Hoofdstuk 12: Neurologie Flashcards

1
Q

Hoe ontstaan neurologische symptomen?

A
  • Het wegvallen van de elektrische activiteit van neuronen (‘uitval’).
  • Het optreden van abnormale, elektrische activiteit in de neuronen (‘prikkeling’).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is afasie?

A

Stoornis in spreken en begrijpen van taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is amnesie?

A

Geheugenverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is ataxie?

A

Dronkemansgang (oorsprong: kleine hersenen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is convulsie?

A

Stuipen, motorische verschijnselen bij epilepsie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is fasciculaties?

A

Kleine, onderhuidse trillingen van spiervezels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is hemiparese?

A

Halfzijdige parese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een insult?

A

Een epilepsie-aanval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is myoclonie?

A

Korte schokken van de spieren / ledematen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is paraplegie?

A

Verlamming van beide armen of beide benen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is paralyse?

A

Volledige verlamming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is parese?

A

Gedeeltelijke verlamming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn paresthesieën?

A

Abnormale gevoelsgewaarwordingen zoals tintelingen, warmte/koude niet voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is spasticiteit?

A

Een verhoogde tonus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is tetraparese?

A

Verlamming van beide armen en benen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat klinisch neurologisch onderzoek?

A

De evaluatie van:
- Bewustzijn
- Sensibiliteit
- Motoriek
- Coördinatie
- Evenwicht
- Evt. gerichte tests van zenuw- en hersenfuncties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn aan aanvullende technische onderzoeken wat betreft neurologisch onderzoek?

A
  • Elektro-encefalogram (EEG)
  • Elektromyografie (EMG)
  • Beeldvormend onderzoek (CT, MRI)
  • Lumbaalpunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Leg uit: EEG

A

Elektro-encefalogram (EEG), waarbij de hersenactiviteit wordt geregistreerd (‘hersenfilmpje’).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Leg uit: EMG

A

Elektromyografie (EMG), waarbij de elektrische activiteit van spieren wordt gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Leg uit: lumbaalpunctie

A

De durazak rond het ruggenmerg wordt aangeprikt om cerebrospinaalvocht (liquor) te kunnen onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

EPILEPSIE

Definitie?

A

Verzamelnaam voor een groep neurologische aandoeningen waarbij
plotse episodes van gewijzigde hersenactiviteit optreden.

Deze aanvallen = insulten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

EPILEPSIE

Hoeveel % van de bevolking maakt in zijn leven een insult mee?

Is dit dan epilepsie?

A

5%

minstens 2 nodig om diagnose van epilepsie te kunnen geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

EPILEPSIE

Uitlokkende factoren?

A
  • Vermoeidheid
  • Stress
  • Alcoholgebruik
  • Koorts (bv. ‘koortsstuipen’ bij kinderen)
  • Hypoglycemie
  • Intoxicaties (bv. drugs)
  • Hyperventilatie
  • Fotostimulatie (lichtflitsen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

EPILEPSIE

Primaire oorzaken?

A
  • Genetische syndromen
    bv. benigne familiale convulsies, Dravet-syndroom
  • Eclampsie, waarbij convulsies optreden tgv zwangerschapsvergiftiging
  • Infecties
    meningitis, encefalitis
  • Hersenschade
    tumor, CVA
  • 20% idiopathisch
    geen duidelijke oorzaak

⭢ Oorsprong nog niet volledig begrepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

EPILEPSIE

Pathofysiologie?

A

Er ontstaan hevige, elektrische ontladingen in de hersenen

  1. Focaal of partieel insult: indien ze ontspringen vanuit een deel van de
    hersenen.
  2. Gegeneraliseerd insult: indien ze uit beide hersenhelften ontspringen ⭢ bewustzijnsverlies

Een insult kan ook focaal beginnen en nadien pas generaliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

EPILEPSIE

Diagnose?

A

Ritmische piekgolven kan je zien op een EEG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

EPILEPSIE

Symptomen?

A

Hangen af van de betrokken hersengebieden:
* Bewustzijn
* Motorisch: tongbeet (niet steeds), verkramping, spierschokken (myclonieën), automatismen zoals smakken met de mond, strekken van een arm, …
* Sensorisch: afwijkingen in reuk of smaak, paresthesieën, hallucinaties
* Autonoom: urineverlies, toegenomen speekselproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

EPILEPSIE

Soorten?

A

PARTIEEL
- Eenvoudig (geen bewustzijnsverlies)
- Complex (bewustzijnsverlies)

VERALGEMEEND
- Absence (diep “dagdromen”; kort bewzverlies)
- Tonisch (verstijving/verkramping spieren)
- Clonisch (spierschokken)
- Myoclonisch (kortdurende spierschokken)
- Tonisch-clonisch (“grand mal”, eerst tonisch dan clonisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

EPILEPSIE

Wat is een aura?

A

Voorgevoel dat een complex partiële aanval kan voorafgaan.

