L6 Flashcards
het tot stand komen van een rechtshandelingen, waaronder het tot stand komen van een overeenkomst
Dirk heeft zijn tent door middel van een brief in bruikleen aangeboden aan Erik voor de weken dat Erik op vakantie wil gaan. Erik ontvangt de brief op 2 april 2021 en stuurt op 3 april 2021 een brief terug aan Dirk dat hij het aanbod aanvaardt. Op 4 april 2021 valt Eriks brief bij Dirk in de brievenbus. Dirk is echter 3 april 2021 op vakantie gegaan voor zes weken en niemand geregeld die voor de post zorgt.
Is op 4 april 2021 een overeenkomst ontstaan?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==>
Dat de verklaring van Erik Dirk niet bereikt komt voor rekening van Dirk.
Zie paragraaf 6.2 Het tot stand komen van een rechtshandeling: het tweede vereiste: een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (Oorzaken wanneer de verklaring de ontvanger niet tijdig of niet bereikt, voor de ontvanger zijn rekening komen)
Frans is directeur van een transportbedrijf. Hij heeft zijn buurman Guus mondeling aangeboden dat hij voor €15 per dag een busje kan huren tijdens de verhuizing en vraagt Guus schriftelijk te reageren. Guus verstuurt de brief op 7 juni 2021 naar Frans dat hij het aanbod aanvaardt. Op 9 juni 2021 wordt de brief door de postbode aan de portier van het transportbedrijf afgegeven. De portier vergeet de brief aan Frans te geven. De brief heeft Frans niet bereikt.
Is er op 9 juni 2021 een overeenkomt ontstaan?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==> Zie paragraaf 6.2 Het tot stand komen van een rechtshandeling: het tweede vereiste: een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (Oorzaken wanneer de verklaring de ontvanger niet tijdig of niet bereikt, voor de ontvanger zijn rekening komen)
Heinz wil zijn postzegelverzameling verkopen. Hij biedt haar aan Karl aan door middel van een brief. Karl ontvangt de brief en stuurt meteen terug dat hij het aanbod wil aannemen. Op 10 september 2020 valt Karls brief met de aanvaarding van het aanbod bij Heinz in de brievenbus. Heinz is op 8 september na een auto-ongeluk met ernstige verwondingen opgenomen in het ziekenhuis. Hij heeft niemand gevraagd om zijn post naar het ziekenhuis te brengen. De brief heeft Heinz nooit bereikt.
Is er op 10 september 2020 een overeenkomt ontstaan?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==> De brief heeft Heinz nooit bereikt, komt voor Heinz zijn rekening en op 10 september 2020 is er tussen Karl en Heinz een koopovereenkomst ontstaan inhoudende de postzegelverzameling.
==> Zie paragraaf 6.2 Het tot stand komen van een rechtshandeling: het tweede vereiste: een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (Oorzaken wanneer de verklaring de ontvanger niet tijdig of niet bereikt, voor de ontvanger zijn rekening komen)
Heinz wil zijn postzegelverzameling verkopen. Hij biedt haar aan Karl aan door middel van een brief. Karl ontvangt de brief en stuurt meteen terug dat hij het aanbod wil aannemen. Op 10 september 2020 valt Karls brief met de aanvaarding van het aanbod bij Heinz in de brievenbus. Heinz is op 8 september na een auto-ongeluk met ernstige verwondingen opgenomen in het ziekenhuis. Hij heeft niemand gevraagd om zijn post naar het ziekenhuis te brengen. Karl heeft er weet van dat Heinz na een autoongeluk in het ziekenhuis is beland voordat hij de brief, inhoudende de aanvaarding van Heinz’ aanbod, verstuurt.
Is er op 10 september 2020 een overeenkomt ontstaan?
1. Ja
2. Nee
- Nee
==> In dit geval dient Karl er echter rekening mee te houden dat het een tijd kan duren eer Heinz de brief leest, daar Karl bekend is met het feit dat Heinz in een ziekenhuis verblijft. In casu kan dus niet gezegd worden dat sprake is van een omstandigheid die voor rekening van Heinz komt.
==> Zie paragraaf 6.2 Het tot stand komen van een rechtshandeling: het tweede vereiste: een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (Oorzaken wanneer de verklaring de ontvanger niet tijdig of niet bereikt, voor de ontvanger zijn rekening komen)
Is er sprake van een juridisch aanbod in deze gevallen?
A. ‘Te koop aangeboden antieke klok, te vragen bij Kaspers, Amstelstraat 5, na 18.00u.’
B. ‘Te koop aangeboden Friesche antieke staande klok uit het jaar 1884, voor een prijs van € 4000, te vragen bij Kaspers, Amstelstraat 5, na 18.00u.’
