Januari 2016 Flashcards

1
Q

Bij Brian, 23 jaar, wordt bij een sportkeuring verhoogde bloeddruk vastgesteld. In zijn familie komen hypertensie en nierziekten voor. Zijn moeder heeft hypertensie en grote nieren met beiderzijds meerdere grote cysten. Zijn grootvader aan moeders kant is op 54 jarige leeftijd overleden aan een hersenbloeding. Zijn vader is gezond en heeft normale bloeddrukken. Twee tantes aan vaders kant hadden ook nierproblemen, maar die hadden kleine geschrompelde nieren met cystevorming. Brian wil graag weten of hij een risico op een erfelijke nierziekte heeft.
Wat is de beste behandeling?
Wat is het beste onderzoek?
Wat is de beste diagnostiek voor inzicht in erfelijke ziekte?

A

Hypertensie behandeling
Nierfunctie bepalen
Genetisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de twee familiaire polycysteuze nierziekte bij volwassenen en noem twee kenmerken waarin zij zich van elkaar onderscheiden?

A

Type 1 APKD1

  • chromosoom 16
  • 85% incidentie

Type 2 APKD2

  • chromosoom 4
  • 15% incidentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mohammed is Syrische vluchteling, 3 jaar, groeit al jaren slecht en wordt nu opgenomen met een urineweginfectie. Na verder onderzoek blijkt hij een slechte nierfunctie te hebben op basis van urethrakleppen (eGFR 10 ml/min/1,73m2). Hij heeft een forse polyurie. Lengte – 3,5 SD, gewicht -2,5 SD, RR 90/50 mmHg.
Bloed: ureum 30 mmol/l, K 4,0 mmol/l, Na 134 mmol/l, PTH 208 pmol/l, veneuze bicarbonaat 13 mmol/l,, fosfaat 2,8 mmol/l, Calcium 1,9 mmol/l
Noem 2 oorzaken van de slechte groei, die je zou kunnen behandelen

A

Hoge PTH
Zout te kort
water tekort
te weinig werkzaam groeihormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een 62-jarige man heeft een solitaire blaastumor. Onderzoek van de hoge urinewegen levert geen bijzonderheden op. Er wordt een transurethrale resectie van deze blaastumor verricht.
Noem 3 punten waarnaar specifiek gevraagd moet worden aan de patholoog met betrekking tot het ingezonden materiaal?

A
  1. Mate van ingroei in diepte
  2. Gradiering van tumor
  3. Type tumor
  4. Is er spierweefsel aanwezig in het biopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een 68-jarige man komt op de polikliniek met progressieve mictieklachten (slappe straal, nycturie en het gevoel niet goed uit te plassen). Hij is verder gezond en gebruikt geen medicijnen. Hij is nooit geopereerd en heeft nooit urineweginfecties gehad.
Noem 4 onderzoeken welke gedaan moeten worden op de polikliniek om deze klachten nader te onderzoeken.

A
  1. Sediment
  2. Mictielijst
  3. Onderzoek genitale
  4. IPSS
  5. Rectaal Toucher
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een meisje van 9 jaar heeft recidiverende urineweginfecties en urine-incontinentie. De spontane mictiefrequentie is 4 maal daags. Ze vertoont regelmatig urge houdingen.
Wat zijn urgehoudingen?

A

Op hak zitten
Wiebelen
hand in kruis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke adviezen kunnen aan haar en haar ouders geven worden om dit plasgedrag te verbeteren?
Bij een meisje met veel UWI’s

A

Voldoende drinken
Vaker plassen
antibiotica
toilethouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk lichamelijk onderzoek voert een huisarts uit bij een patiënt die zij verdenkt van urinestenen?

A
  • signaleren van bewegingsdrang/koliekpijn
  • temperatuurmeting
  • meting bloeddruk
  • onderzoek van druk-/slagpijn in de nierloge
  • onderzoek naar tekenen van peritoneale prikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welk onderdeel van de nier en urinewegen komt GEEN overgangsepitheel voor?

A

verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de belangrijkste functie van de borstelzoom in de proximale tubulus van het nefron?

A

oppervlakte vergroting van de apicale membraan van de epitheelcellen voor terugresorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar bestaat het filtratiemembraan voor de ultrafiltratie in een nierlichaampje uit?

A

lamina basalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat vormt een onder van het juxtaglomerulaire apparaat van het nefron?

A

epitheloide cellen in het vas afferens

macula densa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welk deel van het neuron komen intercalated cells en principaal cells voor?

