L3 werkboek: Causaliteit Flashcards
Beschrijf het Letale logembolie arrest (1978)
Casus
De bestuurder van een busje verleent op een kruising geen voorrang en botst vervolgens op een auto, ten gevolge van deze botsing raakt de bestuurder van de aangereden auto zodanig zwaar lichamelijk gewond dat zij later in het ziekenhuis door de gevolgen van een letale longembolie komt te overlijden, welke longembolie als verwikkeling is voortgekomen uit het opgelopen letsel.
Rechtsvraag
Kan het overlijden van het slachtoffer aan de bestuurder van het busje worden toegerekend? Is er (voldoende) causaal verband?
Essentie
Zo�n medische complicatie werd in dit geval �niet van zodanige aard (gevonden) dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs niet (dubbele ontkenning) meer als gevolg van de botsing aan de dader zou kunnen worden toegerekend�.
Leer van de redelijke toerekening
Tot aan dit arrest heeft de Hoge Raad lange tijd de leer van de voorzienbaarheid/adequatie toegepast. Echter in onderhavige arrest (Letale longembolie) verandert de Hoge Raad van koers door te oordelen dat niet het optreden van een longembolie een redelijkerwijs te verwachten gevolg was van de botsing, maar dat de dood ondanks het optreden van deze complicatie tosch aan de dader kon worden toegerekend. Kennelijk was niet langer de voorzienbaarheid beslissend, maar de vraag of het gevolg redelijkerwijs aan de gedraging van de dader kan worden toegerekend, dit wordt de �objectieve toerekeningsleer� genoemd. Het criterium van de redelijke toerekening is dan ook als geldend recht aan te merken. Het valt op dat in de korte formulering niet meer wordt gesproken over de mate, waarin vooraf of achteraf dit gevolg had kunnen worden voorzien. Het gaat steeds om de toerekening aan de verdachte dat zijn gedrag tot een gevolg heeft geleid, de voorzienbaarheid of zeldzaamheid van het gevolg is daarbij niet doorslaggevend.
Beschrijf Niet behandelde longinfectie arrest?
HR 25-06-1996, NJ 1997, 563 Niet behandelde longinfectie
Casus
De verdachte in deze zaak heeft, na een woordenwisseling met zijn vriendin, een wapen gepakt en op haar geschoten. De kogel heeft in haar hals het ruggemerg geraakt. Daardoor kreeg ze een “hoge dwarslaesie” met het gevolg dat ze vrijwel totaal verlamd was. Ze kon haar handen en benen niet meer gebruiken, had geen gevoel meer en was incontinent, ze kon zelfs niet meer zelfstandig ademhalen. Als gevolg van haar letsel kreeg zij bovendien een longinfectie. Die longinfectie kon medisch gezien wel behandeld worden, maar zij heeft dat niet toegestaan. Als gevolg van de longinfectie, die ingevolge haar bewuste beslissing niet is behandeld, is zij enkele dagen na de schietparij overleden.
De verdachte voert aan dat het causaal verband tussen verdachtes gedragingen en de dood van het slachtoffer ontbreekt nu het slachtoffer zelf de keuze heeft gemaakt niet te worden behandeld aan de longinfectie die is ontstaan ten gevolge van de dwarslaesie die het schot door haar hals heeft veroorzaakt.
Volgens een medisch rapport was het mogelijk dat zij, zou zij zich hebben laten behandelen, nog in leven zou zijn geweest.
Dit verweer wordt door het Hof verworpen. De beslissing van het slachtoffer om de door de schotverwonding veroorzaakte longinfectie niet te behandelen staat er niet aan in de weg dat de als gevolg van de infectie ingetreden dood aan de verdachte wordt toegerekend. Dit omdat haar levensverlenging geen menswaardig bestaan zou hebben opgeleverd.
Rechtsvraag
Kan in casu geoordeeld worden dat verdachte opzettelijk zijn vriendin van het leven heeft beroofd?
Essentie
Hoge Raad:
Het Hof heeft geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De verdachte heeft de omstandigheden in het leven geroepen die het slachtoffer er toe hebben gebracht de beslissing te nemen af te zien van medische behandeling. Die beslissing heeft niet een zodanige invloed in de keten der gebeurtenissen gehad dat de dood van het slachtoffer niet meer als gevolg van het handelen van de verdachte aan deze zou kunnen worden toegerekend. (= leer van de redelijke toerekening)
Beschrijf het aorta perforatie arrest?