Mogelijke antwoorden:
1. Alleen bij A is er een juridisch aanbod
2. Alleen bij B is er een juridisch aanbod
3. Bij beide A en B is er een juridisch aanbod
4. Zowel bij A als ook bij B is er geen juridisch aanbod
- Alleen bij B is er een juridisch aanbod
==> Zie paragraaf 6.3
H biedt zijn roeiboot schriftelijk aan K te koop aan voor een prijs van € 1000. In zijn brief heeft H vermeld dat het aanbod geldt tot 29 augustus 2021. Op 17 augustus 2021 komt L bij H en biedt deze laatste € 1200 voor zijn roeiboot.
Mag H op 17 augustus 2021 zijn roeiboot aan L verkopen?
1. Ja, want zijn aanbod was herroepelijk
2. Nee, want zijn aanbod was niet onherroepelijk
3. Ja, want ze hebben geen overeenkomst ondertekend
4. Geen van deze antwoorden is juist.
- Nee, want zijn aanbod was niet onherroepelijk
==> H mag zijn roeiboot nu niet aan L verkopen, daar hij K een onherroepelijk aanbod heeft gedaan, dat loopt tot 29 augustus 2021. Eerst als K het aanbod vóór 29 augustus 2021 niet heeft aanvaard, mag H zijn roei-
boot verkopen aan L.
M geeft zijn boormachine voor vier weken in bruikleen aan N. Voorts komen zij overeen dat, mocht N de boormachine in die tijd goed bevallen, N deze kan kopen van M voor een bedrag van € 125.
Mag M zijn boormachine de dag daarna aan L verkopen?
1. Ja, want zijn aanbod was herroepelijk
2. Nee, want zijn aanbod was niet onherroepelijk
3. Ja, want ze hebben geen overeenkomst ondertekend
4. Geen van deze antwoorden is juist.
==> Hetgeen hier is afgesproken (een optiebeding) moeten we zo opvatten dat M aan N een onherroepelijk aanbod tot verkoop van de boormachine heeft gedaan.
Is een optiebeding een voorstel?
1. Ja, een een onherroepelijk voorstel
2. Ja, een herroepelijk voorstel
3. Geen voorstel
4. Het is een voorstel dat geen rechtshandeling is.
- Ja, een een onherroepelijk voorstel
Z biedt zijn koperen hanglamp te koop aan A aan. Een dag daarna komt het nichtje van Z bij deze op bezoek en laat Z duidelijk merken dat ze zeer gecharmeerd is van de koperen hanglamp die Z te koop aan A heeft aangeboden voor een bepaalde prijs. Daar Z maar één nichtje heeft, schenkt hij haar de betreffende lamp en doet daarvan mededeling aan A.
Mag dat?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==> Daarmee heeft Z zijn aan A gedaan aanbod herroepen, hetgeen mogelijk is omdat A zijn aanbod nog niet had aanvaard. (artikel 6:219, tweede lid BW)
X biedt zijn motor voor € 5000 aan Y te koop aan. Y deelt X mede dat hij de motor voor € 4500 wil kopen.
Welke stelling is juist?
1. Door de aanvaarding is een koopovereenkomst afgesloten
2. Het voorstel van X was onherroepelijk; er staat dus nog een voorstel open.
3. Het voorstel van X was herroepelijk; X kan nu beslissen of hij zijn initiële voorstel herroept of niet.
4. Het aanbod vervalt door de reactie van Y.
- Het aanbod vervalt door de reactie van Y.
==> De aanvaarding van Y stemt inhoudelijk niet overeen met het aanbod van X (de koopprijs verschilt), zodat het aanbod van X als verworpen moet worden beschouwd en daarmee is vervallen.
==> Een overeenkomst komt alleen tot stand als de aanvaarding inhoudelijk exact overeenstemt met het aanbod. Stemt de aanvaarding inhoudelijk niet overeen met het aanbod, dan moet het aanbod als verworpen worden beschouwd. Hier is van belang artikel 6:225, eerste lid.
==> De inhoudelijk (van het aanbod) afwijkende aanvaarding wordt beschouwd als een nieuw aanbod (een tegenbod, nu echter van de andere partij) dat door aanvaarding van de ene partij (die aanvankelijk een aanbod deed, hetwelk werd verworpen) een overeenkomst tot stand kan doen komen.
Karel verkoopt Johan een honkbalknuppel, terwijl hij weet dat Johan de buurman daarmee gaat intimideren.
Welke stelling is juist?
