Hoofdstuk 8: Luchtwegaandoeningen Flashcards

1
Q

terminologie

Verklaar de term clubbing

A

Trommelstokvingers door chronische hypoxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verklaar de term cyanose

A

Blauwe verkleuring van huid of slijmvliezen

Bij hypoxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verklaar de term dyspnoe

A

Kortademigheid ‘benauwdheid’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verklaar de term hemoptoë

A

Bloed ophoesten

ALARMSYMPTOOM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Soorten hoest

A

Droog of productief (met sputa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verklaar de term rinorree

A

Neusloop al of niet purulent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verklaar de term tachypnoe

A

Versnelde ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verklaar de term wheezing

A

Hoorbaar, piepende, fluitende ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe klinisch onderzoek van de thorax?

A
  • inspecteren
  • ausculteren
  • percussie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Term voor verlengde uitademing

A

Verlengd experium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Term voor brommend, laagfrequent geluid bij auscultatie. Waarop wijst dit?

A

Ronchi ⭢ vernauwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Term voor krakend, knetterend geluid bij auscultatie. Waarop wijst dit?

A

Crepitaties ⭢ vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Auscultatie van de thorax?

A

Observatie van de luchtstroom
Normaal = VAG = vesiculair ademgeruis

Vaak abnormale bijgeluiden:
* wheezing (vernauwing)
* ronchi (vernauwing)
* crepinaties (vocht)

bij heel wat longziekten verminderd VAG of verlengd expirum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke info krijg je met een thoraxpercussie?

A

Info over der luchthoudendheid v/d borstholte
* dof (longonsteking)
* hol (hyperinflatie bij vb.COPD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke verdere onderzoeken kunnen nog gedaan worden bij luchtweg aandoeningen?

A
  • labo (bloed, sputa)
  • beeldvorming (RX, CT, MRI)
  • bronchoscopie of pleurapunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

VERKOUDHEID

Medische term? Definitie?

A

= Rhinitis
frequente, erg besmettelijk virale onsteking v/h slijmvlies van de bovenste luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

__VERKOUDHEID__

Epidemiologie?

A

Zeer frequent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

__VERKOUDHEID__

Waarom kan je keer op keer een verkoudheid krijgen?

A

Groot aantal (+200) virusstammen ⭢ geen immuniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

VERKOUDHEID

Symptomen

A
  • verstopte neus
  • niezen
  • lichte nt productieve hoest
  • hoofdpijn (aangezichtshoofdpijn ⭢ sinustitis)
  • zelden koorts (wel bij jonge kinderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

VERKOUDHEID

Behandeling

A
  • geneest vanzelf
  • symptoomverlichting:
    ⭢ Neus spoelen met fysiologisch water
    ⭢ Decongestieve neusdr (max 1 week)
  • Niet evidence-based medicatie:
    ⭢ Hoestremmers
    ⭢ AB
    ⭢ NSAIDs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

BRONCHITIS

Definitie?

A

Inflammatie van de bronchi (luchtgeleiding verstoord)
⭢ Meestal viraal
⭢ Bij bestaande luchtwegproblematiek vaker bacterieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

__BRONCHITIS__

Pathofysiologie?

A

Frequente verwekkers zijn:
* influenza virus (griep)
* RSV (inspiratoir syncytiaal virus)
* para influenza virus
* corona virus
* rhinovirus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

BRONCHITIS

Epidemiologie?

A

Zeer frequente aandoening,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

BRONCHITIS

Symptomen?

A
  • hoest > 5 dagen
  • sputumproductie
  • wheezing
  • bij volw meestal gn koorts (bij T° denk aan pneumonie!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

BRONCHITIS

Behandeling?

A
  • Geneest meestal vanzelf
  • Opnieuw medicatie niet evidence-based:
    ⭢ Hoestremmers ⭢ stase secreties ⭢ kans op bacteriële surinfectie ⭡
    ⭢ AB (enkel bij onverwacht erntig ziekteverloop of verzwakte (oudere) pt)
    ⭢ Mucolytica (bronchodilatoren)
    ⭢ NSAIDs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

PNEUMONIE

Definitie?

