Hoorcollege 2: Beweging Flashcards

1
Q

Primaire functie voorbeen

A

schokken opvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Adaptatie voorbeen doelmatige beweging

A

– Zijdelings afgeplatte thorax
– Geen sleutelbeen
– Schouderblad op laterale vlakte thorax,
– Verbonden d.m.v. synsarcosis
– Verlenging i.v.m. efficiëntie
– Reductie in beweging (schoudergewricht, elleboog)
– Reductie in aantal tenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Primaire functie achterbeen

A

stuwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Adaptatie achterbeen doelmatige beweging

A
  • Stevige verbinding met romp i.v.m. voortstuwende krachten bij afzet,
  • Aanpassingen om waar mogelijk passieve stabilisatie toe te passen (ook in flexie-extensie richting),
  • Reductie in gewicht (kuitbeen, ondervoet).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

synsarcosis

A

de verbinding tussen twee of meer botten welke bijeengehouden worden door spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Snelheid

A

is afstand per tijdseenheid; verlenging hand en voet.

Bij paard carpus en tarsus essentieel voor voortbeweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Type ganger diersoort

A
  • zoolganger (mens)
  • teengangers (kat)
  • topteengangers (paard)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Anatomie gewrichten

A
• Articulatio
• Iedere verbinding tussen 2 botdelen 
  – Fibreuze gewrichten
  – Kraakbeengewrichten
  – Synoviaalgewrichten 
    • Kapsel
    • Synovia
    • Extracapsulaire structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

articulatio

A

het punt van verbinding tussen twee botten of elementen van het skeletgewricht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

synovia

A

gewrichtsvloeistof, kan opgenomen worden in kraakbeen en dat perst er weer uit op het moment dat je gaat bewegen. Die synovia is een vorm van een bloedfiltraat, dus daar zitten ook voedingsstoffen in en afvalstoffen afgevoerd wordt. Kraakbeen is niet gevasculariseerd dus daarom moet het via de synovia lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

functie gewricht

A

het gewricht zorgt voor de beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gewrichtsdraai-as

A
  • rotatie (kan translatie alleen bij het kaakgewricht als je een centenbakje probeert te maken)
  • draai-as
  • -> de as is het stilstaande stukje.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rotatie

A

bewegingen van borstukken, die samen een gewricht vormen, kunnen worden beschreven als rotaties om 1 of meerdere draaiassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

draai-as

A

verzameling van punten, die bij de beweging van het gewricht niet van plaats veranderen

a. flexie/extensie: mediolateraal > van binnen naar buiten
b. abductie/adductie: craniocaudaal > van voor naar achter
c. endo-/exorotatie: dorsoventraal > van rug naar buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rotatie-assen

A

indeling gewrichten naar rotatie mogelijkheden:

  • scharniergewricht: 1 as, bijv. elleboog
  • ei- en zadelgewricht: 2 assen, bijv. ei = pols (buigen en strekken); zadel = humerus bij het vliegen van de vogel
  • kogelgewricht: 3 assen, bijv. schouder (mens), heup. Je hebt geen collateraalbanden om banden tegen te houden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beweging in sagittale vlak

A
  • stabilisatie in buik/strekrichting vooral door spieren –> actief
  • stabilisatie in dwarsrichting door banden, kapsel en richels –> passief
    Paarden kunnen knieën op slot zetten, zodat ze kunnen blijven staan via collateraalbanden
17
Q

richtingstolerantie

A

Alleen krachten loodrecht op contactoppervlak kunnen worden overgebracht
–> afschuifkrachten kunnen door collaterale banden omgezet worden in loodrechte krachten.

18
Q

stabiliteit

A

is voorkomen van beweging

19
Q

Beweging en stabiliteit formule

A
  • Gewrichtsmoment = kracht * arm

Kracht = spierkracht of bodemreactiekracht
Arm = kortste (= loodrechte) afstand tussen krachtlijn en gewricht
–> moment is dus het daadwerkelijke “resultaat”
–> meer kracht nodig bij kleinere arm, minder kracht bij grotere arm.
–> Stabilisatie = korte arm, veel kracht
Beweging = lange arm, minder kracht

20
Q

Bodem Reactie Kracht (BRK)

A

De kracht die vanuit de grond naar boven duwt door de poot. Deze kracht zorgt voor het momentum van de verschillende gewrichten > buigend moment.
–> optelsom van alle krachten die de bodem gaat teruggeven bij beweging (zolang de poot op de grond staan, dus niet in zwaaiactie!)

21
Q

Fz

A

zwaartekracht

22
Q

Ontstaan beweging

A

effect van de retractiespieren van het voor- en achterbeen. De achterste spieren (bijv. broekspieren en m. latissimus dorsi) binnen met aanspannen om te kunnen lopen > lichaam naar voren brengen > afzetten.

23
Q

Afzetten van retractiespieren

A

Er is altijd Fz, en afhankelijk van de hoeveelheid poten op de poot, zal de Fz wat verschillen.
Daarnaast heb je invloed van retractiespier, die in de richting van de vezelverloop de contractie gaan uitvoeren. Als je wilt afzetten heb je alleen wat aan het horizontale component, niet het verticale component.
Fz loodrecht naar beneden; Fretractie horizontaal naar achteren; Fafzet schuin naar beneden. De grond geeft een reactiekracht –> Fn t.o. Fz; Fwrijving t.o. Fretractie. BRK t.o. Fafzet.

24
Q

Invloed BRK

A
  • op functie van m. latissimus dorsi
  • op functie van broekspieren
  • door grondcontact verschuift de werklijn van de BRK van caudaal naar craniaal van resp. schouder en de knie.
  • -> gevolg: i.p.v. buigen, strekken van schouder/knie
25
Q

Effect intrinsieke spieren van het voor- en achterbeen

A

voorkoming verdere buiging bijv. m. triceps brachii waardoor je extensie krijgt van de elleboog.