Hoofdstuk 8 - Training en ontwikkeling Flashcards
Een benadering van ontwikkeling waarin een ervaren mentor wordt gekoppeld aan een minder ervaren collega, om die laatste loopbaanadvies, ondersteuning en hulp te bieden bij het verwerven van nieuwe vaardigheden.
Mentoring
Stellen ideeën voor die verklaren hoe leren plaatsvindt; ze ondersteunen de trainingspraktijk door in kaart te brengen wat de geschiktste instructiemethodes zijn.
Leertheorieën
Leren dat mogelijk wordt gemaakt of wordt ondersteund door het gebruik van informatie- en communicatietechnologie
E-leren
Een analyse van taken die duidelijk waarneembare onderdelen hebben en die relatief onveranderlijk zijn (bijvoorbeeld lopendebandwerk)
Hiërarchische taakanalyse (HTA)
De laatste fase van vaardigheidsverwerving, na de cognitieve en associatieve fase, waarin prestaties steeds verfijnder worden. De prestaties zijn in deze fase in zekere mate automatisch en de controle erover is steeds minder afhankelijk van geheugen of aandacht
Autonome fase
Feitenkennis die kan worden geuit of anderszins expliciet kan worden gemaakt.
Declaratieve kennis
Een verklaring van wat de trainee na afloop van een training zou moeten kunnen doen.
Gedragsdoelstellingen
De eerste fase uit de theorie van Anderson om een vaardigheid aan te leren. Gebaseerd op feitelijke kennis.
Declaratieve fase
Gegevens die worden verzameld om te bepalen of cursisten er blijk van geven dat ze leerdoelen van het programma hebben verworven.
Leergegevens
De tweede fase uit de theorie van Anderson om een vaardigheid aan te leren waarin betere en specifiekere procedures voor het leren van de taak worden ontwikkeld.
Kenniscompilatie
Het soort kennis dat een basis vormt voor deskundige prestaties; kennis van hoe je iets moet doen die mogelijk lastig onder woorden te brengen is.
Procedurele kennis
Deze definiëren wat de training teweeg moet brengen; kunnen op individueel en organisatieniveau liggen.
Trainingsdoelen
De tweede fase van vaardigheidsverwerving, na de cognitieve fase, waarin de lerende persoon voor het eerst de handelingen combineert die nodig zijn om kundige prestaties te leveren.
Associatieve fase
De eerste fase van vaardigheidsverwerving, waarin degene die leert wel kennis ontwikkelt over de taak, maar nog niet beschikt over de procedurele vaardigheid om de taak uit te voeren.
Cognitieve fase
Kennis die onbewust aanwezig is. Vormt vaak je stereotypen, vooroordelen, etc.
Impliciete kennis