Hoorcollege 8: Angststoornissen Flashcards
impact coronapandemie op angst
prevalentie angst en depressieve symptomen met 25% toegenomen
risicofactoren verhoogd, beschermingsfactoren verlaagd
Wat zijn overeenkomsten tussen de verschillende angststoornissen
excessieve angst/vrees met daaraan gekoppelde gedragsverstoringen
vrees: emotionele reactie op daadwerkelijke directe dreiging
angst: anticiperen op toekomstige dreiging/gevaar
–> niet toe te schrijven aan fysiologische effecten (medicatie/middel)
Wat is hetgeen dat angststoornissen onderscheid
hetgeen dat vermeden word
inhoud van de bijbehorende gedachten/overtuigingen
Specifieke fobie
7.4% lifetime prevalentie
onstaat op jonge leeftijd
60% heeft een comorbide stoornis
vaak lijden ze al meerdere jaren
wel herkenning van excessieviteit van reactie maar niet van dreiging
Onstaan van Specifieke fobie
moeilijk om precies de reden van ontstaan te weten, maar:
ervaren van traumatische gebeurtenis
informatieoverdracht
observationeel leren
GAS vs Normale zorgen
makkelijk te stoppen/los te laten
minder doordringend en uitgesproken
minder frequent en van korte duur
vaker met een reden/aanleiding
minder verscheidenheid aan onderwerpen
minder waarschijnlijk dat er fysieke symptomen zijn
Waarom blijven zorgen bestaan?
volgens metacognitieve model van gas:
trigger (wat als gedachten)
positieve meta-cognitie/overtuiging (piekeren nuttig)
**type 1 piekeren **(copingsmechanisme voor intrusie)
negatieve meta cognitie/overtuiging (piekeren gevaarlijk/oncontroleerbaar)
type 2 piekeren (piekeren over piekeren
–> met behandeling leren piekeren onder controle te krijgen
Cognitieve model van SAS: theorie
Aanamens ontstaan door vroegere negatieve ervaringen waarbij:
anderen je kritisch hebben beoordeeld
het belangrijk was dat mensen je aardig vonden
bepaalde overtuigingen als consequentie hadden dat mensen je anders zagen
ongeconditioneerde negatieve overtuigingen over jezelf
Cognitieve model van SAS
(stappen)
- sociale situatie
- mentale representatie vanuit het perspectief van het publiek >dit vormt je baseline image
- multiple task paradigm
- vergelijken van image met verwachtingen/standaard van publiek
- overschatting van beoordeling en negatieve consequenties hiervan
- angstreacties: vluchten/vermijdengedrag, fysiologische respons, negatieve interne dialoog
Cognitieve model van SAS: achteraf
rumineren over eigen gedrag en reacties van anderen, hierdoor verlies je overzicht en interfereert met effectieve coping
Paniekstoornis
terugkomende onverwachte paniekaanvallen, grote verscheidenheid in ernst en frequentie van aanvallen
–> soms duurt het jaren tussen de episodes
Paniekcirkel van Clark
- interne/externe prikkel
- verschil in lichamelijke sensatie
- complete misinterpretatie
- angst en vrees
Hoe werkt CBT met angststoornissen
percepties veranderen
1. Wat voelen we en hoe verandert die hoe we hierop reageren en denken
2. wat denken we en hoe verandert dit hoe we hierop reageren voelen
3. wat doen we dat verandert hoe we hierover denken en voelen
Exposure en Responspreventie (ERP)
patienten blootstellen aan de stimuli die angst oproepen, hierdoor leren ze dat:
1. angst neemt altijd af (habituatie)
2. de gevreesde uitkomst gaat niet gebeuren
3. als het wel gebeurt kunnen ze het aan