Hoofdstuk 9 Jong&Oud Flashcards

1
Q

duurzame productie

A

Productie die niet ten koste gaat van de welvaart of productiemogelijkheden van toekomstige generaties. Die productiewijze schaadt het milieu niet en put de grondstoffen niet uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

intertemporele ruil

A

(= ruilen over de tijd) Consumptie van nu verschuiven naar consumptie in de toekomst of omgekeerd, consumptie in de tijd naar voren halen. Geld verdienen en geld uitgeven gebeuren in verschillende periodes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

netto betaler

A

Iemand die meer betaalt via belasting of sociale premies dan dat hij ontvangt aan zorg, onderwijs en uitkering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

netto ontvanger

A

Iemand die meer aan zorg, onderwijs en uitkering ontvangt dan dat hij daarvoor betaalt via belasting en sociale premies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

overdrachten

A

Geld dat inkomensverdieners afdragen aan belastingen en sociale premies en dat de overheid gebruikt om de sociale uitkeringen en sociale voorzieningen te betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

profijtbeginsel

A

Het principe dat de gebruiker betaalt voor een geleverde (overheids)dienst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ruilen in natura

A

Ruil waarbij goederen zonder tussenkomst van geld rechtstreeks geruild worden tegen goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ruilen over de tijd

A

(= intertemporele ruil) Consumptie van nu verschuiven naar consumptie in de toekomst of omgekeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verzorgingsstaat

A

Een samenleving waar de overheid iedereen een aanvaardbaar bestaansminimum garandeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly