Hoofdstuk 1 jaar 2020-2021 Flashcards
Toets 1
Alternatief aanwendbaar
De middelen (producten, geld of tijd) kunnen voor verschillende zaken gebruikt worden.
Behoefte
Alles wat mensen graag willen hebben.
Bestedingen
Aankopen van goederen en diensten door consumenten (consumptie), door bedrijven (investeringen), door de overheid (overheidsbestedingen) en door het buitenland (export).
Budgetlijn
Een budgetlijn geeft verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden aan bij een bepaald budget (bijvoorbeeld vrije uren of werken).
Consumentenvertrouwen
Geeft informatie over de verwachtingen van consumenten over de ontwikkeling van de economie. Anders gezegd: geeft aan in hoeverre huishoudens vinden dat het economisch gezien beter of slechter gaat.
Consumeren
Het kopen van goederen en diensten door gezinnen (particuliere consumptie) en overheid (overheidsconsumptie) om in bestaande behoeften te voorzien.
Deflatie
Daling van het algemeen prijsniveau.
Inflatie
Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten. Stijging van het algemeen prijsniveau. Stijging van het gemiddelde prijspeil.
Investeren
Het aanschaffen van kapitaalgoederen door een onderneming of bedrijf: het kopen van goederen of diensten om er verder mee te produceren.
Koopkracht
De hoeveelheid goederen die je met je inkomen (of een euro) kunt kopen. Reële waarde van het budget.
Middelen
Zaken die je nodig hebt om een doel te bereiken, zoals geld, producten en tijd.
opofferingskosten
De gederfde opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief.
Schaarste
De beschikbare middelen zijn onvoldoende om alle menselijke behoeften te bevredigen, waardoor er altijd een keuze moet worden gemaakt uit verschillende mogelijkheden. Een product is schaars als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het product te maken.
vrije goederen
Goederen waar geen schaarse middelen voor worden opgeofferd.