A

verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke van de onderstaande items is van toepassing op een gezonde volwassene die 1,5 liter isotone Ringer oplossing drinkt? (Een liter Ringer oplossing bevat water waarin 6.5 g NaCl, 0.42g KCl, 0.25g CaCl2 en 0.2g natriumbicarbonaat is opgelost)

A

renine spiegel daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke van de onderstaande items leidt tot een toename in de osmolaliteit van de urine?

a. Een verhoogde osmolaliteit van medullaire interstitiële vloeistof
b. Een verhoogde medullaire bloedstroom door de vasa recta
c. Een verhoogde glucose reabsorptie door de proximale tubulus
d. Een verhoogde stroomsterkte van de voorurine in de verzamelbuizen

A

a verhoogde bosmol van modulaire interstitiele vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

als de mosm van 300 daalt naar 285 wat gebeurd er dan met de adh spiegel?

A

verlaagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een man van 70 kg heeft een plasma osmolaliteit van 300 mOsm (milliosmolar). Wat is zijn steady-state plasma osmolaliteit na het transpireren van twee liter water met een NaCl concentratie van 3 g/liter? (Aangenomen mag worden dat er nog geen water is gedronken of keukenzout is genuttigd). Is de nieuwe mOSM hoger of lager dan 300?

wat gebeurd er dan met de AHD en renine spiegel?

A

hoger
want hij zweet!!

verhoging van ADH
verhoging van renine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waar spreekt men van als de acenderende vasa recta die het merg verlaten een grotere bloedingsstroomsterkte hebben dan de descenderend vasa recta die het merg binnen gaan?

A

dehydratie toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat kan men zeggen over de chloride concentratie aan het einde van de proximale tubulus

A

is hoger dan die van het bloedplasma door waterreabsoprtie hoger dan cloride

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De klaring van substantie X neemt toe als diens bloedplasma concentratie toeneemt, wat is stof X?

A

Alanine, een aminozuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Twee personen hebben dezelfde dietaire natrium inname en zijn in balans. Persoon A heeft twee nieren, persoon B heeft slechts een nier. De GFR van persoon B is precies de helft van persoon A. Als verder geen verschillen zijn tussen A en B wat kan men dan zeggen?

A

Vergeleken met A heeft B een verdubbelde fractionele natrium exretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de reden dat creatinineklaring een bruikbare inschatting van de GFR oplevert?

A

de filtered load van creatinine wordt bij goede benadering geheel in de urine uitgescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke renale aanpassingen zullen optreden als de gemiddelde systemische bloeddruk van 100 naar 80 mmHg gaat?

A

de GFR blijft constant door de dilatatie van de afferente arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welk deel van het autonome zenuwstelsel activeert de m. detrusor?

A

parasympatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

welk deel van autonome zenuwstelsel activeert de m. interne sfincter van de blaas?

A

sympatische deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Een 45 jarige jongen wordt verdacht van een acute postinfectieuze glomerulonefritis. Welke bevinding in het bloed ondersteunt deze diagnose?

A

verlaagd complement C3

27
Q

Een 24 jarige vrouw wordt verdacht van het syndroom van GOODPASTURE. Welke combinatie van bevindingen ondersteunen deze diagnose?

A

Erythrocyten in het urinesediment

anti GBM antistoffen in het bloed

28
Q

Gentamycine is een antibioticum, dat vooral in het ziekenhuis wordt gebruikt. Hoe moet dit middel worden gedoseerd bij patiënten met gestoorde nierfunctie?

A

Een normale oplaaddosis en daarna een onderhoudsdosering aangepast aan de nierfunctie

29
Q

Een jonge Indonesische vrouw wordt opgenomen met acute nierinsufficiëntie. Zij heeft klachten van dyspnoe, pijn op de borst en pijn in de gewrichten. Er zijn huidafwijkingen in het gelaat, maar niet aan de benen. De bloeddruk is 145/95 mmHg. In de urine is eiwit aantoonbaar. In het urinesediment worden dysmorfe erythrocyten gezien. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

Systhemische lupus erythematosus (SLE)

30
Q
Welke van de onderstaande elementen maakt GEEN deel uit van de CKD-EPI
formule?
a. Cystatine C
b. Creatinine
c. Geslacht
d. Leeftijd
A

Cystatine C

31
Q

Welk geneesmiddel is niet nefrotoxisch

A

digoxine

32
Q

Mw de Groot heeft al jaren een diabetes mellitus type 2. Bij een polikliniek
bezoek heeft zij een bloeddruk van 145/95 mmHg, een creatineklaring van 90
ml/min met 0,20 gram eiwit per dag in de urine.

A

Het voorschrijven van een ACE remmer verminderd de kans op hart en vaat ziekte op lange termijn

33
Q

Voor de diagnose diabetische nefropathie is meestal geen nierbiopsie
noodzakelijk. Mocht er toch een nierbiopsie worden gedaan, welke
pathofysiologische afwijking is dan kenmerkend voor deze nieraandoening?

A

nodulaire glomerulosclerose

34
Q

Welke van de onderstaande kenmerken hoort NIET bij acute tubulusnecrose?

a. Snel progressief nierfunctieverlies
b. Oligurie (< 400 mL/24 h) of anurie (< 100 ml/24 h)
c. Anemie
d. Herstel van nierfunctie na enkele dagen tot weken

A

anemie

35
Q

De nefroloog wordt in consult gevraagd bij een 48 jarige man op de Intensive
care unit. De patiënt is 3 dagen geleden opgenomen na een groot trauma.
Hij had een miltruptuur, waarvoor splenectomie(milt verwijderd) is gedaan.
Tevens had hij uitgebreide fracturen en spiertrauma’s en had hij bloed in de
thoraxholte door longcontusie en ribfracturen. De thoraxdrain produceert nog
bloederig vocht.
De patiënt plast thans ongeveer 200 ml rode urine per 24 uur.
De FENA(fractionele natriumexcretie) is 2 %. De bloeddruk is 170/100
mmHg en is gedurende de hele opname nog niet laag geweest. Hij wordt
beademd vanwege het thoraxtrauma.
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van zijn oligurie?

A

acute tubulusnecrose bij rhabdomyolyse

36
Q

Welke patiënt heeft de grootse kans op een pre-renale acute nierinsufficiëntie?
a. Een 80 jarige vrouw die een coronair angiografie ondergaat
b. Een 15 jarige jongen met 2 dysplastische nieren die een urineweg infectie
krijgt
c. Een 72 jarige vrouw met hypertensie met gewrichts klachten
d. Een 80 jarige man met hartfalen en een acute gastro enteritis

A

80 jarige man met hartfalen en acute gastro-enteritis

komt veel diarree bij voor!

37
Q

Een 83 jarige man is bekend met status na een nefrectomie rechts i.v.m.
nierkelk carcinoom in 2003 Hij presenteert zich met een kreatinine van 150
umol/L, ureum van 8 mmol/L en Hb van 9,6 mmol/l op de polikliniek. Hij
vertelt sinds een dag diarree te hebben. Bloeddruk 150/90 mmHg.
In zijn urine zit 120 mol natrium per liter.

A

Hij heeft een chronische nierinsufficiëntie

38
Q

Een 53-jarige man met levercirrhose presenteert zich op de spoedeisende hulp
i.v.m. toegenomen ascites en oedeem aan de benen. In het laboratorium wordt
een lage plasma natriumwaarde van 122 mmol/L en een lage hoeveelheid
natrium aangetroffen in een urineportie (2 mmol/L).
Welke bewering is juist ?

A

deze natriumwaarden passen bij het bestaan van het hepato-renaal
syndroom

39
Q

De nefroloog loopt de wekelijkse visite bij een patiënte op de dialyse afdeling.
De patiënte heeft vocht in de benen, en klaagt over benauwdheid. De
bloeddruk is 200/110 mmHg. Wat kan de nefroloog nu het beste doen?

A

De diuretica verhogen indien mogelijk en vocht uit het lichaam halen tijdens de dialysebehandeling

40
Q

Op de poli komt meneer Smit, 65 jaar, met een chronische nierinsufficiëntie
stadium III met een GFR van 50 ml/min. Welke stoornis past bij dit stadium van nierfalen en welke behandeling kan daarvoor worden gestart om deze stoornis te corrigeren?

A

Een verhoogd PTH(bijschildklierhormoon) waarvoor behandeling met
geactiveerd vitamine D

41
Q

Rosa, 5 jaar, heeft hoofdpijn, 1 week na een keelontsteking en heeft roodbruine urine. Haar bloeddruk is 120/80 mm Hg. Lengte 110 cm. Er wordt bloed geprikt: serum-kreatinine is 76 umol/l. Complement C3 verlaagd. Urine stick op eiwit:++. Uitgaande van een zogenaamde ‘steady state’ , wat zal haar eGFR in ml/min/1,73m2 ongeveer zijn?
Welke ziekte heeft Rosa uit de vorige vraag(44) hoogstwaarschijnlijk?

A

55

Postinfectieuze glomerulonephritis

42
Q

Jim, 16 jaar, verkouden heeft keelpijn en tevens sinds 3 dagen roodbruine urine. Zijn bloeddruk is 132/82mmHg. Lengte 170 cm. Er wordt bloed geprikt: serum kreatinine is 76 umol/l. Complement C3 normaal. Urine stick op eiwit: ++. Bij welke ziekte past dit het beste?

A

IgA nefropathie

43
Q

jongen RR 132/82. hypertensie?

