L5 Flashcards
De verbintenis in het algemeen en de bronnen van een verbintenis
E en F, die met elkaar gehuwd zijn, zijn elkaar op grond van artikel 1:81, eerste lid BW (onder andere) getrouwheid verschuldigd.
Is hier sprake van een verbintenis?
1. Ja
2. Nee
- Nee
==> In dit opzicht is tussen E en F sprake van een puur familierechtelijke betrekking.
Bij een verbintenis moet er sprake zijn van een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking.
De rechtsbetrekking moet met andere woorden op geld waardeerbaar zijn. Dit houdt bijvoorbeeld in, dat er in het geval van een puur familierechtelijke betrekking geen sprake is van een verbintenis in vermogensrechtelijke zin.
E en F, die met elkaar zijn gehuwd, zijn op grond van artikel 1:84, eerste lid BW ieder verplicht bij te dragen in de kosten van de huishouding. Is er sprake van een verbintenis?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==>
In dit opzicht is tussen E en F sprake van een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking.
K, rijdend in zijn auto, verleent aan automobilist L, die van rechts komt, geen voorrang. Het gevolg is een aanrijding waarbij de auto van L flink wordt beschadigd. K is jegens L voor die schade aansprakelijk.
Is er sprake van een verbintenis?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==> Op dat moment is sprake van een verbintenis
tussen K en L. L kan K aanspreken tot schadevergoeding.
Bij een verbintenis moet er sprake zijn van…:
Wat is onjuist?
1. een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking.
2. een rechtsbetrekking tussen twee of meer bepaalde personen.
3. een rechtsbetrekking omtrent een zakelijk object
4. een relatie tussen personen waaraan het recht rechtsgevolg verbindt.
5. alle stellingen zijn juist.
- een rechtsbetrekking omtrent een zakelijk object
==> Mbt 4: dit is de definitie van een rechtsbetrekking
Welke stelling is onjuist?
1. Anne en Berend hebben de afspraak gemaakt om samen op vakantie te gaan. Hier is geen sprake van een rechtsbetrekking.
2. Anna en Berend maken de afspraak dat Anne met Berend mee op vakantie zal gaan om Berend en zijn kinderen te verzorgen. Hier is geen sprake van een rechtsbetrekking.
3. Erica en Fabian zijn met elkaar gehuwd op grond van art. 1:81 lid 1 BW. Hier is geen sprake van een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Anna en Berend maken de afspraak dat Anne met Berend mee op vakantie zal gaan om Berend en zijn kinderen te verzorgen. Hier is geen sprake van een rechtsbetrekking.
==> Deze afspraak laat wel een rechtsbetrekking ontstaan tussen Anne en Berend. Uit deze relatie vloeien wel juridische rechten en plichten voort en is er dus sprake van een verbintenis.
==> Mbt 3: In dit opzicht is er tussen Erica en Fabian sprake van een puur familierechterlijke betrekking.
Op het moment dat concreet tussen een of meer individueel aan te wijzen personen sprake is van een plicht, c.q. een recht, is sprake van een…
1. goederenrechtelijk recht
2. persoonlijk recht
3. rechtsbetrekking
4. verbintenis
- verbintenis
Welke stelling is onjuist?
1. Karel rijdt in zijn auto en verleent aan Linda, die van rechts komt, geen voorrang. Het gevolg is een aanrijding waarbij de auto van Linda flink wordt beschadigd. Karels is voor die schade aansprakelijk. Op dat moment is er sprake van een verbintenis tussen Karel en Linda.
2. De schuldeiser of crediteur is iemand die recht heeft op een bepaalde prestatie. De schuldenaar of debiteur is iemand die verplicht is om een bepaalde prestatie te leveren.
3. Het voorwerp van de verbintenis is de prestatie van de crediteur. De prestatie kan bestaan uit: een geven, een doen of een niet-doen.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Het voorwerp van de verbintenis is de prestatie van de crediteur. De prestatie kan bestaan uit: een geven, een doen of een niet-doen.
