorbeeld van een…:
1. bloot rechtsfeit
2. geval van feitelijk handelen
3. niet-rechtsfeit
4. handeling van rechtssubjecten

A
  1. bloot rechtsfeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De geboorte van een kind is een voorbeeld van een…:
1. bloot rechtsfeit
2. geval van feitelijk handelen
3. niet-rechtsfeit
4. handeling van rechtssubjecten

A
  1. bloot rechtsfeit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een schenking is …
1. feitelijk handelen
2. een rechtshandeling
3. een eenzijdige overeenkomst
4. een meerzijdige rechtshandeling

A
  1. een rechtshandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Miets, rijdend in haar auto, verleent geen voorrang aan Anton, die met zijn auto van rechts komt, wat een aanrijding tot gevolg heeft, waardoor Antons auto zwaar beschadigd wordt.
Hier is sprake van…
1. feitelijk handelen
2. een rechtshandeling
3. een eenzijdige overeenkomst
4. een meerzijdige rechtshandeling

A
  1. feitelijk handelen
    ==>
    Aan het feit dat Miets, rijdend in haar auto, geen voorrang verleent aan Anton, die met zijn auto van rechts komt, wat een aanrijding tot gevolg heeft, waardoor Antons auto zwaar beschadigd wordt, verbindt ons recht het gevolg dat Miets gehouden is de door haar aan Anton veroorzaakte schade te vergoeden. Miets handelt onrechtmatig jegens Anton. De vergoeding van de schade is niet door Miets met haar handelen beoogd. (Zelfs al zou iemand die onrechtmatig handelt in bepaalde uitzonderlijke gevallen wel het rechtsgevolg van schadeplichtigheid − het gehouden zijn tot vergoeding van de door de ander geleden schade − beoogd hebben, dan nog is er sprake van een feitelijk handelen en niet van een rechtshandeling. Bij een onrechtmatige daad laat ons recht immers de bedoeling van de pleger van de onrechtmatige daad buiten beschouwing; oftewel, of de pleger van de onrechtmatige daad het gevolg nu wel of niet heeft beoogd is niet relevant voor het intreden van het rechtsgevolg, namelijk het ontstaan van de schadevergoedingsverbintenis.
17
Q

De opzegging door een werknemer van de arbeidsovereenkomst die hij heeft gesloten met zijn werkgever is een voorbeeld van:
1. feitelijk handelen
2. een eenzijdige niet-gerichte rechtshandelingen
3. een eenzijdige overeenkomst
4. een eenzijdige gerichte rechtshandelingen

A
  1. een eenzijdige gerichte rechtshandelingen
18
Q

Het maken van een testament is een voorbeeld van:
1. feitelijk handelen
2. een eenzijdige niet-gerichte rechtshandelingen
3. een eenzijdige overeenkomst
4. een eenzijdige gerichte rechtshandelingen

A
  1. een eenzijdige niet-gerichte rechtshandelingen
19
Q

Een besluit in een Algemene vergadering van Aandeelhouders is een voorbeeld van:
1. een eenzijdige niet-gerichte rechtshandelingen
2. een eenzijdige gerichte rechtshandelingen
3. een wederkerige overeenkomst
4. een andere meerzijdige overeenkomst

A
  1. een andere meerzijdige overeenkomst
20
Q

Een schenkingsovereenkomst is een voorbeeld van:
1. een eenzijdige overeenkomst
2. een eenzijdige gerichte rechtshandelingen
3. een wederkerige overeenkomst
4. een andere meerzijdige overeenkomst

A
  1. eenzijdige overeenkomst
21
Q

Een schenkingsovereenkomst is een voorbeeld van:
1. een meerzijdige rechtshandeling
2. een eenzijdige gerichte rechtshandelingen
3. een wederkerige overeenkomst
4. een andere meerzijdige overeenkomst

A
  1. een meerzijdige rechtshandeling
    ==> Een meerzijdige rechtshandeling van het type: Eenzijdige overeenkomsten
22
Q

