Hoorcollege 5: vrijetijdsbesteding, flow, savoring en piekprestaties Flashcards

Gebaseerd op de dia's, mijn aantekeningen en een samenvatting

1
Q

wat is vrijetijdsbesteding/leisure?

A

wat mensen in hun vrije tijd doen voor hun ontspanning, plezier en passie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de relatie tussen vrijetijdsbesteding en welbevinden?

A
  • vrijetijdsactiviteiten zijn een sterke bottom-up predictor van welbevinden
  • belangrijk voor levenstevredenheid bij OUDERE VOLWASSENEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vergroten alle vrijetijdsbestedingen je welbevinden?

A

nee, het moet voldoen aan 5 eisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aan welke 5 eisen moet vrijetijdsbesteding voldoen om het welbevinden te vergroten?

A
  1. moet betekenisvol zijn voor die persoon
  2. moet autonomiegevoel geven
  3. moet competenties stimuleren
  4. moet onderbreking zijn van routine
  5. moet regelmatig betrekking hebben op positieve interacties met andere mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

maken vakanties ons gelukkiger?

A
  • geluk neemt toe VOOR de vakantie
  • een ontspannen vakantie zorgt voor toename in geluk daarna
  • maar korte effecten
  • sprake van geheugenbias
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geheugenbias bij vakanties

A

mensen herinneren vakanties positiever dan ze echt waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

time affluence/tijdwelvaart

A

de perceptie dat je genoeg tijd hebt voor vrijetijdsactiviteiten die persoonlijk betekenisvol zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

time poverty/tijdarmoede

A

het gevoel dat je constant druk bent en niet genoeg tijd hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

adult playfullness

A
  • persoonlijkheidstrek
  • meer extravert, open, vriendelijk
  • minder neurotisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 kwaliteiten van adult playfulness

A
  1. grappige/liefdevolle motivatie
  2. spontaniteit
  3. ongeremdheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

flow betekenis

A
  • intense betrokkenheid bij activiteit in het moment
  • die zowel fysiek als mentaal kan zijn
  • aandacht wordt volledig geïnvesteerd in de taak
  • en de persoon functioneert op zijn/haar optimale vermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de kenmerken van flow zijn op te delen in 2 delen:

A
  1. hoe flow voelt
  2. condities voor flow
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de 6 kenmerken van flow deel 1: hoe flow voelt?

A
  1. samengaan van actie en bewustzijn
  2. complete concentratie op taak
  3. geen zorgen over verlies van controle –> gevoel van controle
  4. verlies van zelfbewustzijn
  5. het passeren van tijd is raar
  6. autotelische aard van de ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de twee kenmerken van flow deel 2: condities voor flow?

A
  1. ontstaat bij een uitdagende activiteit die vaardigheid beheerst
  2. een activiteit heeft duidelijke doelen en onmiddellijke feedback
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat kan je vertellen over het volgende kenmerk voor flow:
1. samengaan van acties en bewustzijn

A
  • je bent je niet bewust van andere dingen tijdens de activiteit
  • je hoeft niet na te denken over wat je aan het doen bent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat kan je vertellen over het volgende kenmerk voor flow:
2. complete concentratie op de taak

A
  • de taak moet geen moeite kosten
  • ## je gedachten dwalen niet af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat kan je vertellen over het volgende kenmerk voor flow:
3. een zorgen over verlies van controle –> gevoel van controle

A
  • je maakt je geen zorgen over de taak en je piekert niet over of het gaat lukken
  • je doet het ook echt voor jezelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat kan je vertellen over het volgende kenmerk voor flow:
4. verlies van zelfbewustzijn

A
  • je gaat helemaal op in de situatie
  • je functioneert zowat op automatisch piloot
  • je treedt buiten jezelf en observeert jezelf vanaf een afstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat kan je vertellen over het volgende kenmerk voor flow:
5. het passeren van tijd gaat raar

