Hoofdstuk 9 - Stress en welzijn op het werk Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie fasen die een individu in een stressvolle situatie doorloopt, volgens het algemeen aanpassingssyndroom (GAS)?

A
  1. Alarmering
  2. Weerstand
  3. Uitputting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het proces dat ontstaat als verschillende soorten en combinaties van werkeisen iemands vermogen en capaciteiten om eraan te voldoen overstijgen

A

Stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke drie categorieën kunnen veel van de stressmodellen worden onderverdeeld?

A
  1. Structurele benaderingen
  2. Transactionele benaderingen
  3. Modellen op basis van hulpmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Richten zich met name op het beschrijven van die aspecten van werk (en de interactie ertussen) die waarschijnlijk kunnen leiden tot een negatieve emotionele stresstoestand bij werknemers

A

Structurele benaderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rond welke twee belangrijke kenmerken van de werkomgeving is het demand-controlmodel opgesteld?

A
  1. Taakeisen

2. Controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke twee componenten omvat controle?

A
  1. Vaardigheidsdiscretie

2. Beslissingsruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De mate waarin de functie de werknemer in staat stelt zijn vaardigheden en capaciteiten te gebruiken

A

Vaardigheidsdiscretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De hoeveelheid controle die een werknemer heeft over zijn werksituatie

A

Beslissingsruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn vier werkcategorieën?

A
  1. Passief werk
  2. Overbelastend werk
  3. Eenvoudig werk
  4. Actief werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Emotionele ondersteuning en praktische hulp, net als controle, verminderen de impact van hoge taakeisen op werknemers

A

Strainhypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Veel controle en sociale ondersteuning kunnen, als ze gepaard gaan met hoge taakeisen, werknemers helpen bij het aanleren van nieuwe vaardigheden om zich aan te passen aan de eisen die aan hen worden gesteld. Ook leiden ze dan tot verhoogde motivatie en bevrediging

A

Leerhypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Modellen die stellen dat de vaardigheden, capaciteiten, kennis en attitudes van elke werknemer goed moeten passen bij de eisen die de functie aan hen stelt

A

Het Michigan-model en het person-environment fit-model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke vier categorieën kunnen metingen van welzijn op het werk worden ingedeeld?

A
  1. Organisationele metingen
  2. Metingen van psychische en lichamelijke gezondheid
  3. Fysiologische metingen
  4. Metingen van gezondheidsgerelateerd gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Van welke vier factoren kan de relatie tussen ploegendiensten en stress afhankelijk zijn?

A
  1. De duur van de diensten
  2. De tijden waarop de diensten ingaan
  3. De aflossingsfrequentie
  4. Of de werknemer een gezin heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn vier categorieën van positief managementgedrag?

A
  1. Toegankelijkheid/zichtbaarheid
  2. Arbo
  3. Feedback
  4. Individuele aandacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Heeft betrekking op hoe werknemers het functioneren van de organisatie zien

A

Organisatieklimaat

17
Q

Verwijst naar de waarden, aannames en normen die de organisatieleden delen en die invloed uitoefenen op individueel en collectief gedrag

A

Organisatiecultuur

18
Q

Mensen moeten in elke voorkomende situatie flexibel zijn als het gaat om de mate waarin ze hun handelingen baseren op hun innerlijke gevoelens of op de mogelijkheden tot bekrachtigingen (of bestraffing) die in die situatie aanwezig zijn

A

Psychologische flexibiliteit

19
Q

Menselijke eigenschappen die worden beschouwd als onderliggend (of latent) en die veel positieve resultaten voor personen verklaren

A

Psychologisch kapitaal

20
Q

Wat zijn vier eigenschappen die samen psychologisch kapitaal vormen?

A
  1. Hoop
  2. Optimisme
  3. Zelfwerkzaamheid
  4. Veerkracht
21
Q

Welke drie attributies zouden duiden op optimisme?

A
  1. Interne
  2. Stabiele
  3. Globale
22
Q

Een neiging om succesvolle resultaten toe te schrijven aan de eigen inspanningen

A

Interne attributie

23
Q

Het idee dat eigen inspanningen altijd leiden tot succesvolle resultaten

A

Stabiele attributie

24
Q

Het idee dat eigen inspanningen ons helpen om in de toekomst te slagen in andere taken

A

Globale attributie

25
Q

Uit welke vier punten bestaat de brede integrale eigenschap core self-evaluations?

A
  1. Eigenwaarde
  2. Locus of control
  3. Gegeneraliseerde zelfwerkzaamheid
  4. (Laag) neuroticisme
26
Q

Welke drie interventieniveaus benoemde Murphy?

A
  1. Primaire interventies
  2. Secundaire interventies
  3. Tertiaire interventies
27
Q

Interventies die de bronnen van organisationele stress aanpakken. Ze veranderen de opzet, organisatie en het management van werk

A

Primaire interventies

28
Q

Interventies die tot doel hebben de psychologische hulpmiddelen van werknemers zodanig te veranderen dat ze in staat zijn om anders, productiever te reageren op moeilijke of stressvolle aspecten van hun werk

A

Secundaire interventies

29
Q

Interventies die hulp bieden aan diegenen die al schade hebben ondervonden van hun werk

A

Tertiaire interventies