Een huurovereenkomst is een voorbeeld van:
1. een eenzijdige overeenkomst
2. een eenzijdige gerichte rechtshandelingen
3. een wederkerige overeenkomst
4. een andere meerzijdige overeenkomst

A
  1. een wederkerige overeenkomst
23
Q

Een huurovereenkomst is een voorbeeld van:
1. een eenzijdige overeenkomst
2. een eenzijdige gerichte rechtshandelingen
3. een meerzijdige rechtshandeling
4. een andere meerzijdige overeenkomst

A
  1. een meerzijdige rechtshandeling
    ==>
    Een meerzijdige rechtshandeling van het type wederkerige overeenkomst
24
Q

Bas verkoopt en draagt zijn huis in eigendom over aan Iris. Iris is daarmee eigenaar
geworden van het huis. Het eigendomsrecht van het huis is een…
1. vermogensrecht in subjectieve zin
2. vermogensrecht in objectieve zin
3. geen antwoord is juist

A
  1. vermogensrecht in subjectieve zin
    ==> Bas verkoopt en draagt zijn huis in eigendom over aan Iris. Iris is daarmee eigenaar geworden van het huis. Het eigendomsrecht van het huis is een vermogensrecht in subjectieve zin, door Iris ontleend aan artikel 5:1 e.v.
25
Q

Brechje veroorzaakt een verkeersongeval waarbij de fiets van Paul is beschadigd. Paul
kan van Brechje schadevergoeding vorderen. Het recht op schadevergoeding dat aan
Paul toekomt, is een…
1. vermogensrecht in objectieve zin
2. vermogensrecht in subjectieve zin
3. geen antwoord is juist

A
  1. vermogensrecht in subjectieve zin==>
    Brechje veroorzaakt een verkeersongeval waarbij de fiets van Paul is beschadigd. Paul
    kan van Brechje schadevergoeding vorderen. Het recht op schadevergoeding dat aan
    Paul toekomt, is een vermogensrecht in subjectieve zin, ontleend aan de regeling
    neergelegd in artikel 6:162 e.v.
26
Q

Een eenzijdige overeenkomsten is…
1. feitelijk handelen
2. een eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling
3. een eenzijdige gerichte rechtshandeling
4. een meerzijdige rechtshandeling

A
  1. een meerzijdige rechtshandeling
    ==>
    Meerzijdige rechtshandeling kan onderverdeeld worden in:
    * (Obligatoire) overeenkomst, van twee soorten:
    o Eenzijdige overeenkomsten, zoals de schenkingsovereenkomst
    o Wederkerige overeenkomsten, zoals de koop-, huur- en arbeidsovereenkomst.
    * Andere meerzijdige overeenkomsten
    o Voorbeeld: een besluit in een Algemene vergadering van Aandeelhouders.
27
Q

Welke definitie van het begrip ‘vermogen’ hebben wordt in deze cursus gebruikt?
1. De som van de aan iemand toekomende rechten, waarbij de schulden als aftrekpost in aanmerking komen.
2. Het geheel van aan een persoon toekomende, op geld waardeerbare rechten. De aan een persoon toekomende, op geld waardeerbare plichten worden alsdan buiten beschouwing gelaten.
3. Het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten.
4. Geen van deze antwoorden is juist.

A
  1. Het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten.
28
Q

Bas verkoopt en draagt zijn huis in eigendom over aan Iris. Iris is daarmee eigenaar geworden van het huis. Het eigendomsrecht van het huis is een vermogensrecht in… (vul in) zin, door Iris ontleend aan art. 5:1 BW.
1. objectieve
2. subjectieve
3. materiële
4. formele

A
  1. subjectieve
    ==> Subjectief vermogensrecht: een aan een bepaald persoon toekomend vermogensrecht is, dat hij aan het objectieve recht ontleent.
29
Q

… (vul in) is het geheel van vermogensrechtelijke regels die betrekking hebben op de op geld waardeerbare rechten en plichten.