A
  • het kan zijn dat de tijd voorbijvliegt of juist heel langzaam gaat
  • vaak vergeet je ook om pauze te nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat kan je vertellen over het volgende kenmerk voor flow:
6. autotelische aard van de ervaring

A
  • je doet het niet om een doel te bereiken, de activiteit zelf is het doel
  • intrinsieke motivatie?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat kan je vertellen over het volgende kenmerk voor flow:
7. ontstaan bij een uitdagende activiteit die vaardigheid eist

A
  • je moet ergens goed is zijn en de skills hebben, maar je moet ook voldoende uitdaging krijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat kan je vertellen over het volgende kenmerk voor flow:
8. een activiteit heeft duidelijke doelen en onmiddellijke feedback

A
  • je hebt duidelijke regels nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

bij flow kan je denken aan twee assen:

A
  1. uitdaging
  2. vaardigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat krijg je bij lage uitdaging en lage vaardigheid?

A

apathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat krijg je bij hoge uitdaging en lage vaardigheid?

A

anxiety

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat krijg je bij lage uitdaging en hoge vaardigheid?

A

relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat krijg je bij hoge uitdaging en hoge vaardigheid?

A

flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

bij welke groep uit de flowkwadrant is zelfvertrouwen het laagst?

A
  • bij de anxiety-groep
  • lage vaardigheden maar hoge uitdaging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

hoe heet het als je flow op je werk ervaart?

A

work engagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

op welke 5 punten kan flow verschillen?

A
  1. verschillende contexten waarin flow eervaren kan worden
  2. verschillende soorten flow ervaring (groep- of microflow)
  3. verschillende intensiteit
  4. verschillen in culturen
  5. per individu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

3 kenmerken van belang om (sneller/eerder) in de flow te komen:

A
  1. autotelische persoonlijkheid
  2. nieuwsgierigheid
  3. absorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

autotelische persoonlijkheid

A
  • nodig om in de flow te komen
  • als je dingen doet omdat je dat belangrijk of leuk vind, niet vanwege externe factoren zoals beloningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

hoe heet het als flow een persoonlijkheidstrek is?

A

dispositionele flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

dispositionele flow

A

als flow een persoonlijkheidstrek is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

tussen welke 2 dingen wordt een onderscheid gemaakt bij nieuwegierigheid?

A
  1. exploratie
  2. absorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

exploratie (nieuwsgierigheid)

A
  • neiging om nieuwe situaties op te zoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

absorptie (nieuwsgierigheid)

A

mogelijkheid om volledig op te gaan in situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

is flow aangeboren?

A
  • dat lijkt het wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

in welke leeftijdsfase kan je flow meemaken?

A

elke leeftijdsfase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

ervaart iedereen flow?

A
  • nee, zo’n 10-15% van de mensen heeft nog nooit flow meegemaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

in welke context komt flow minder vaak voor?

A
  • in het onderwijs
  • het is lastig om de balans tussen vaardigheden en uitdaging te managen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

aandacht switchen

A

de mogelijkheid om bewust je aandacht te verschuiven naar andere stimuli

43
Q

relatie tussen aandacht switchen en welzijn:

A

beter in aandacht switchen gelinkt aan hoger psychologisch welzijn

44
Q

door wie zijn de 4 fasen van microflow naar intense flow geopperd?

45
Q

wat zijn de 4 fasen om van microflow naar intense flow te gaan?

A
  1. aandacht geven
  2. geïnteresseerde aandacht
  3. geabsorbeerde aandacht
  4. samenvoeging/merging
46
Q

van microflow naar intense flow: fase 1: aandacht geven

A

in deze fase focus je je aandacht op fysiologische processen

47
Q

van microflow naar intense flow: fase 2: geïnteresseerde aandacht

A
  • milde flow
  • je hoeft niet hard te concentreren om omgevingsfactoren af te sluiten
48
Q

van microflow naar intense flow: fase 3: geabsorbeerde aandacht

A
  • zo geabsorbeerd in de activiteit –> bijna onmogelijk om je aandacht te laten afdwalen of afleiden
  • tijd- en ruimteperceptie veranderen
49
Q

van microflow naar intense flow: fase 4: samenvoeging/merging

A
  • niet langer bewust zijn van de scheiding tussen jou en de activiteit
  • optimale en intense flow
50
Q

3 kritiekpunten van flow

A
  1. flow kan ook ervaren worden als vaardigheden groter zijn dan uitdaging
  2. gevoel van betekenis en emotionele connectie is van belang om flow te ervaren
  3. flow is lastig te meten
51
Q

hoe kan je flow het beste meten?

