Boekhoofdstuk 1: An Introduction to Positive Psychology Flashcards

1
Q

Martin Seligman

A

Pionier van de positieve psychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie begon met positieve psychologie/pionier?

A

Martin Seligman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

positieve psychologie focust op?

A

mbv psychologische theorieën kijken naar positieve en adaptieve aspecten van het menselijk gedrag –> goede punten sterker maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarin verschilt positieve psychologie van de rest van de psychologieën?

A

gemiddelde psychologie focust op slechte dingen beter maken (van -1 naar 0)
positieve psychologie focust op goede dingen nog sterker maken (van 0 naar 1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

3 dimensies van positieve psychologie:

A
  1. Subjectief level
  2. Individueel level
  3. Groepslevel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar kijken we naar bij het subjectieve level van positieve psychologie?

A
  • positieve subjectieve staten
  • positieve emoties (liefde)
  • constructieve gedachten (hoop)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar kijken we naar bij het individuele level van positieve psychologie?

A
  • positieve individuele trekken
  • positieve gedragspatronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar kijken we naar bij het groepslevel van positieve psychologie?

A
  • positieve instituties
  • creatie van gezonde families en werkomgevingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Positieve psychologie volgens Seligman & Csikszentmihalyi, 2000

A

wetenschappelijke studie van positief menselijke functioneren en bloeien op verschillende niveaus, zoals de biologische, persoonlijke, relationele, institutionele, culturele en mondiale dimensies van het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

The Good Life volgens positief psychologen

A
  • wat heeft de grootste waarde in het leven?
  • well-lived en fulfilled life
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

The Good Life volgens Martin Seligman

A

“Gebruik elke dag je kenmerkende krachten om authentiek geluk en overvloedige voldoening te creëren”
- gebruik kenmerken om echt gelukkig en voldaan te zijn dus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

The Good Life bestaat uit 3 componenten:

A
  1. connecties met anderen
  2. positieve individuele kenmerken
  3. levensregulerende kwaliteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat draagt bij aan The Good Life component 1: connecties met anderen?

A
  • mogelijkheid tot liefde
  • altruïsme
  • mogelijkheid om te vergeven
  • spirituele connecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat draagt bij aan The Good Life component 2: positieve individuele kenmerken?

A
  • integriteit
  • mogelijkheid tot spelen en creatief zijn
  • moed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat doen levensregulerende kwaliteiten? (The Good Life component 3)

A
  • helpen met het reguleren van dagelijks gedrag zodat we onze doelen kunnen bereiken terwijl we ook anderen proberen te helpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat draagt bij aan The Good Life component 3: levensregulerende kwaliteiten?

A
  • gevoel van autonomie
  • hoge mate van gezonde zelfcontrole
  • aanwezigheid van intelligentie om gedrag te sturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

2 onderzoeken over het belang van positieve psychologie:

A
  1. psychologische sterktes kan mensen helpen herstellen van psychologische problemen (Huta & Hawley, 2010)
  2. laag positief welbevinden nu kan basis zijn voor depressie tot wel 10 jaar later (Joseph & Wood, 2010)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

flourishing

A
  • hoge mate van welbevinden
  • lage mate van mental illness
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

iemand met hoge mate van welbevinden en lage mate van mental illness is …

A

flourishing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

struggling

A
  • hoge mate van welbevinden
  • hoge mate van mental illness
  • doet het prima, maar stress over bepaalde zaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

iemand met hoge mate van welbevinden en hoge mate van mental illness is …

A

struggling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

floundering

A
  • lage mate van welbevinden
  • hoge mate van mental illness
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

iemand met lage mate van welbevinden en hoge mate van mental illness is …

A

floundering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

languishing

A
  • lage mate van welbevinden
  • lage mate van mental illness
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

iemand met lage mate van welbevinden en lage mate van mental illness is …

A

languishing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

van wie is het idee “complete mental health”

A

Keyes and Lopez

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat bedachten Keyes and Lopez?

A

“complete mental health”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wat is “complete mental health”?