  1. Objectief vermogensrecht
  2. Subjectief vermogensrecht
A
  1. Objectief vermogensrecht
30
Q

… (vul in) is een aan een bepaald persoon toekomend vermogensrecht is, dat hij aan het… (vul in) recht ontleent.
1. Objectief vermogensrecht… dwingende
2. Subjectief vermogensrecht… regelende
3. Objectief vermogensrecht… subjectieve
4. Subjectief vermogensrecht… objectieve

A
  1. Subjectief vermogensrecht… objectieve
31
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het burenrecht is geregeld in titel 4 van Boek 5. Hier is sprake van (een) objectief recht.
2. Alfons heeft een vuistpandrecht op de kostbare postzegelverzameling van Merel (art. 3:236). Hier is sprake van (een) subjectief recht.
3. Veerle is eigenaar van een vakantiebungalow op de Veluwe (art. 5:1). Hier is sprake van (een) subjectief recht.
4. Het vervoer van personen is geregeld in Boek 8. Hier is sprake van (een) objectief recht.
5. De voornaam van Karels buurvrouw is Virginie. Hier is sprake van (een) objectief recht.

A
  1. De voornaam van Karels buurvrouw is Virginie. Hier is sprake van (een) objectief recht.
    ==> subjectief
32
Q

Geef aan of de hieronder vermelde rechten vermogensrechten zijn.
1. Het eigendomsrecht (art. 5:1 BW)
2. Het recht van een ouder om het ouderlijke gezag over zijn kinderen uit te oefenen (art. 1:251 BW)
3. Het recht dat een koper heeft op levering van de gekochte zaak door de verkoper (art 7:9 BW)
4. Het recht van de eigenaar van een erf om dat erf af te sluiten (art. 5:48 BW)
Mogelijke antwoorden:
a. 1, 3
b. 1,2, 4
c. 1, 3, 4
d. 1, 2, 3, 4

A

c. 1, 3, 4

33
Q

Geef aan of in de hieronder vermelde gevallen sprake is van een objectief vermogensrecht of een subjectief vermogensrecht.
a. Het recht van erfpacht is geregeld in titel 7 van Boek 5.
b. Anna heeft een recht van opstal op de grond van Claire (art. 5:101 BW)
c. Het aan de verkoper van een roerende zaak niet-registergoed onder bepaalde voorwaarden toekomende recht van reclame is geregeld in afdeling 8 van Boek 7.
Mogelijke antwoorden:
1. objectief, subjectief, subjectief
2. subjectief, objectief, objectief
3. objectief, subjectief, objectief
4. objectief, objectief, objectief

A
  1. objectief, subjectief, objectief
34
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het eigendomsrecht is een vermogensrecht, geregeld in Boek 5 artikel 1 e.v.
2. Rechten die voortvloeien uit een koopovereenkomst zijn vermogensrechten, geregeld in Boek 7 artikel 1 e.v.
3. Het recht op de naam is een vermogensrecht, geregeld in Boek 1 art. 4 e.v.
4. Het auteursrecht is een vermogensrecht, geregeld in de Auteurswet.

A
  1. Het recht op de naam is een vermogensrecht, geregeld in Boek 1 art. 4 e.v.
    ==> Geen vermogensrecht
35
Q

Is het wilsgebrek dwaling (art. 6:228 BW) van toepassing op andere rechtsbetrekkingen dan overeenkomsten?
1. Ja, het is van toepassing op alle rechtshandelingen
2. Ja, het is van toepassing op andere meerzijdige rechtshandelingen
3. Nee, het is alleen van toepassing op overeenkomsten.
4. Nee, het is alleen van toepassing op overeenkomsten en huwelijk.