A

prehypertensie

44
Q

Emma, 3 jaar wordt opgenomen i.v.m. convulsies en is daarbij extreem bleek. Haar bloedwaarden: Hb 3,0 mmol/l, trombocyten 50 x 109/l, ureum 45 mmol/l, kreatinine 120 umol/l, LDH 3000 U/l. Wat is de meest waarschijnlijke diagnose?

A

Hemolytisch uremisch syndroom

45
Q

Lisa, 3 jaar heeft gegeneraliseerd oedeem sinds een paar dagen, een serum-albumine van 15 g/l, urine eiwit +++, geen hematurie en een normale nierfunctie. Ze heeft verder geen klachten. Diagnose: nefrotisch syndroom. Welke bewering is waar

A

Lisa heeft meer dan 90% kans om goed te reageren op behandeling met prednison

46
Q

Suzan, 7 jaar, is opgenomen op de afdeling kinderoncologie. Zij wordt met
cytostatica behandeld voor een acute lymfatische leukemie zonder centrale
zenuwstel uitbreiding. LO: goed capillaire refill, bloeddruk 100/60 mmHg,
pols 84/min. Lab: Lab: Na 128 mmol/l, Kalium 4,0 mmol/l, albumine 38 g/l,
kreatinine 40 umol/l, fosfaat 1,2 mmol/l. Urine: Na 75 mmol/l, K 25 mmol/l,
kreatinine 8,5 mmol/l, osmolariteit 680 mosmol/l. De urine bevat geen glucose.
Waar past de hyponatriemie van Suzan het beste bij?

A

SIADH

47
Q

Wat is de juiste volgorde van incidentie bij macroscopische hematurie in de
huisartspraktijk?

A

Urineweginfectie - urolithiasis - maligniteit

48
Q

Welk histologische type niercelcarcinoom komt het meeste voor?

A

Heldercellig carcinoom

49
Q

Wat is de belangrijkste parameter voor het aantonen van een blaasuitgangsobstructie ten gevolge van een prostaatvergroting?

A

Pdet bij Qmax bij urodynamisch onderzoek

50
Q

Een 62-jarige vrouw komt bij de huisarts met als klacht dat zij bloed geplast heeft. De gehele plas was rood en er was geen pijn na de mictie, zij moest wel wat vaker plassen. Na twee dagen was de urine weer helder. Enige jaren geleden had zij een urineweginfectie gehad. Wat is het aangewezen beleid?

A

Verwijzing naar de uroloog om afwijkingen aan het urogenitale systeem uit te sluiten

51
Q

Wat is de belangrijkste factor om een blaastumor te karakteriseren als
een hoog-risico tumor?

A

Aanwezigheid van carcinoma in situ

52
Q

Welk type medicijn bij de behandeling van mictieklachten bij de man heeft een effect op de overactiviteit van de musculus detrusor?

A

Muscarine antagonist

53
Q

Waaruit bestaat de behandeling een naar de longen gemetastaseerd niercelcarcinoom

A

VEGF-remmers

54
Q

Welk onderzoek heeft de beste sensitiviteit en specificiteit om stenen in de urinewegen aan te tonen?

A

blanco CT scan

55
Q

Een patiënt heeft een partiële nefrectomie ondergaan 2 weken geleden. In
verband met macroscopische hematurie wordt een angio-CT scan gemaakt
waarop een bloeding wordt gezien ter plaatse van de operatie. Patiënt is
hemodynamisch stabiel en er is geen significante Hb daling. Wat is het
aangewezen beleid?

A

Angiografie met selectieve embolisatie

56
Q

Hoe lang kan de arteria renalis worden afgeklemd tijdens een partiële
nefrectomie alvorens nierschade zal optreden?

A

20-30 minuten

57
Q

Waar zit het primaire lymfeklierstation bij een testis tumor?

A

nierhilus

58
Q

Wat is de definitie van primaire vesicoureterale reflux(VUR)?

A

VUR gerelateerd aan een anatomische afwijking en/of dysfunctie van het
ostium

59
Q

Wat is de incidentie van de urogenitale afwijkingen bij prenatale echografie?

A

0,5-1,0%

60
Q

Wat betekent de term nycturie?

A

’s Nachts plassen

61
Q

Bij hoeveel procent van de a terme geboren jongens liggen de testikels
direct na de geboorte in het scrotum?

A

bij ongeveer 92-96 % van de pasgeborenen

62
Q

Welke onderdeel van de glomerulus is aangedaan/beschadigd bij minimal change nefropathie?

A

podocyten

63
Q

De patholoog ziet elektron-dichte deposities (immuun-complexen) in sub-endotheliale EN in sub-epitheliale positie in de glomeruli bij elektron-microscopie van een nierbiopt. Bij welke nierziekte past dit beeld?

A

Acute post-infectieuze glomerulonefritis