Hoorcollege 12+13: Spieren Flashcards
Structuur spieren
Spier (+epimysium)
Spiervezelbundels (+ perimysium of endomysium)
Spiervezels = myofiber = spiercel = myocyt
Structuur myocyt
Sarcolemma (membraan) Sarcoplasma (cytosol) Sacroplasmatisch reticulum (SR) (ER) Myofibrillen in cytosol - sarcomeren - actin (eiwitten) - myosine (eiwitten) - titine (elastisch, verankering actine filamenten) - nebuline
Myofibril
Het kleinste contractiele deel van de spiercel en is opgebouwd uit sarcomeren, Deze zijn opgebouwd als myofilamenten.
Functionele structuur spieren: motorunit
1 motorunit = (lower) motorneuron met bijbehorende spiervezels (vertakkingen), contraheren simultaan. Grote motorunits in krachtige grove voortbewegingsspieren, kleine motorunits bij fijne bewegingen zoals oogspieren.
Lower motor neuronen
motorneuron pool; alle motorneuronen innoveren een enkele spier (beide alfa en gamma). Motorneuron pool zijn topografisch georganiseerd; proximale spieren mediaal en distale spieren lateraal in ruggenmerg (zie het als twee armen die flexen; ventraal)
aansturing lower motorneuronen
- input van buitenaf, zoals kniepeesreflex
- aangestuurd via hogere hersenstructuren, zoals upper motorneuronen en hersenstam (deze staan in verbinding met basale ganglia en cerebellum).
Eigenschappen grote motorunits
Axon: grote, snel geleidend, relatief inexcitabel.
Spiervezel: veel, type II (groot, snel, glycolytisch)
Functie: alleen gerecruteerd in krachtige contracties
Eigenschappen kleine motorunits
Axon: klein, trage conductie, relatief excitabel.
Spiervezel: Weinig, type I (klein, langzaam, oxidatief)
Functie: Als eerst gerecruteerd, vaak actief.
Recrutering
Het rekruteren van kleine vs. grote motorunits. Eerst worden de kleine motorunits aangezet, en hoe harder er geprikkeld wordt er meer vezels geactiveerd gaan worden > kracht die geleverd gaat worden gaat omhoog.
Signalering motor-neuron
Op de motorische eindplaat wordt Acetylcholine vrijgegeven vanuit motorneuron in synapsspleet. Door spanning krijg je calcium influx in presynaps > hierdoor wordt Acetylcholine afgegeven. ACh gaat op nicotine-receptor zitten opent natrium kanaal. Membraan potentiaal depolariseert (minder negatief), hierdoor gaan spanningsgevoelige natriumkanalen open > actiepotentiaal over membraan van spiercel. Het actiepotentiaal gaat de T-tubuli in. Er komt calcium vrij vanuit SR.
Acetylcholine (ACh) synthese
ACh wordt afgebroken door acetylcholinesterase en choline wordt weer opgenomen in presynaptisch axon voor hergebruik. Mitochondrion maakt acetyl CoA waaraan choline kan vinden.
Invloeden toxische stoffen op signalering
ACh receptor kanaal = d-tubocurarine & a-bungarotoxine blokkeren influx natrium.
Na-kanaal neuron = tetrodotoxine en saxitoxine blokkeert actiepotentiaal.
–> verlamming
ACh afgifte = tetanus en botuline blokkeren.
–> complete verstijving (tetanus) of spierzwakte (botulisme)
Excitation-contraction coupling
- Somatisch motorneuron laat ACh vrij in neuromusculaire spleet.
- Netto influx van Na door Ach receptor-kanalen initiëren een spier actiepotentiaal.
- Actiepotentiaal in T-tubuli verandert conformatie van DHP-receptor.
- DHP-receptor opent Calcium release kanalen in SR en Ca2+ komt cytoplasma in.
- Ca2+ bindt op troponine, dat een sterke actine-myosine binding toelaat.
- myosine koppen voeren sterke aanspanning uit.
- actine filamenten glijden richting centrum van sarcomeren.
Sarcomeren
Organisatie van filamenten.
A-banden = donker, dikke filamenten (myosine)
I-banden = licht, dunne filamenten (actineketen met nebuline en troponine)
myosine molecuul
2 eiwitketens. Heeft 2 koppen. 250 myosine moleculen vormen 1 dik filament.
Actine filament
Dunne filament: 2 gevlochten F-actin polymeren met bindingsplaatsen voor myosine koppen (verdekt opgesteld door andere moleculen zoals troponine). Calcium is nodig om de bindingsplaats vrij te krijgen.
Sliding filament theory
tijdens een contractie die myosine koppen verschuiven over de actie-filament > verkorting van vezel. ATP en Ca spelen een belangrijke rol hierin. De bindingsplaats van myosine koppen is bedekt door troponine. Op het moment dat een contractie gaat plaatsvinden moet tropomyosine van de plek afgetrokken worden. Calcium bindt aan troponine, deze trek tropomyosine van zijn plek > myosine kopje komt vrij te liggen.
Cross-bridge cyclus (4 fases)
Myosine koppen zitten vast aan actine.
1. Als je weer wilt samentrekken, moet myosinekop loskoppelen d.m.v. ATP. ADP op de kop wordt gehydrolyseerd met P (fosfaatgroep).
2. De kop knipt en maakt een zwakke binding met actine.
3. Ca moet vrijkomen waardoor de bindingsplaats voor myosine komt vrij te liggen en de binding sterk wordt. En er moet een power stroke (kop knikt) gebeuren zodat ze ten opzichte van elkaar gaan verschuiven. Dit gebeurt door het vrijlaten van het Pi (fosfaatgroepje).
4. De kop zit nog vast aan actinefilame en ADP restant zit aan kop. Deze laat los.
Om opnieuw dit te laten doorlopen is ATP nodig.
Kracht-lengte relatie
actinefilamenten = 1.0 micrometer lang
myosinefilamenten = 1.6 micrometer.
Als spier op zijn max van uitrekking zit, dan kan de spier minder kracht leveren. Als alle myosine kopjes kunnen binnen aan alle actine filamenten dan zal de spier zijn maximale kracht kunnen
uitoefenen.