Hoorcollege 12: Traumatisch hersenletsel Flashcards
Wat is traumatisch hersenletsel?
kracht van buiten: klap op hoofd, kogel, verkeersongeluk
Open schedelletsel: voorwerp dringt hersenen binnen, plaatselijk
Gesloten schedelletsel: meest voorkomend, letsel meer diffuus
Hoeveel komt traumatisch hersenletsel voor?
incidentie: 3,7 miljoen mensen in europa
prevalentie: 200.000-375.000 leven ermee in NL
Wat zijn de belangrijkste risicofactoren bij hersenletsel
leeftijd, geslacht (jongere kinderen en ouderen) maar ook lage SES, psychiatrische stoornissen, drank/drugsmisbruik
primaire schade
direct gevolg van trauma
Diffuus axonaal letsel: witte stof letsel
contusiehaarden (grijze stof): orbitofrontaal of temporaal OF coup-contre coup (recht erdoorheen, bijv kogel)
Secundaire schade
Extracraniaal: schade ergens anders in het lichaam (bijv zuurstoftekort)
Intracraniaal: zwelling, bloeding, inklemming of intracraniele druk
Glasgow Coma Scale (EMV)
hoe bepalen we de ernst van het hersenletsel?
Lijst van dingen afstrepen. 13-15 is lichte schade, 9-12 is middelzwaar en <8 is zwaar (openen ogen/motorische reactie/ verbale respons)
Posttraumatische amnesie (PTA)
hoe bepalen we de ernst van het hersenletsel?
Posttraumatische amnesie (PTA): <1 uur is licht, 1-24 uur is middelzwaar en >1 dag is zwaar
–> gaat over geheugenverlies
THL
Hoe bepalen we de ernst van het hersenletsel
gevolg altijd stoonis in het bewustzijn
commotio cerebrie: bewusteloosheid max 15 mijn, PTA max 60 min
Contusio cerebrie: bewusteloosheid >15 min, PTA> 60 min
–> beiden vaak aangeduid als hersenschudding
Neuroimgaging
CT en Structurele MRI: hematomen, contusiehaarden, oedeem, hycrocephalus, DAI(witte stof) slecht te detecteren, niet altijd voorspeller herstel cognitieve stoornissen
Diffusion tensor imagery (DTI): gevoeellig voor verandering witte stof, betere voorspeller
Functional MRI (fMRI): abnormale activiteit geassocieerd met cognitieve stoornissen
Waar worden de klachten en stoornissen na hersenletsel door beinvloed?
locatie en ernst van het hersenletsel, herstelfase (acuut, subacuut of chronisch; <1, 1-6, >6 maanden)
ernst van cognitieve, emotionele en gedragsstoornissen
Neurologische gevolgen
motorische stoornissen (parese/verlamming), sensorische stoornissen (evenwicht, visueel of anosmie) en vermoeidheid
Neuropsychologische gevolgen
geheugen, snelheid van informatie verwerking, aandacht en concentratie, executieve functies
gevolgen geheugen
Amnesie (retrograde/anterograde/ posttraumatisch)
chronische geheugenstoornissen: frequentie subjectieve klacht, episodisch geheugen, ophalen uit semantische geheugen, prospectief geheugen
Gevolgen voor Taal/spraak
Afasie
ophalen van woorden/benoemen
dysartrie
Andere gevolgen
Gebrekkig inzicht, lagere sociale cognitie, gedrags/persoonlijkheidsveranderingen
Gevolgen voor emotionele reacties
depressie, angst boosheid, verlies eigenwaarde of zelfvertrouwen
–> emotionele labiliteit
Wat word er bedoeld met miserable minority
chronische klachten zoals hoofdpijn/duizeligheid, cognitieve stoornissen, geen afwijkingen op CT/MRI, klachten zijn vaak het gevolg van interacties
–> premorbide persoonlijkheid/stemmingsproblemen voorspellers voor chronische klachten
Gevolg: whiplash
nekletsel, geen hersenletsel (geen bewustzijnsverlies)
Minderheid chronische klachten (duizeligheid, concentratie, geheugen, stemmingsstoornissen)
persoonlijkheidskenmerken
symptoomvaliditeitstest
Wat kan een gevolg zijn van hersenletsel in de kindertijd?
impulsiviteit, slechte sociale communicatie, mentale stoornissen, risicovolgedrag (dilicten plegen)