A

met experience sampling, maar dat is dan wel vlak NA de flow-ervaring

52
Q

is flow gerelateerd aan subjectief welbevinden>

A
  • ja, in het moment zelf wel ja + gelinkt met vrijetijdsactiviteiten
  • nee, ook flow ervaren bij verslavende activiteiten
53
Q

hoe heet de flow bij verslavende activiteiten?

54
Q

junk flow

A

de flow bij verslavende activiteiten

55
Q

op welke twee manieren wordt flow gerelateerd aan welbevinden?

A
  1. positief
  2. negatief
56
Q

positieve associatie van flow met welbevinden

A
  • als je op kan gaan in activiteiten –> hoger welbevinden
  • meer controle en minder externe invloeden, dus ook minder negatieve externe invloeden
57
Q

negatieve associatie van flow met welbevinden

A
  • flow gebruiken als uitvlucht, maar je kan negatieve situaties niet vermijden, alleen negeren
58
Q

hypo-egoïstisch

A
  • laag zelfbewustzijn
  • veel positieve emoties
59
Q

savoring definitie

A

vermogen om positieve ervaringen in je leven aandacht te geven, te waarderen en te verbeteren

60
Q

4 verschillende typen van savoring:

A
  1. thanksgiving
  2. basking
  3. marveling
  4. luxurating
61
Q

de 2 assen van savoring

A
  1. denken v.s. voelen / type ervaring
  2. buiten jezelf v.s. binnen jezelf / focus
62
Q

thanksgiving (type van savoring)

A

= waardering
- cognitief/denken en externe focus

63
Q

basking (type van savoring)

A

= trots/koesteren
- cognitief/denken en interne focus

64
Q

marveling (type van savoring)

A

= ontzag
- gevoel en externe focus

65
Q

luxurating (type van savoring)

A

= genieten
- gevoel en interne focus

66
Q

voorbeeld van luxurating

A
  • ijsje eten
  • zintuigelijk
67
Q

welk type van savoring bestaat uit cognitief/denken en externe focus?

A

thanksgiving

68
Q

welk type van savoring bestaat uit cognitief/denken en interne focus?

69
Q

welk type van savoring bestaat uit voelen en externe focus?

70
Q

welk type van savoring bestaat uit voelen en externe focus?

71
Q

welk type van savoring bestaat uit voelen en interne focus?

A

luxurating

72
Q

de 3 tijdsoriëntaties van savoring

A
  1. verleden
  2. heden
  3. toekomst
73
Q

hoe heet savoring over het verleden?

A

reminiscing

74
Q

hoe heet savoring over het heden?

A

savouring the moment

75
Q

hoe heet savoring over de toekomst?

A

anticipating

76
Q

over welke tijd ben je aan het savoren bij reminiscing?

A

het verleden

77
Q

over welke tijd ben je aan het savoren bij savouring the moment?

78
Q

over welke tijd ben je aan het savoren bij anticipating?

A

de toekomst

79
Q

op welke 5 manieren kan je savoring vergroten?

A
  1. absorptie
  2. zintuigen versterken
  3. geheugen opbouwen
  4. delen met anderen
  5. zelfgenoegzaamheid/self-congratualation
80
Q

savoring vergroten: absorptie

A

jezelf toestaan om jezelf onderdompelen met de ervaring/op te gaan in de ervaring

81
Q

savoring vergroten: je zintuigen versterken

A

focussen op de input van één zintuig en de andere probeer je te blokkeren

82
Q

voorbeeld van savoring vergroten: zintuigen versterken

A

je ogen dichtdoen om te genieten van muziek

83
Q

hoe is bij het volgende voorbeeld savoring vergroot: ogen dichtdoen om te genieten van de muziek?