1. Deze overeenkomst is geldig.
2. Deze overeenkomst is niet geldig want de rechtshandeling is in strijd met de wet.
3. Deze overeenkomst is niet geldig want de inhoud van de rechtshandeling is in strijd met de goede zeden of de openbare orde.
4. Deze overeenkomst is niet geldig want de strekking van de rechtshandeling is in strijd met de goede zeden of de openbare orde.
- Deze overeenkomst is niet geldig want de strekking van de rechtshandeling is in strijd met de goede zeden of de openbare orde.
==> In andere gevallen is de verkoop van een honkbalknuppel toegestaan. Alleen in dit geval is de strekking van de overeenkomst dat Johan zijn buurman gaat intimideren. Hierdoor is de overeenkomst nietig. Wel moest Karel op de hoogte zijn van het feit dat Johan dit ging doen.
Marie moet binnen drie kwartier vanaf haar woonplaats Eindhoven naar Amsterdam Schiphol Airport omdat zij anders haar vlucht mist. De rit van Eindhoven naar Schiphol duurt normaal gesproken een uur en een kwartier. Ze heeft taxichauffeur Alex bereid gevonden om haar – tegen extra vergoeding – tijdig op Schiphol af te zetten.
Welke stelling is juist?
1. Deze overeenkomst is geldig; het is Alex z’n verantwoordelijkheid hoe hij rijdt.
2. Deze overeenkomst is niet geldig want de rechtshandeling is in strijd met de wet.
3. Deze overeenkomst is niet geldig want de inhoud van de rechtshandeling is in strijd met de goede zeden of de openbare orde.
4. Deze overeenkomst is niet geldig want de strekking van de rechtshandeling is in strijd met de goede zeden of de openbare orde.
- Deze overeenkomst is niet geldig want de strekking van de rechtshandeling is in strijd met de goede zeden of de openbare orde.
==> Hoewel een overeenkomst om tegen betaling van Eindhoven naar Schiphol gebracht te worden normaliter geoorloofd is, heeft deze overeenkomst de strekking dat Alex de toegestane maximumsnelheid op de snelweg zal moeten negeren en wellicht nog andere gevaarlijke fratsen zal moeten uithalen.
Ketelyn koopt na sluitingstijd een hoortoestel in de winkel van audicien Hellegers. Het sluiten van deze koopovereenkomst is in strijd met de Winkeltijdenwet. Het overtreden van deze wet is een economisch delict en is strafbaar gesteld in de Wet economische delicten.
Is de overeenkomst Ketelyn-Hellegers is geldig?
1. Ja, ivm. art. 3:40 lid 1 BW
2. Ja, ivm. art. 3:40 lid 2 BW
3. Ja, ivm. art. 3:40 lid 3 BW
4. Nee, vanwege de overtreding op de Wet economische delicten.
- Ja, ivm. art. 3:40 lid 3 BW
==>
De Winkeltijdenwet heeft echter niet de strekking de geldigheid van een overeenkomst die is gesloten in strijd met deze wet aan te tasten. De overeenkomst Ketelyn-Hellegers is dus geldig.
Wat zijn de vereisten voor een geldige overeenkomst (+acronym)?
(VW-BBS) (Vormvereiste, Wilsverklaring, handelingsBekwaamheid, Bepaalbaarheidsvereiste, Strijd)
1. [voorwaarde rechshandeling] Er moet sprake zijn van handelingsBekwaamheid (art. 3:32 BW).
2. Wilsverklaring, aanbod en aanvaarding ervan:
o [voorwaarde rechshandeling] Een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (art. 3:33 BW).
o [voorwaarde overeenkomst] Er moet sprake zijn van aanbod en aanvaarding (art. 3:33 jo. 6:217 lid 1 BW)
3. [voorwaarde rechshandeling] De rechtshandeling moet voldoen aan een eventueel Vormvereiste (art. 3:37 BW).
4. [voorwaarde overeenkomst] Er moet sprake zijn van het Bepaalbaarheidsvereiste (art. 6:227 BW)
5. [voorwaarde rechshandeling] Een rechtshandeling mag niet in Strijd zijn met de goede zeden, openbare orde of de wet (art. 3:40 BW)
Welke stelling is onjuist?
1. Handelingsbekwaam betekent bevoegd om zelfstandig rechtshandelingen te verrichten. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon is handelingsbekwaam, behalve twee gevallen: minderjarigen en onder curatele gestelde personen.
2. Een minderjarige is wel Handelingsbekwaam als hij voor de specifieke rechtshandeling od de doelstelling ervan toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger heeft ontvangen; of indien het een rechtshandeling is waarvan in het maatschappelijke verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van zijn leeftijd deze zelfstandig verrichten.