A
  • hoog emotioneel welbevinden
  • hoog psychologisch welbevinden
  • hoog sociaal welbevinden
  • lage mate van psychische aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

hoge emotionele welbevinden betekent

A

als mensen gelukkig en tevreden zijn met hun leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

hoog psychologisch welbevinden betekent

A
  1. wanneer mensen zich competent, autonoom en zelfaccepterend voelen
  2. een doel in het leven hebben
  3. persoonlijke groei vertonen
  4. positieve relaties met anderen genieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

hoog sociaal welbevinden is

A
  1. als mensen een positieve houding hebben tegenover anderen
  2. geloven dat sociale verandering mogelijk is
  3. proberen bij te dragen aan de maatschappij
  4. zich onderdeel voelen van een grotere sociale gemeenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

5 dimensies waarop je hoog sociaal welbevinden kan meten:

A
  1. sociale acceptatie
  2. sociale actualisatie
  3. sociale contributie
  4. sociale coherentie
  5. sociale integratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

“complete mental health” model bestaat uit … componenten

A

12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hoe is het model van “complete mental health” verdeeld, in welke onderdelen?

A

2 waarden van welbevinden (laag/hoog)
2 waarden van mental illness (laag/hoog)
1. emotioneel, 2. psychologisch, 3. sociaal welbevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wat was een belangrijke uitkomst uit het onderzoek van Corey Keyes (2005)?

A

interventies tegen mental illness verhoogt niet automatisch het welbevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

virtues

A

deugden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

voorbeelden van virtues/deugden

A

moed, eerlijkheid, trouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

hoe dacht men vroeger over de mens?

A
  • simpel wezen dat net agressie kan controleren
  • egoïstisch, alleen wat zichzelf helpt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

wat geloofden Watson en Freud?

A
  • dat mensen voornamelijk gedreven worden door egoïsme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat geloofden Adler en Jung?

A

dat bepaalde positieve trekken aangeboren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

wat is een nieuwe kijk op de mens als sociaal wezen?

A
  • dat de behoefte om samen te werken en de wens om anderen te helpen biologisch gebaseerd en aangeboren kunnen zijn
42
Q

veelvoorkomende aanname over positieve en negatieve emoties:

A

dat het een afhankelijke relatie heeft, negatieve emoties om laag zou betekenen dat de positieve emoties omhoog gaat

43
Q

wat vond Schimmack (2008) in een reviewpaper?

A

positieve en negatieve emoties zijn relatief onafhankelijk van elkaar

44
Q

wat stelt het dynamic model of affect (DMA)?

A

de onafhankelijkheid van positieve en negatieve emoties hangt af van de situatie

45
Q

wanneer worden positieve en negatieve emoties afhankelijk van elkaar volgens het Dynamic model of affect (DMA)?

A

bij stress of onzekerheid

46
Q

wat is de oudste benadering van welzijn en geluk?

47
Q

hedonisme

A

welzijn bereiken door fundamenteel nastreven van individuele zintuigelijke genoegens en het vermijden van pijn, schade en lijden

48
Q

de hebreeuwen leefden met deze theorie over geluk en welzijn:

A

divine command theory

49
Q

divine command theory of happiness

A

je kan geluk nastreven door regels te volgen van een opperwezen/Supreme Being

50
Q

wie bepaalt hoe je geluk kan nastreven volgens de oude Grieken?

51
Q

wat geloofde Socrates m.b.t. geluk?

A

dat geluk nastreven alleen mogelijk is door een grote zelfkennis

52
Q

Delphic Motto die Socrates aanhing:

A

Know Thyself

53
Q

Anology of the cave is van

54
Q

Plato’s anology of the cave en geluk

A

alleen ware kennis (en daardoor geluknastreven) als je je uit de grot ontketent en naar de zon kijkt, intuïtief

55
Q

wat geloofde Aristoteles m.b.t geluk?