HR 23-12-1980, NJ 1981, 534 Aortaperforatie
Casus
In deze zaak gaat verdachte naar café “The Blue Light” te St. Willebrord met een vlijnscherp zakmes in zijn zak, welke hij bereid was te gebruiken in een vechtpartij. Vervolgens lokt de verdachte een vechtpartij uit en bij de daarop volgende vechtpartij steekt verdachte inderdaad iemand neer, ten gevolge waarvan het slachtoffer komt te overlijden. De verdachte had het slachtoffer in zijn buik gestoken, waardoor de maag en de aortawerden doorboord. Uit een medisch raport blijkt vervolgens dat de maagperforaties door een chirurg volledig gehecht waren, maar de twee zeer kleine (millimeter-)perforaties in de aorta niet, terwijl juist uit deze perforaties voortdurend bloed is gespoten waardoor als gevolg van sterk inwendig bloedverlies de dood is ingetreden. het slachtoffer in de buik en aorta. Het slachtoffer wordt in het ziekenhuis aan zijn verwondingen geopereerd. Ten gevolge van een in casu steekt Requirant is ter zake van zware mishandeling in hoger beroep veroordeeld tot gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar.
Essentie
Het intreden van de dood van het slachtoffer kan in dit geval zonder meer worden aangemerkt als een redelijkerwijs te verwachten en aan requirant toe te rekenen gevolg van het feit dat requirant met een scherp mes met kracht het slachtoffer in de buik heeft gestoken. Dit verband tussen oorzaak en gevolg kan niet worden doorbroken door de omstandigheid - indien al juist - dat het tijdig ontdekken van de zeer kleine perforaties in de aorta en het dichten van het aderweefsel de dood wellicht had kunnen voorkomen.
Het Hof:
“al aangenomen, dat hier inderdaad een medische omissie zou zijn begaan, zulks niet verhindert dat - in voege als bewezen is geacht - de dood van het slachtoffer teweeg is gebracht door de hem toegebrachte messteek.”
Hoge Raad:
Het Hof geeft hiermee geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Verwerpt het beroep.
Beschrijf het Haarlemse doodslag arrest?
HR 07-05-1985, NJ 1985, 821 Haarlemse doodslag
Casus
Een slachtoffer overlijdt op 28 mei nadat hij op 21 mei is neergestoken. In de hals van het slachtoffer zijn door medisch ingrijpen per abuis een ader en een slagader met elkaar in verbinding gekomen.
De verdachte wordt veroordeeld ter zake van doodslag (art. 287 Sr). De verdachte verdedigt zich door te stellen dat de dood van het slachtoffer niet meer te wijten is aan de gevolgen van de steekwonden, nu de mogelijkheid bestaat dat het slachtoffer door eerder of anders ingrijpen van de artsen zou zijn hersteld.
Het Hof vindt dat er wel degelijk causaal verband bestaat tussen het toegebrachte letsel en de dood van het slachtoffer.
Essentie
De Hoge Raad acht dat de dood van het slachtoffer in redelijkheid valt toe te rekenen aan het wangedrag van de verdachte.
De vraag of de dader de gevolgen had kunnen voorzien wordt hierbij niet gesteld (met dit arrest nam de Hoge Raad afstand van de leer van de voorzienbaarheid).
Zie voor deze - verlaten - leer het arrest HR 20-4-1971 NJ 1972, 82 Oosthuizense spoorwegovergang.
Noot
Naarmate de tijdstippen van de gedraging van de verdachte en van het intreden van het gevolg verder uiteenlopen, wordt de kans groter dat er een kink ontstaat in de causale keten zodat niet meer kan worden gezegd dat het de gedraging was die de door tot gevolge heeft gehad. In de causale reeks ontstaan dan (consecutieve) tussenschakels die soms tot verbreking van de keten kunnen leiden. Bij medisch ingrijpen dienen globaal gesproken drie groepen van gevallen te worden onderscheiden:
Allereerst de groep waarin de gedraging van de verdachte een niet-letaal letsel veroorzaakt dat een daadwerkelijk medisch ingrijpen noodzakelijk maakt,waaruit de dood voortvloeit. Dan zal de dood doorgaans buiten de reikwijdte van de handeling van de verdachte liggen en niet meer in redelijkheid aan hem zijn toe te rekenen.