Verwekkers?

A

Ernstige longaandoening, veroorzaakt door inflammatie van het longparenchym (gasuitwisseling verstoord)
⭢ ontwikkeling van een infectieus onstekingsinfiltraat i/d longblaasjes

Combinatie met bronchitis is ook mogelijk = bronchopneumonie

Virus, bacteriën, of zeldzaam door parasieten of schimmels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

__PNEUMONIE__

Epidemiologie?

A

Frequent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

PNEUMONIE

Bacterie is meestal verantwoordelijk?

A

Streptococcus pneumoniae ⭢ pneumokokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

PNEUMONIE

Welke virussen?

A
  • influenza
  • RSV
  • adeno
  • Para-influenza
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

PNEUMONIE

Waarom wordt elke pneumonie behandeld met een bacterieel aanzien?

A
  • bacterieel en viraal moeilijke klinisch van elkaar te scheiden
  • bacteriële pneumonie mortaliteit van >10%
    ⭢ bacterieel tot tegendeel bewezen is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

PNEUMONIE

Pathogenese: transmissie

A
  • directe inhalatie geinfecteerde droplets (druppelinf)
  • aspiratie van orofaryngeale secreties
  • migratie vanuit mucosa BLW
  • hematogene verspreiding (IV katheters, IV druggebruikers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

PNEUMONIE

Pathogenese: Werking verdedigingsmechanisme?

A
  • respiratoir epitheel beschikt over cilia die mucuslaas voortstuwen richting larynx = slijmtapijt
    ⭢ bevat eveneens Ig-A antistoffen die meteen afweer op gang brengen.
  • indien bacterien toch de alveolen bereiken ⭢ inactivatie door neutrofielen of macrofagen plaatselijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

__PNEUMONIE__

Risicofactoren?

A
  • Ouderen
  • Rokers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

PNEUMONIE

Waarom hebben zwangere vrouwen kans op een ernstiger verloop van zowel virale als bacteriële pneumonie?

vb: door influenza(viraal) of pneumokokken (bacteriële)

A

Door complexe;
* immunologische
* cardiovasculaire
* hormonale veranderingen tijdens zwangerschap.

⭢ belang van vaccin influenza tijdens ZWS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

PNEUMONIE

Inflammatoir proces, leg uit?

A

indien inflammatoir proces in de alveolen toch op gang komt: onstekingsinfiltraat ontstaat in de (normaal met lucht gevulde) longblaasjes.

Inhoud:
* Fibrine
* WBC
* RBC
* Bacteriën ( ziekteverwekkers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

PNEUMONIE

Wat is het gevolg van een onstekingsfiltraat in de alveolen?
Hoe evolueert een pneumonie?

A

Gasuitwisseling ⭢ moelijk!

Mogelijke evolutie:
1. lokale consolidatie
2. lobaire pneumonie
3. uitbr ⭢ volledige long of beide long
4. pleura-effusie (vochtuitstorting in pleuraholte)
5. longabces (afgekapseld)
6. bacteriëmie en septische shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

PNEUMONIE

Symptomen?

A
  • Koorts
  • hoest met etterig of bloederig sputum
  • thoracale pijn (pleurale pijn)
  • respiratoire distress
  • symp van septische shock
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

PNEUMONIE

Hoe snel ontwikkelen de symptomen zich?

A

Klassieke pneumonie
* zeer snel (enkele uren).
* bij ouderen minder vaak uitgesproken symptomen.

Pneumonie met mycoplasma of chlamydia:
* presentatie eerder als bronchitis met wekenlange aansleping.
* weinig productieve hoest
* episoden van matige koorts (veel snachts)

⭢ we noemen dit atypische pneumonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

PNEUMONIE

Diagnose?