A

je moet de Gouden Middenweg volgen (emoties temmen o.a.) wat leidt tot leven volgens het principe van eudaimonia

56
Q

het principe van eudaimonia

A

geluk is niet een samenvoeging van leuke momenten, maar de totale context van iemands leven

57
Q

virtue theory of happiness

A

de ontwikkeling of cultivering van bepaalde deugden leidt een persoon tot het grootste welzijn

58
Q

epicurisme

A
  • het nastreven van geluk door je terug te trekken van politiek en een stil bestaan van kleine genoegens te hebben
  • NIET hetzelfde als hedonisme
59
Q

stoïcisme

A
  • baseer je welzijn niet op veranderende dingen, geloof en volg het plan dat voor je gemaakt is
  • acceptatie van hoe je leven is en zonder klagen je plichten vervullen
60
Q

Volgens Daniel Robinson gaven de Grieken en Romeinen ons 4 theorieën over het leven:

A
  1. contemplative life
  2. active life
  3. fatalistic life
  4. hedonisme
61
Q

“contemplative life” van de grieken en romeinen

A

men streeft naar kennis, begrip, zelfreflectie en wijsheid

62
Q

“active live” van de grieken en romeinen

A

gebaseerd op een gevoel van plicht, sociale betrokkenheid en betrokkenheid tot de wereld

63
Q

“fatalistic life” van de grieken en romeinen

A
  • erkent dat het leven moeilijkheden met zich meebrengt
  • welzijn moet voortkomen uit acceptatie hiervan zonder te klagen of ertegen in te gaan
64
Q

2 aanvullende perspectieven op het leven van Robinson:

A
  1. heroic life
  2. saintly life
65
Q

Robinsons “heroic life” en “saintly life” vereisten

A

aanzienlijke opofferingen, ten minste, zo lijkt het voor de buitenstaander

66
Q

waarop legden de grieken nadruk?

A

rationale analyse

67
Q

rationale analyse

A
  • de vrijheid om je eigen overtuigingen te kiezen
  • een eerlijke en grondige zoektocht naar wijsheid
68
Q

Hoe men geluk kan nastreven volgens het christendom

A

door je eigen naasten net zo lief te hebben als God de wereld liefheeft

69
Q

waarop was “the good life” in de vroege middeleeuwen gebaseerd?

A
  • op religieuze perspectieven dat het ware geluk pas na het overlijden (in de hemel bijvoorbeeld) komt
  • conflict tussen je geest en je lichaam
70
Q

met wie kun je de overtuigingen in vroege middeleeuwen vergelijken?

A
  • met Freud, Id vs Ego en Lichaam vs Geest
71
Q

In de middeleeuwen heeft de christelijke kerk een document opgesteld om mensen te waarschuwen over de wereldse gevaren, hoe heet het?

A

de 7 dodelijke zonden

72
Q

Wat is de minder bekende versie van regels van de christelijke kerk in de middeleeuwen?

A

four cardinal virtues / de 4 hoofddeugden

73
Q

welke twee lijsten met ‘regels’ had de christelijke kerk in de middeleeuwen gemaakt?

A
  1. de 7 dodelijke zonden
  2. de 4 hoofddeugden
74
Q

doel van de lijst van de 7 zonden?

A

het veroordeelt zelfingenomen hedonisme en narcisme

75
Q

doel van de lijst van de 4 hoofddeugden?

A

het leiden tot deugdelijke gedrag en vermijden van zonden

76
Q

wat zijn de 7 zonden volgens de christelijke kerk in de middeleeuwen?

A
  1. hoogmoed/ijdelheid
  2. hebzucht
  3. lust
  4. afgunst/jaloezie
  5. vraatzucht
  6. boosheid/woede
  7. luiheid
77
Q

wat zijn de 4 hoofddeugden volgens de christelijke kerk in de middeleeuwen?

A
  1. voorzichtigheid/verstandigheid
  2. rechtvaardigheid
  3. moed/sterkte
  4. gematigdheid/zelfbeheersing
78
Q

welke 3 theologische deugden voegden de middeleeuwse mensen toe aan de 4 hoofddeugden van de christelijke kerk?