3. Een handlichting is een rechterlijke vergunning waarbij een minderjarige in bepaalde opzichten dezelfde bevoegdheden krijgt tot het verrichten van rechtshandelingen als een meerderjarige.
4. Als een handelingsonbekwame toch zelfstandig een rechtshandeling verricht, is de rechtshandeling nietig.
- Als een handelingsonbekwame toch zelfstandig een rechtshandeling verricht, is de rechtshandeling nietig.
==>
Wat er gebeurt er als een handelingsonbekwame toch zelfstandig een rechtshandeling verricht? (art. 3:32 BW): - Een rechtshandeling is vernietigbaar.
- Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot anderen gericht was, is nietig.
Anton is vijftien jaar oud. Hij koopt een dure vishengel van Bas.
Welke stelling is juist?
1. Anton is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is nietig.
2. Anton is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
3. Anton is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is geldig.
4. Anton is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
- Anton is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
==>
Wat er gebeurt er als een handelingsonbekwame toch zelfstandig een rechtshandeling verricht? (art. 3:32 BW): - Een rechtshandeling is vernietigbaar.
- Een eenzijdige rechtshandeling die niet tot anderen gericht was, is nietig.
De zestienjarige Gregor die met vrienden wil gaan kamperen, sluit zelf met toestemming van zijn vader en moeder een koopovereenkomst met Walter over een vier persoons duur uitgevoerde shelter.
Welke stelling is juist?
1. Gregor is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is nietig.
2. Gregor is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
3. Gregor is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is geldig.
4. Gregor is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
- Gregor is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is geldig.
==>
Gregor is bevoegd om zelfstandig deze koopovereenkomst te sluiten, want hij heeft hiervoor toestemming gekregen van zijn ouders.
Martin is vijftien jaar en is zijn vader al vroeg verloren. Op het moment dat zijn grootvader aan vaders kant overlijdt, enig erfgenaam. Martin verwerpt grootvaders nalatenschap.
Welke stelling is juist?
1. Martin is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is nietig.
2. Martin is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
3. Martin is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is geldig.
4. Martin is handelingsbekwaam, en de koopovereenkomst is vernietigbaar.
- Martin is handelingsonbekwaam, en de koopovereenkomst is nietig.
==>
Het verwerpen van een nalatenschap is een eenzijdige rechtshandeling die niet gericht is tot een of meer personen en de verwerping is dus nietig.
Welke stelling is onjuist?
1. Bij een eenzijdige niet-gerichte rechtshandeling, komt de rechtshandeling tot stand op het moment dat de wil zich heeft openbaard komt de rechtshandeling tot stand.
2. Bij een eenzijdige gerichte rechtshandeling komt de rechtshandeling tot stand wanneer de wilsverklaring naar de ander is verzonden.
3. Een meerzijdige rechtshandeling is altijd gericht. De rechtshandeling komt tot stand wanneer de wilsverklaring van beide partijen elkaar heeft bereikt; en de willen van beide partijen met elkaar overeenkomen.
4. Alle stellingen zijn juist.
- Bij een eenzijdige gerichte rechtshandeling komt de rechtshandeling tot stand wanneer de wilsverklaring naar de ander is verzonden.
==> Moet zijn: - Bij een eenzijdige gerichte rechtshandeling komt de rechtshandeling tot stand wanneer de wilsverklaring de ander heeft bereikt.
Theo doet mondeling een aanbod tegen Victor over de verkoop van zijn auto voor de prijs van €7500. Theo belt de volgende dag Victor op dat hij de auto voor de verkoopprijs koopt. Theo heeft zijn wil om de auto te verkopen en dit mondeling geuit naar Victor en Victor heeft de wil om de auto te kopen en heeft deze geuit naar Theo.
Op basis van welke theorie wordt bepaald wanneer de rechtshandeling tot stand komt?
1. Uitingstheorie
2. Verzendingstheorie
3. Ontvangsttheorie
4. Vernemingstheorie
- Ontvangsttheorie
Dirk heeft zijn tent door middel van een brief in bruikleen aangeboden aan Erik voor de weken dat Erik op vakantie wil gaan. Erik ontvangt de brief op 2 april 2021 en stuurt op 3 april 2021 een brief terug aan Dirk dat hij het aanbod aanvaardt. Op 4 april 2021 valt Eriks brief bij Dirk in de brievenbus. Dirk is echter 3 april 2021 op vakantie gegaan voor zes weken en niemand geregeld die voor de post zorgt.