A

zintuigen versterken

84
Q

savoring vergroten: geheugen opbouwen

A

dingen kopen of maken die je herinneren aan de gebeurtenis

85
Q

voorbeeld van savoring vergroten: geheugen opbouwen

A

foto’s maken of souvenirtjes kopen

86
Q

hoe is bij het volgende voorbeeld savoring vergroot: foto’s maken of souvenirtjes kopen?

A

geheugen opbouwen

87
Q

savoring vergroten: delen met anderen

A

als je iets verteld aan een ander (wat vrij automatisch gebeurd), ervaar je de positieve emoties langer en kan je die ook langer vasthouden

88
Q

savoring vergroten: zelfgenoegzaamheid

A
  • jezelf feliciteren/klopje op de schouder geven
  • een gezonde mate van trots
89
Q

4 strategieën van savoring:

A
  1. emoties uiten (lachen)
  2. aanwezig zijn in het moment
  3. kapitaliseren (positieve emoties delen)
  4. positief mentaal tijdreizen
90
Q

tegenovergestelde van savoring

91
Q

dampening

A

strategieën toepassen om positieve emoties te verminderen

92
Q

hoe heet het als je strategieën gaat toepassen om positieve emoties te verminderen

93
Q

4 strategieën van dampening

A
  1. onderdrukking
  2. afleiding
  3. fault finding
  4. negatief mentaal tijdreizen
94
Q

fault finding

A

zoeken naar de negatieve aspecten van een gebeurtenis

95
Q

van welke dampening strategie is gebruik gemaakt: “ik heb een 9, maar het was een makkelijke toets, ik moet niet te trots zijn”?

A

fault finding, zoeken naar de negatieve aspecten van een gebeurtenis

96
Q

negatief mentaal tijdreizen

A
  • negatieve ervaringen anticiperen na positieve ervaring
  • negatief vooruitdenken in plaats van savoring van het moment
97
Q

van welke dampening strategie is gebruik gemaakt: “ik heb een 9 gehaald, maar dat zal niet nog een keer gebeuren, dus ik kan me maar beter goed voorbereiden voor de volgende toets”

A

negatief mentaal tijdreizen

98
Q

upregulation-strategieën

A

emoties versterken

99
Q

piekprestatie definitie

A
  • gedrag dat efficiënter, creatiever, productiever of beter is dan iemands normale gedrag
  • en dat kan in alle facetten van menselijke activiteiten voorkomen (emotioneel, fysiek, intellectueel)
100
Q

2 soorten context van piekprestaties

A
  1. superieure prestatie voor een geleerde vaardigheid
  2. ongebruikelijke moed tijdens een crisis
101
Q

welke 4 dingen zijn er nodig voor piekprestaties?

A
  1. duidelijke focus
  2. intense betrokkenheid bij een ervaring
  3. sterke intentie/motivatie om een taak te volbrengen
  4. spontane uiting van kracht
102
Q

is flow altijd geassocieerd met een piekprestatie?

A

ja en nee:
- niet elke flow-ervaring is een piekprestatie
- piekprestaties vinden wel vaak plaats tijdens een flow-ervaring

103
Q

welke 6 stappen om piekprestaties te ontwikkelen?

A
  1. kom uit je comfortzone/daag jezelf uit
  2. concentreer op het proces/de activiteit in het moment
  3. wees self-aware, niet self-concious
  4. stop met twijfelen, geloof in jezelf
  5. bereid goed voor/set the stage
  6. mediteer om te focussen op het nu en gedachten te beheersen
104
Q

wat hebben flow, mindfulness, savoring en piekprestaties met elkaar gemeen?

A

allemaal focussen ze op de waardering van onze huidige ervaringen –> absorptie