A
  1. geloof
  2. hoop
  3. charity (naastenliefde?)
79
Q

4 punten van Moses Maimonides

A
  1. benadrukte de rol van zowel positieve als negatieve emoties als invloed op gezondheid (chronische woede en verdriet)
  2. esthetische ervaringen zijn heilzaam (luisteren naar muziek etc.)
  3. mindfulness is essentieel voor gezond functioneren
  4. moedigde de ontwikkeling van positieve karaktereigenschappen aan
80
Q

mysticisme

A

gepassioneerd streven naar een relatie met bijvoorbeeld God

81
Q

wat gebeurde er in de verlichting en renaissance?

A

humanisme kwam op

82
Q

humanisme

A
  • de mens staat centraal
  • kritisch denken
83
Q

welke 3 aspecten droegen bij aan de intellectuele transformatie in de verlichting/renaissance?

A
  1. speciaal talent van kunstenaars
  2. opkomst van de wetenschap
  3. toenemend belang van sociale wereld
84
Q

welke twee ideeën droegen bij aan de opkomst van wetenschap in de verlichting?

A
  1. empirisme
  2. machinisme
85
Q

empirisme

A

echte kennis komt uit wat je met je zintuigen vastlegt

86
Q

mechanisme

A

de aarde is een vaste machine, en alle processen worden bestuurd door de onverbiddelijke wetten van mechanische causaliteit

87
Q

utilitarisme

A

de morele kwaliteit van een handeling is gebaseerd op de hoeveelheid geluk en pijn die handeling oplevert

88
Q

hedonische calculus

A
  • om geluk te kwantificeren
  • de ratio tussen positieve en negatieve ervaringen in iemands leven bestuderen
89
Q

wie besprak hedonische calculus?

90
Q

romanticisme tijdens de 19e eeuw en kijk op geluk

A

Het vermogen om emoties intens te voelen werd als belangrijk beschouwd voor een volwaardig en betekenisvol leven

91
Q

individualisme zorgde in de 19e eeuw voor:

A
  1. meer emotie-expressie en “true self”
  2. het idee van een huwelijk gebaseerd op echte liefde
  3. de verheerlijking van de jeugdperiode en “wonder”
92
Q

Toevoeging van William James aan de positieve psychologie in de 20e eeuw

A

de invloed van spirituele en mystieke ervaringen voor persoonlijkheid

93
Q

Wie beïnvloedde Abraham Maslow en de oprichting van de humanistische psychologie in de jaren 50 en 60?

A

William James

94
Q

Wat voegden Freud en zijn volgers toe aan de zoektocht naar welzijn in de 20e eeuw?

A

dat het onbewuste ook van invloed kan zijn

95
Q

hoe heet Alfred Adlers kijk op psychologie?

A
  • individuele psychologie
  • “any child can learn anything”
  • belang van sociale contacten en skills
96
Q

Wat houdt Alfred Adlers kijk op psychologie in?

A
  • “any child can learn anything”
  • belang van sociale contacten en skills
97
Q

hoe heet Carl Jungs kijk op psychologie?

A
  • analytische psychologie
98
Q

wat houdt Carl Jungs kijk op psychologie in?

A
  • benadrukt de persoonlijke groei in de tweede helft van het leven
99
Q

eupathics

A
  • Abraham Myerson
  • “how the mood of mankind can be elevated”
100
Q

social indicators research

A
  • studie van geluk, life satisfaction en QoL
101
Q

verschil humanistische en positieve psychologie

A
  • verschillen worden steeds kleiner
  • humanistische psychologie focust vooral op case-studies, positieve psychologie vooral op statistische onderzoeken
102
Q

6 hypotheses van Joel Kupperman over “the goof life”

A
  1. simpel hedonisme is niet hét pad naar welzijn
  2. geluk is niet het enige criterium voor welzijn
  3. proberen emoties te onderdrukken elimineert ze niet
  4. een stressvrij leven is niet het meest wenselijke leven
  5. deugden en een goed karakter zijn van belang voor “the good life”
  6. je hoeft niet perfect te zijn om een goed persoon te zijn