Per wanneer ontstaat een overeenkomst?
1. 2 april
2. 3 april
3. 4 april
4. Er ontstaat geen overeenkomst
- 4 april
==> Dat de verklaring van Erik Dirk niet bereikt komt voor rekening van Dirk. Hierdoor is op 4 april 2021 een overeenkomst ontstaan dat Dirk verplicht is zijn tent in bruikleen te geven aan Erik.
Frans is directeur van een transportbedrijf. Hij heeft zijn buurman Guus mondeling aangeboden dat hij voor €15 per dag een busje kan huren tijdens de verhuizing en vraagt Guus schriftelijk te reageren. Guus verstuurt de brief op 7 juni 2021 naar Frans dat hij het aanbod aanvaardt. Op 9 juni 2021 wordt de brief door de postbode aan de portier van het transportbedrijf afgegeven. De portier vergeet de brief aan Frans te geven.
Per wanneer ontstaat een overeenkomst?
1. 7 juni
2. 9 juni
3. de dag waarop Frans de brief ontvangt
4. Er ontstaat geen overeenkomst
- 9 juni
==> De brief heeft Frans niet bereikt, maar er des ondanks toch een overeenkomst op 9 juni 2021 ontstaan dat Frans aan Guus een busje moet verhuren voor €15 per dag in de periode van de verhuizing.
Welke stelling is onjuist?
1. Een voorstel is pas een aanbod indien het de wederpartij heeft bereikt, en indien de partij de het voorstel doet niet handelingsonbekwaam is.
2. Een aanbod is geldig, nietig of vernietigbaar volgens de regels voor meerzijdige rechtshandelingen.
3. Een advertentie waarin personeel gevraagd wordt of een woning te koop wordt aangeboden is geen aanbod want het is niet bepaald genoeg; het bevat niet alle essentiële elementen van een overeenkomst.
4. De aanbieder kan zijn aanbod in beginsel herroepen tenzij het een onherroepelijk aanbod is, of het aanbod is aanvaard, dan wel een mededeling inhoudende aanvaarding is ontvangen.
- De aanbieder kan zijn aanbod in beginsel herroepen tenzij het een onherroepelijk aanbod is, of het aanbod is aanvaard, dan wel een mededeling inhoudende aanvaarding is ontvangen.
==> Moet zijn: - De aanbieder kan zijn aanbod in beginsel herroepen tenzij het een onherroepelijk aanbod is, of het aanbod is aanvaard, dan wel een mededeling inhoudende aanvaarding is VERZONDEN.
Een aanbod is onherroepelijk wanneer…:
Wat is onjuist?
1. Het aanbod een termijn voor aanvaarding inhoudt.
2. Het aanbod een optiebeding bevat
3. Het aanbod dit nadrukkelijk vermeldt
4. Het een bij eerdere transacties gevestigd gebruik is
5. Het vrijblijvend is
6. Alle antwoorden zijn juist.
- Het vrijblijvend is
Mike geeft zijn boormachine voor vier weken in bruikleen aan Nico. Als de boormachine Nico goed bevalt mag hij hem kopen van Mike voor €125.
Is dit aanbod herroepelijk?
1. Ja
2. Nee
- Nee
Mike heeft Nico een onherroepelijk aanbod tot verkoop van de boormachine gedaan, want het aanbod bevat een optiebeding (art. 6:219 lid 3 BW).
Welke stelling is onjuist?
1. Zodra een aanbod is aanvaard, is herroeping niet meer mogelijk, tenzij het een vrijblijvend aanbod is. Dan is het aanbod herroepelijk ook na aanvaarding ervan, mits de herroeping direct na de aanvaarding van het aanbod gebeurt.
2. Het herroepen of wijzigen van een uitloving gedaan aanbod kan leiden tot onbillijkheid tegenover degene die zich op grond van de uitloving heeft gezet tot het tot staand brengen van de daarin gevraagde prestatie en in verband daarmee tijd en kosten daaraan heeft besteed. De rechter kan, rekening houdende met de omstandigheden van het geval, een billijke schadeloosstelling toekennen, waardoor de schade geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.
3. Een aanbod vervalt door herroeping, door tijdsverloop (bij een aanbod met een uitdrukkelijk tijdstip), door expliciete verwerping, en als de aanvaarding inhoudelijk niet overeenkomt met het aanbod.
4. Een mondeling aanbod vervalt wanneer het niet direct wordt aanvaard. Een schriftelijk aanbod vervalt wanneer het niet binnen redelijke tijd is aanvaard.
5. Alle stellingen zijn juist.
- Alle stellingen zijn juist.