A
  • PARAMETERS!
  • longauscultatie: verminderd VAG, ronchi, crepitaties
  • RX thorax: consodilatie te zien
  • Labo :
    1. leukocytose + formule, CRP
    2. hemoculturen (verwekker + antibiogram)
    3. sputumcultuur (verwekker + antibiogram)
    4. virale serologie of keelwisser bij vermoeden influenza
40
Q

PNEUMONIE

Behandeling?

A
  • vocht, O2
  • koorts en pijnbestrijding
  • AB (empirisch)

Risicopatiënten ⭢ hospitalisatie

41
Q

PNEUMONIE

Behandeling indien pneumonie werd verworven in thuismilieu?

Community acquired pneumonia (CAP)

A
  • meestal pneumokok
  • mortaliteit ong 10%
    ⭢ normale AB
42
Q

PNEUMONIE

Behandeling als de pneumonie werd verworden i/e verpleegomgeving?

Nosocomiale pneumonie

A
  • vaker gramnegatieven, zoals (klebsiella, E. coli), S. aureus (MRSA)
  • mortaliteit tot 50%

sterker AB opstarten met breder werkingsspectrum

Eenmaal antibiogram gekend ⭢ behandeling aanpassen .

43
Q

TUBERCULOSE

Definitie?

A
  • ernstige besmettelijke infectieziekte
  • vooral aanstasting v/d longen maar ook andere organen
44
Q

__TUBERCULOSE__

Epidemiologie?

A
  • wereldwijd meeste gevallen in Afrika en Azië
  • vlaanderen jaarlijks 400 gevallen (meestal door contact met mensen uit risicolanden)
45
Q

TUBERCULOSE

Pathofysiologie?

A

90% = latente tuberculose
* immuunsysteem krijgt het onder controle
* geen symptomen

10% = actieve tuberculose
* i/d longen ontwikkelen afgekapselde onstekingshaarden (tuberkels) met centrale necrose
* onstekingsproces kan jaren of maanden verder woekeren ⭢ longparenchym wordt vernietigd

46
Q

__TUBERCULOSE__

Risicopatienten?

A
  • Ouderen
  • Verzwakte immuniteit
47
Q

TUBERCULOSE

Symptomen?

A
  • hoest, al enkele weken (al dan niet met bloed of slijm)
  • koorts, nachtelijk zweten, vermoeidheid, vermagering (= “B-symptomen”)
48
Q

TUBERCULOSE

Diagnose?

A
  • Labo
  • tuberculinetest (Mantoux-test, intradermaal)
  • RX thorax: tuberkel beeld, vlekkerig verspreid
49
Q

TUBERCULOSE

Behandeling?

A
  • AB (Tuberculostatica) voor 6mnd
50
Q

TUBERCULOSE

Preventie van de ziekte?

A
  • screening bij nieuwkomers (Fedasil doet systematische RX thorax)
  • Vaccinatie: in westerse landen met minder dan 0.1% besmetting per jaar is systematische vaccinatie niet aangewezen(zoals België).
51
Q

Wat is obstructief longlijden?

A

Chronische, inflammatoire vernauwing van het luchtgeleidende deel v/d longen
⭢ bemoeilijkte en dus vertraagde expirum, bij auscultatie hoorbaar als wheezing

52
Q

__ASTMA VS COPD__

Vul de tabel aan

A
53
Q

ASTMA

Definitie?

A
  • frequent voorkomende longziekte
  • Inflammatoire reversibele bronchusobstructie onder invloed v/e atopie (hoofdzakelijk)
54
Q

ASTMA

Welke factoren kunnen ook een rol spelen bij het ontwikkelen van astma?

A
  • erfelijkheid
  • lage sociaal economische status
  • frequent virale infecties op jonge leeftijd
55
Q

ASTMA

Pathofysiologie

A

ziekteproces bestaat uit 2delen

  • Inflammatoire bronchusvernauwing
    1. onstekingsfiltraat met voornamelijk eosinofielen, en lymfocyten
    2. mucus ophoping en verstopping v/d kleine bronchiolen
    3. contractie v/d gladde spiercellen (bronchoconstrictie)
  • bronchiale hyperactiviteit
    1. Bijkomende bronchoconstrictie oiv (niet)-allergische prikkels
56
Q

ASTMA

Symptomen?