In de tweede groep gevallen ontstaan bij het letsel complicaties die tot de dood leiden, zoals in het Longembolie-arrest. Dan zal doorgaans e toerekening in redelijkheid wel mogelijk zijn.
In de derde groep gevallen is er letsel toegebracht dat op zichzelf tot de dood van het slachtoffer heeft geleid, maar dit gevolg had kunnen worden voorkomen indien er medisch juist zou zijn ingegrepen. Dat speelde in het Aorta-arrest
Beschrijf Spoorwegovergang arrest?
HR 20-04-1971, NJ 1972, 82 Oosthuizense spoorwegovergang
Casus
Hier ging het om een automobilist welke stond te wachten voor een zich sluitende spoorwegovergang. De automobilist werd door een onoplettende bestuurder van achter aangereden en het spoor op geduwd. De automobilist handelt in paniek echter niet erg adequaat, hij ontsnapt weliswaar uit de auto maar hij probeerde zijn echtgenote en zijn dochter nog uit de auto te halen en moest om de voorkant van de auto heen lopen. Daarbij werd hij door de trein geraakt en loopt ernstig letsel op.
Rechtsvraag
Is er voldoende causaal (oorzakelijk) verband tussen gedraging (aanrijding) en gevolg (ernstig letsel) of was het gevolg niet voorzienbaar omdat de automobilist niet adequaat genoeg heeft gehandeld?
Essentie
De Hoge Raad oordeelde dat ook al had - achteraf gezien - het slachtoffer door zijn schrikreactie niet optimaal gereageerd, het een en ander toch voor de verdachte ‘naar algemene ervaringsregels redelijkerwijze te voorzien’ was geweest. De eigen schuld van het slachtoffer stond hier derhalve niet aan de adequatie in de weg.
Beschrijf hevige emoties arrest?
HR 12 november 1985, NJ 1986, 782 (Hevige emoties) Bejaarde vrouw vastgebonden en gekneveld. Zij komt te overlijden aan hevige emoties HR gebruikt redelijke toekenning en veroordeelt de verdachten voor doodslag
Waar gaat het om bij causaliteit in strafrechtelijke zin?
Of er een oorzakelijk verband is tussen een menselijke gedraging en een later ingetreden gebeurtenis.
Wat houdt de leer van de conditio sine qua non in?
elke gedraging die niet weggedacht kan worden zonder dat het gevolg weg valt, als strafrechtelijke relevante veroorzaker van het gevolg wordt gezien.
Ook wel equivalentietheorie genoemd
Geeft een heel ruim kader (buitenste kader) van strafrechtelijke causaliteit
Wat is de causa proxima theorie?
Inperking van de CSQN theorie waarbij alleen de gedraging welke in de tijd het dichtst bij het uiteindelijk gevolg staat als strafrechtelijk relevant te beschouwen.
Wat is de relevantietheorie?
Beperking van de csqn leer gezocht in de door de wetgever bedoelde strekking van de delictomschrijving
Problemen: Moeilijk in te vullen, nooit compleet, nooit van deze tijd
Wat is de adequatietheorie?
Noem arresten waarin de HR de adequatietheorie heeft toegepast?
Ter beperking van de csqn theorie is het criterium van voorzienbaarheid centraal gesteld.
- Spoorwegovergang
- hevige emoties
Noem 3 vormen van de adequatietheorie?
Versie von Kries: gaat uit van de feitelijkekennis van de dader op het moment van zijn gedraging
Versie Rumelin: de feitelijke kennis van de rechter op het moment van zijn beoordeling van de gedraging, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met debijzondere kennis die bij de dader aanwezig was op het moment van diens gedragingen
versie Träger: de kennis die een oppassend mens zou hebben op het moment van de gedraging, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met de extra kennis die bij de concrete dader aanwezig is
Wat is de heersende causaliteitstheorie?
De objectieve toerekeningsleer
Voor het vaststellen van het juridisch relevante causale verband tussen een gedraging en een later ingetreden gebeurtenis wordt beslissend geacht of die gebeurtenis redelijkerwijs aan de gedraging van de dader kan worden toegerekend
Het voorzienbaarheidscriterium is losgelaten.
Noem 2 arresten waar de redelijke toerekening van belang is?
- Letale longembolie
- aortaperforatie
Wat is de kritiek op de theorie van de relevante toerekening?
vaagheid van het ‘redelijkheidscriterium’