Hoofdstuk 6 - Werkattitudes Flashcards
De relatieve kracht van de identificatie met en betrokkenheid bij een organisatie van een individu
Organisationele toewijding
De mate waarin iemands waarden, interesses en gedrag passen bij de cultuur van een organisatie als geheel in plaats van bij een specifieke functie of taak
Person-organisation fit
Het sturen van het gedrag vanuit het eigen innerlijk; handelen vanuit persoonlijke overtuigingen en waarden in plaats vanuit sociale normen en groepsdruk
Zelfbeschikking
In de theorie van gepland gedrag is dit een combinatie van de (waargenomen) meningen van andere mensen en de motivatie van de persoon in kwestie om zich daarnaar te voegen
Subjectieve norm
Een theorie die probeert te verklaren hoe en wanneer attitudes bepalend zijn voor bedoelingen en gedrag
Theorie van gepland gedrag
Een regelmatigheid in iemands gevoelens, gedachtes en neigingen om in te spelen op een omgevingsaspect
Attitude
Mentale en lichamelijke aspecten van een persoon. Komt tot uitdrukking als een stabiele, consistente neiging bepaalde gedragspatronen in een breed scala van omstandigheden te vertonen
Dispositie
In de theorie van gepland gedrag heeft dit te maken met de mate waarin iemand gelooft dat hij het gedrag kan vertonen dat in een gegeven situatie wordt gevraagd
Vermeende gedragscontrole
Een aangename of positieve emotionele toestand die voorkomt uit iemands baan of werkervaringen
Werktevredenheid
Een techniek waarvan bij werving gebruik wordt gemaakt, waarbij een organisatie sollicitanten een uitgebalanceerd beeld van een functie geeft, in plaats van alleen de goede punten ervan te noemen. Dit kan met behulp van teksten, video’s of zelfs middels kennismakingsstage in de functie zelf
Realistische functieomschrijving
De overtuigingen van een individuele werknemer over de rechten en plichten van beiden partijen in de arbeidsrelatie
Psychologisch contract
Opeenstapeling van de kenmerken psychopathie, narcisme en machiavellisme bij eenzelfde persoon
Dark Triad