A
  • begint op jonge leeftijd
  • klassieke symptomen zijn:
    1. dyspnoe d’effort
    2. nachtelijke hoest
    3. wheezing
  • ziekteverloop wordt gekenmerkt remissie en exacerbatie
57
Q

ASTMA

leg een astma exacerbatie uit:

A
  • respiratoire distress
    1. hevige dyspnoe
    2. wheezing
    3. tachypnoe
    4. tachycardie
    5. hypoxie

–> wanneer aanval +30 min duurt en nt reageert op gebruikelijke medicatie dan spreken we van STATUS ASMATICUS
= levensbedreigende situatie

58
Q

ASTMA

Klinisch onderzoek?

A
  • longauscultatie (wheezing, verlengd expirum)
  • symptomen van allergie (eczeem, rhinitis, heel ernstig: silent chest)
59
Q

ASTMA

Diagnose?

A

spirometrie

60
Q

ASTMA

Hoe verloopt een spirometrie?

A

P wordt gevraagd om zo snel mogelijk uit te ademen in een apparaat, voorafgaand door een krachtige inspiratie.

61
Q

ASTMA

Welke waardes kan je aflezen vanuit een spirometrie en leg ze uit.

A
  • VC: vitale capaciteit (hoeveel lucht de pt maximaal uitstoot, nrml 4,5 v/d 6L)
  • ESW: één seconde waarde (hoev. lucht die de pt in 1 sec uitstoot)
  • Tiff: tiffenaux index: ESW delen door VC (groter of gelijk aan 0,8 bij normaal waarden)
62
Q

ASTMA

Op wat wijst een verlaagde Tiffenaux index?

A
  • wijst op obstructief longlijden
  • door bronchusobstructie kan de pt niet snel genoeg zijn VC uitstoten (klinisch zichtbaar als een verlengd expirum)
63
Q

ASTMA

Welk effect zie je bij toediening bronchusverwijders (via inhalatie)?

en omgekeerd?

A
  • Stijging van de ESW
  • een stijging van 12% bevestigt de typische reversibele bronchusobstructie

omgekeerd: provocatietest: toedienen Histamine oplossing: obstructie neemt toe met een daling van de ESW

64
Q

ASTMA

Behandeling?

A

Niet medicamenteus: vermijden van prikkels, allergisch of niet allergisch

Medicamenteus: “step up, step down”:
* bronchodilatoren
* inhalatiecorticosteroïden
* gecombineerde preparaten
* leukotrienereceptorantagonisten (PO)
* systemische corticoïden

65
Q

ASTMA

Prognose?

A
  • 50% van de asmatische kinderen aanval vrij tot 15 jr.
  • bij volwassenen, met ups en downs, met soms zeer lange remissie
66
Q

COPD

pathofysiologie?

A

2 componenten

1. Chronische bronchiti
⭢ chronische inflammatie
⭢ overtollige slijmsecretie
⭢ fibrose
lucht raakt moeilijker uit de longen bij uitademen

2. Emfyseem (verandering i/h longparenchym)
⭢ verlies elasticiteit
⭢ verdwijnen tussenschotten, destructie van alveolen
⭢ onstaan v grotere met lucht gevulde ruimten
minder gasuitwisseling mogelijk

Beide componenten zorgt ervoor dat de lucht gevangen raakt in de nieuwe constante ruimtes in het longparenchym (air trapping) ⭢ °hyperinflatie van de longen

67
Q

COPD

definitie?

A

Chronic obstructive pulmonary disease

  • frequente vermijdbare longziekte
  • progressief en niet volledig reversibele bronchusobstructie
  • hoofdzakelijk door roken veroorzaakt onstekingsproces
  • Dosiseffect

Andere risicofactoren: luchtvervuiling en frequente bronchiale infecties

68
Q

COPD

symptomen?