A
  1. Ja, het is van toepassing op andere meerzijdige rechtshandelingen
    ==> Het wilsgebrek dwaling wordt geregeld in Boek 6 artikel 228. Dit betekent dat deze bepaling is geschreven voor overeenkomsten. Echter bepaalt artikel 6:216, dat het geschrevene in afdeling 1 en de volgende vijf afdelingen van Boek 6, ook van toepassing is op de andere meerzijdige rechtshandelingen, tenzij de aard van de rechtshandeling zich daartegen verzet. Art. 6:216 is een voorbeeld van een schakelbepaling.
    Geconcludeerd kan dan ook worden dat dwaling ook van toepassing kan zijn op andere meerzijdige rechtshandelingen.
36
Q

In welke betekenis wordt het woord ‘vermogen’ in de volgende context gebruikt:
Of aan persoon X een bijstandsuitkering wordt toegekend, is afhankelijk van het vermogen van X.
Mogelijke antwoorden:
1. Het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten
2. De som van de aan iemand toekomende rechten, waarbij de schulden als aftrekpost in aanmerking komen.
3. Het geheel van aan een persoon toekomende, op geld waardeerbare rechten. De aan een persoon toekomende, op geld waardeerbare plichten worden alsdan buiten beschouwing gelaten.
4. 2 en 3

A
  1. De som van de aan iemand toekomende rechten, waarbij de schulden als aftrekpost in aanmerking komen.
37
Q

Welke van de onderstaande beweringen over de indeling van het burgerlijk recht (privaatrecht) is juist?
1. Het overeenkomstenrecht is een onderdeel van het goederenrecht.
2. Het goederenrecht is een onderdeel van het verbintenissenrecht.
3. Het verbintenissenrecht is een onderdeel van het vermogensrecht.
4. Het vermogensrecht is een onderdeel van het goederenrecht.

A
  1. Het verbintenissenrecht is een onderdeel van het vermogensrecht.
38
Q

Art. 1:1, eerste lid BW luidt: “Allen die zich in Nederland bevinden, zijn vrij en bevoegd tot het genot van de burgerlijke rechten”.
In het licht van dit wetsartikel kan “het zich in Nederland bevinden” gekwalificeerd worden als
(a) een feitelijke handeling met rechtsgevolg.
(b) een eenzijdige rechtshandeling.
(c) een meerzijdige rechtshandeling.
(d) een bloot rechtsfeit.

A

(d) een bloot rechtsfeit.
==> Een bloot rechtsfeit is een feit waarbij het rechtsgevolg intreedt, zonder dat daarvoor enig actief handelen nodig is. Aan eenieder die zich in Nederland bevindt (een bloot rechtsfeit), verbindt art.1:1, eerste lid BW het rechtgevolg dat zij vrij en bevoegd zijn tot het genot van de burgerlijke rechten.
De alternatieven a, b en c zijn alle onjuist omdat bij dit type gebeurtenissen, voor het intreden van een rechtsgevolg wel een handeling van een rechtssubject nodig is.

39
Q

Art. 6:162, tweede lid, BW luidt:
Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht (I) en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht (II) in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.

In welke betekenis worden de sub I en sub II aangeduide woorden ‘recht’ gebezigd?
1. sub I: objectief recht - sub II: objectief recht
2. sub I: objectief recht - sub II: subjectief recht
3. sub I: subjectief recht - sub II: objectief recht
4. sub I: subjectief recht - sub II: subjectief recht

A
  1. sub I: subjectief recht - sub II: objectief recht
    ==>
    Een subjectief recht is een bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan het objectieve recht ontleent. Het objectieve recht is het geheel van geldende rechtsregels die in een bepaalde samenleving gelden. Als we het hebben over het objectieve recht, dan hebben we het dus altijd over een verzameling rechtsregels.
    In het sub II genoemde geval hebben we het over een verzameling van (ongeschreven) rechtsregels, dus over het objectieve recht.
    In het sub I genoemde geval hebben we het over een subjectief recht, Het woordje recht verwijst hier naar een concreet aan een bepaald individu toebehorend recht, waarop men geen inbreuk mag maken, dus naar een subjectief recht. Anders gezegd: men heeft niet de bevoegdheid inbreuken te maken op andermans (subjectieve) rechten. Die (subjectieve) rechten ontlenen rechtssubjecten aan het objectieve recht.