==> Moet zijn: - Het voorwerp van de verbintenis is de prestatie van de DEBITEUR. De prestatie kan bestaan uit: een geven, een doen of een niet-doen.
Sylvia verkoopt haar fiets aan Dirk (art. 7:1 BW). Uit deze koopovereenkomst vloeien voor Sivlia en Dirk over en weer verbintenissen voort.
1. De verplichting van Silvia om haar fiets in eigendom over te dragen aan Dirk.
2. Het recht van Dirk op levering van de fiets.
3. De verplichting van Dirk om de koopprijs van de fiets aan Silvia te betalen.
4. Het recht van Silvia op betaling van die koopprijs.
Klopt dit?
1. Ja
2. Nee
- Ja
Zora en Akka spreken af dat Akka de inrit voor het huis van Zora mag gebruiken om achter in zijn tuin te komen.
Is hier sprake van een verbintenis?
1. Ja
2. Nee
- Ja
==>
Het voorwerp van de verbintenis Akka-Zora bestaat uit het enerzijds niet optreden door Zora jegens Akka als deze over zijn inrit loopt, iets wat Zora wel zou mogen doen als hij in deze geen afspraak had gemaakt met Akka. Daartegenover staat het recht van Akka om gebruik te maken van de inrit voor het huis van Zora.
Joop verhuurt zijn woning aan Klaas (art. 7:201 BW). Welk recht krijgt Klaas?
1. recht op bewoning
2. recht op het huurgenot
3. recht op vruchtgebruik
4. meerdere antwoorden zijn juist
- recht op het huurgenot
==>
Enerzijds bestaat er de verplichting van verhuurder Joop om het huurgenot aan de huurder Klaas te verschaffen. Daartegenover bestaat het recht op het huurgenot van Klaas. Anderzijds bestaat er de verplichting van Klaas om de huurprpijs te betalen en het geven van een geldsom. Daartegenover bestaat er voor Joop het recht op betaling van de huurprijs.
Wanneer de schuldeiser zijn recht via de rechter afdwingt, is er sprake van:
1. vorderingsrecht
2. rechtsvordering
3. verhaalsrecht
4. schuld
- rechtsvordering
Wanneer de schuldeiser zijn recht via de rechter afdwingt, en vervolgens het vonnis ten uitvoer brengt,
is er sprake van:
1. vorderingsrecht
2. rechtsvordering
3. verhaalsrecht
4. schuld
- verhaalsrecht
Welke stelling is onjuist?
1. Bij meerdere schuldenaren is de hoofdregel dat ieder van hen voor een gelijk deel verbonden is, tenzij uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat de gezamenlijke debiteuren voor ongelijke delen verbonden zijn, of wanneer uit de wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat de schuldenaren hoofdelijk verbonden zijn.
2. Debiteuren zijn ieder geheel aansprakelijk. Elk van de debiteuren kan voor de gehele schuld worden aangesproken.
3. In het geval van ondeelbare prestatie zijn de debiteuren hoofdelijk verbonden. Bijvoorbeeld, als twee operazangers, een bariton en een bas, de verplichting op zich hebben genomen om een speciaal voor hen gecreëerde compositie op te voeren in het Concertgebouw in Amsterdam, zijn beide verplicht de prestatie te verrichten, en kunnen zij zich alleen bevrijden van hun verplichting door een gezamenlijke prestatie te leveren. .
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
Welke stelling is onjuist?
1. Bij een alternatieve verbintenis mort de keus met betrekking tot welke prestatie die wordt verricht, aan de schuldenaar toe, tenzij door de wet, gewoonte of rechtshandeling een afwijking van deze regel geldt.
2. Een verbintenis is voorwaardelijk wanneer bij rechtshandeling haar werking afhankelijk is gesteld van een toekomstige onzekere gebeurtenis. Voorwaardelijke verbintenissen kunnen opschortende voorwaarden hebben of onder ontbindende voorwaarden zijn.