A
  • vele jaren vooraller symptomen zichtbaar worden
  • COPD vooral rond de leeftijd van 40
  • klassieke symptomen:
    1. Chronische productieve hoest
    2. chronische sputumproductie
    2. dyspnoe d’effort (vroege klacht)
    3. wheezing
69
Q

__COPD__

Ziekteverloop?

A

Progressief met episodes van sterk toegenomen symptomen = COPD exacerbatie

70
Q

__COPD__

Wat zie je bij een COPD-exacerbatie?

A

Respiratoire distress:
- hevige dyspnoe,
- wheezing,
- tachypnoe,
- tachycardie,
- hypoxie

71
Q

COPD

Klinisch onderzoek?

A

Longauscultatie:
1. wheezing
2. brommende ronchi
3. verlengd expirum

Observatie:
* bruin verkleurde nagels
* trommelstokvingers
* tekenen perifere cyanose
* barrel-chest
* pink puffer/blue boater?

72
Q

__COPD__

Wat is een barrel chest?

A

thorax wordt vatvormig door hyperinflatie

73
Q

COPD

Welke 2 fenotypes zien we bij ernstige COPD en waarom is dat belangrijk?

A

PINK PUFFER (enfyseem)
BLUE BLOATER (bronchitis)

  • belangrijk ikv O² toediening
  • blue boaters hebben zwakke ademprikkel ⭢ wordt gestuurd door chronische hypoxemie i/h bloed en NIET door de hoge CO² waardes
  • ademcentrum bij blue boaters ongevoelig voor CO², daardoor bij het minste O² toedienen (> 2L/min) valt de ademprikkel weg en ademhaling stopt!
  • O² toediening dus voorzichtig!
74
Q

COPD

diagnose?

A
  • Tiff <0.8 en niet reversibel na toediening medicatie
  • de graad van daling Tiff-index is maat voor de ernst van de COPD
75
Q

COPD

Niet medicamenteuze behandeling?

A
  1. rookstop
  2. vaccinatie influenza en pneumokokken (om de 5j)
76
Q

COPD

Medicatie bij obstructief longlijden, welke soorten van toediening?

A
  • voorkeur: inhalatietherapie (lokale werking, lage dosis)
  • 3 toedieningswijzen:
    1. doseeraerosol
    2. poederinhalator
    3. vernevelaar

vaak gebruik van combinatiepreparaten

77
Q

COPD

belangrijkste groepen medicatie?

A
  • bronchodilatoren (onderhoud)
  • inhalatiecorticosteroïden (onderhoud)
  • gecombineerde preparaten (onderhoud)
  • leukotrienereceptorantagonisten (PO, aanvullend)
  • systemische corticoïden (exacerbatie, ⭡⭡ effect, ⭡⭡ nevenwerkingen)
78
Q

HYPERVENTILATIE

pathofysiologie

A
  • overmatig gasuitwisseling ter hoogte van de alveolen
  • pt ademt sneller en/of dieper dan nodig waardoor CO2 ⭣
  • CO2-tekort = hypocapnie
  • minder zuur = pH ⭡ = respiratoire alkalose
79
Q

__HYPERVENTILATIE__

Welke soorten?

A
  1. Psychogene
  2. Secundaire
80
Q

HYPERVENTILATIE

Wat is psychogene hyperventilatie? Symptomen?

A
  • lichamelijke uiting van onderliggende psychische toestand
  • herhaaldelijk = hyperventilatie-syndroom

Symptomen:
* tintelingen rond mond of vingers
* hoofdpijn, duizelig
* flauwvallen (door cerebrale vasoconstrictie)

81
Q

HYPERVENTILATIE

Wat is secundaire hyperventilatie?

A
  • Compensatie hypoxie: O2 ⭡
  • Compensatie metabole acidose: CO2 ⭣

onderzoek naar onderliggende oorzaak kan dus nuttig zijn bij vb ouderen, hart, nier of longpatienten.

82
Q

__HYPERVENTILATIE__

Behandeling?

A
  • Ademhalingsoefeningen
  • “Rebreathing” = weinig zinvol
83
Q

LONGKANKER

wat is een bronchuscarcinoom?

A
  • Kwaadaardige kanker (meestal zo bij longkanker)
  • Ontspringt vanuit het bedekkend epitheel v/d luchtwegen
  • Ook frequente locatie van metastasen
84
Q

LONGKANKER

Epidemiologie?

A

1 van de belangrijkste doodsoorzaken in Vlaanderen.

85
Q

LONGKANKER

Risicofactoren?

A
  • actief roken (90% v/d longkankers)
  • passief roken
  • beroepsfactoren vb asbest
  • radiotherapie op de thorax vb: voor borstkanker
86
Q

__LONGKANKER__

Hoe sterk verhoogt je kans op longkanker door te roken?
Kan een rookstop dan zoveel verschil maken?

A

Niet-roker: 1%
Stevige roker (40 ‘pakjaren’): 20-30%

10 jaar rookstop normaliseert het risico opnieuw.

87
Q

LONGKANKER

Wat kan je zeggen over de symptomen? Fasen?

A

Meestal pas in vergevorderd stadium (metastasen).
Door grote functionele reserve en geen pijnzenuwen in longparenchym.

  1. vroege symptomen
  2. tekens van lokale uitbreiding
  3. laattijdige symptomen
  4. symptomen van metastasen
88
Q

LONGKANKER

welke zijn de vroege symptomen?

A
  • hoest (gevoel dat er iets vast zit)
  • dyspnoe
  • hemoptoë

Gelijkaardig als COPD muv hemoptoë!

89
Q

LONGKANKER

Welke zijn de symptomen van lokale uitbreiding?

A
  • vage, chronische, zeurende pijn op de borst (pleurale invasie)
  • aanslepende heesheid (invasie van de n.laryngeus recurrens)
  • slikproblemen (invasie v/d slokdarm)
  • hartritmestoornissen vb: VKF (invasie v/h pericard)
90
Q

LONGKANKER

laattijdige symptomen?

A
  • vermagering
  • vermoeidheid
91
Q

LONGKANKER

symptomen van metastasen?

A
  • bot; botinvasie veroorzaakt rugpijn, thoraxwand
  • hersenen: overdruk (hoofdpijn, nausea, braken)
  • lever: vaak weinig symptomen, wel afwijkende leverenzymen
92
Q

LONGKANKER

welke complicaties treden op bij longkanker?

A
  • Post-obstructieve pneumonie
    ⭢ door de tumor raakt een deel v/d longen afgesloten, gebrek aan ventilatie leidt tot (herhaaldelijke) pneumonie
  • Paraneoplastische fenomenen
    ⭢ tumorale effecten, die niet te wijten zijn aan invasie of metastasen. Longkankers gekend om bepaalde hormonen af te scheiden die op hun beurt effecten veroorzaken (vb ADH)
  • Anemie
    ⭢ bloedverlies uit de tumor of toxisch door inflammatie
93
Q

LONGKANKER

Welke types longkanker heb je?

A
  • Small cell lung carcinoma (SCLC)
    ⭢ 25% v/d longkankers
    ⭢ meest kwaadaardige types, metastasen in vroeg stadium
  • non smal cell lung cercinoma (NSCLC)
    ⭢ verzamelnaam voor grootcellig carcinoom 15%, adenocarcinoom 20%, plaveiselcelcarcinoom 40%
94
Q

LONGKANKER

diagnose?

A
  1. CT thorax+ abdomen met contrast
  2. PET scan (opsporen van metastasen)
  3. MR hersenen
  4. cytologisch sputumonderzoek
  5. weefselbiopsie
95
Q

LONGKANKER

op welke manieren is tumorweefsel te verkrijgen?

A
  • bronchoscopie
  • transthoracale punctie of chirurgie
  • aangetaste klieren kunnen onderzocht worden
96
Q

__LONGKANKER__

Behandeling?

A

Op basis van TNM classificatie
- chirurgisch (indien nog mogelijk)
- chemotherapie en radiotherapie

Curatief vaak niet meer mogelijk