3. Een voorwaardelijke verbintenis met opschortende voorwaarde gaat werken op het moment dat de voorwaarde in vervulling gaat. Een voorwaardelijke verbintenis onder ontbindende voorwaarde is in werking vanaf het moment van het ontstaan van de verbintenis, maar de werking eindigt op het moment dat de voorwaarde in vervulling is gegaan.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
Joop verkoopt zijn huis aan Otto onder de… (vul in) voorwaarde dat Joop een baan krijgt in Breda. Vanaf het moment dat Joop een baan heeft verkregen in Breda, gaat de verbintenis Joop-Otto werken. Joop is verplicht het huis te leveren, Otto is verplicht de koopsom te betalen.
1. - (er hoeft niks ingevuld te worden(
2. tijdsbepalende
3. ontbindende
4. opschortende
- opschortende
Piet verkoopt zijn huis aan Jetje onder de ontbindende voorwaarde dat Jetje binnen drie maanden geen passende financiering rond krijgt om het huis te betalen.
Welke stelling is onjuist?
1. Het lukt Jetje niet binnen drie maanden een passende financiering rond te krijgen, zodat de voorwaarde in vervulling gaat. De verbintenis Pietje-Jetje heeft hierdoor nooit bestaan.
2. Het lukt Jetje wel binnen drie maanden een passende financiering rond te krijgen. Vanaf het moment van drie maanden gaat de verbintenis Pietje-Jetje in werking.
3. Het lukt Jetje niet binnen drie maanden een passende financiering rond te krijgen, zodat de voorwaarde in vervulling gaat. Vanaf het moment van vervulling van de voorwaarde vervalt de verbintenis Pietje-Jetje.
4. Alle stellingen zijn onjuist.
- Het lukt Jetje niet binnen drie maanden een passende financiering rond te krijgen, zodat de voorwaarde in vervulling gaat. Vanaf het moment van vervulling van de voorwaarde vervalt de verbintenis Pietje-Jetje.
Welke stelling mbt verbintenissen met tijdsbepaling klopt niet?
1. Het is een verbintenis waarvan de werking afhankelijk wordt gesteld van een toekomstige gebeurtenis die onzeker is.
2. Het moment van intreden hoeft niet vast te staan.
3. Het is een type voorwaardelijke verbintenissen.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Het is een verbintenis waarvan de werking afhankelijk wordt gesteld van een toekomstige gebeurtenis die onzeker is.
==>
Verbintenissen met tijdsbepaling: een verbintenis waarvan de werking afhankelijk wordt gesteld van een toekomstige gebeurtenis die zeker zal intreden. Het moment van intreden hoeft niet vast te staan (art. 6:38 BW).
Karel en Martijn komen overeen dat Martijn het stuk grond van Karel niet mag gebruiken tot aan het moment van overlijden van Karel.
Dit is een voorbeeld van een:
1. Alternatieve verbintenissen
2. Voorwaardelijke verbintenis met opschortende voorwaarde
3. Voorwaardelijke verbintenis onder ontbindende voorwaarde
4. Soortverbintenissen
5. Geen van deze antwoorden is juist.
- Geen van deze antwoorden is juist.
==> * Verbintenissen met tijdsbepaling
Joost heeft bij de Nederlandse verzekeringsmaatschappij een levensverzekering afgesloten, inhoudende dat er tegen betaling van een premie bij zijn 65e levensjaar aan hem of bij eerder overlijden aan zijn erfgenaam of begunstigden een soms van €50.000 ineens wordt uitgekeerd.
Dit is een voorbeeld van een:
1. Alternatieve verbintenissen
2. Voorwaardelijke verbintenis met opschortende voorwaarde
3. Voorwaardelijke verbintenis onder ontbindende voorwaarde
4. Soortverbintenissen
5. Geen van deze antwoorden is juist.
- Geen van deze antwoorden is juist.
==> * Verbintenissen met tijdsbepaling