Bv. vreemde gewaarwording in buik, vreemde smaak in mond of déjà vu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

EPILEPSIE

Kan een P verschillende soorten epilepsie-aanvallen krijgen?

A

Ze hebben hun eigen typisch, terugkerend soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

EPILEPSIE

Differentiële diagnose?

A
  • Vagale syncope
  • Hypoglycemie
  • CVA
  • Pseudo-epilepsie (= geveinsde epilepsie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

EPILEPSIE

Complicaties?

A

Status epilepticus = gegeneraliseerde epilepsieaanvallen die elkaar opvolgen zonder dat het bewustzijn van de patiënt herstelt.

Onbehandeld kan dit lijden tot hersenoedeem, zuurstoftekort en overlijden. Kan tijdens de zs voorkomen t.g.v. zwangerschapsvergiftiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

EPILEPSIE

Behandeling?

A
  • Indien mogelijk causaal bv. chirurgie voor hersentumor
  • Anti-epileptica, om aanval te onderbreken en nieuwe aanvallen te voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

EPILEPSIE

Je patiënt krijgt een insult, wat doe je?

A
  • Ervoor zorgen dat patiënt zich niet verwondt!
  • In stabiele zijligging leggen
  • Zorgen voor een vrije luchtweg (bv. hemd losmaken).
  • Steek niets in de mond of tussen de tanden!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

MIGRAINE

Differentiële diagnose?

A

Spanningshoofdpijn = bandvormige pijn die zich uitstrekt van het voor- tot het achterhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

MIGRAINE

Definitie?

A

Unilaterale, pulserende, heftige hoofdpijn die optreedt in aanvallen die variëren van enkele uren tot 3 dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

MIGRAINE

Pathofysiologie?

A

Oorsprong is nog niet volledig begrepen.

Tijdens een aanval wijzigt de hersenactiviteit en treedt abnormale vasodilatatie op van intracraniële bloedvaten.

38
Q

MIGRAINE

Risicofactoren?

A
  • Erfelijkheid
  • Vermoeidheid
  • Stress
39
Q

MIGRAINE

Symptomen?

A

Pijn:
* Steeds unilateraal
* Bonzend (kloppend, pulserend)
* Matig tot ernstig
* Erger bij fysieke inspanning
* Gaat gepaard met nausea, braken en fotofobie
* Verhindert het dagelijks functioneren
* Bij 30% van de patiënten gaat een aura (bv. lichtflitsen) de hoofdpijn vooraf.

40
Q

MIGRAINE

Behandeling?

A

Medicatie om de pijn te behandelen en nadien om nieuwe aanvallen te voorkomen.

41
Q

MIGRAINE

Aandachtspunt migraine met aura?

A

Het is een absolute contra-indicatie voor het gebruik van hormonale anticonceptie (combinatiepreparaten).

42
Q

CVA

Definitie?

A

Cerebrovasculair accident (beroerte).

2 soorten:
1. Ischemisch: O2-tekort in de hersenen door trombus en occlusie in hersenarterie.
2. Hemorragisch: bloeding in het hersenweefsel (15%).

43
Q

CVA

Pathofysiologie?

A
  • Ischemisch CVA: atherosclerosische plaqueruptuur in een van de cerebrale arterie (meestal) of embool (bv. bij VKF), treedt op op oudere leeftijd.
  • Hemorragisch CVA: barsten van een
    hersenaneurysma (kan op jongere leeftijd).
44
Q

CVA

Symptomen?

A

Ischemie en necrose van neuronen leidt tot plotse uitvalsverschijnselen:
* Halfzijdige verlamming
* Afhangende mondhoek
* Tintelingen, doof gevoel
* Spraakstoornissen (afasie)
* Zeer hevige, acute hoofdpijn: thunderclap headache = ruptuur aneurysma

45
Q

CVA

Symptomen herkennen?

A

FAST-test:

  • FACE: vraag het slachtoffer om te glimlachen en controleer of een mondhoek naar beneden hangt (te onderscheiden van Bellse parese).
  • ARM: laat het slachtoffer beide armen naar voren uitsteken en check of ze tegelijk omhoog gaan.
  • SPEECH: stel vragen en ga na of het slachtoffer moeite heeft om je te begrijpen of moeilijk kan spreken.
  • TIME: bepaal hoe lang de klachten al duren. Schakel meteen medische hulp in en beperk de schade.
46
Q

CVA

Voorloper?

A

TIA (transient ischemic attack): tijdelijke afsluiting van een hersenarterie, symptomen duren < 24 uur.

Acuut : onderscheid met een CVA niet te maken ⭢ bijkomend onderzoek nodig

47
Q

CVA

Diagnose?

A
  • CT hersenen: bloeding is direct zichtbaar, ischemie pas na 24 à 48u.
  • Duplexonderzoek van de hersenvaten.
48
Q

CVA

Behandeling?

A

Time is brain!
* Ischemisch CVA: trombolyse (net als longembolie) indien binnen de 4,5u trombolytica.
* Hemorragisch CVA: zo mogelijk neurochirurgie (bloeding verwijderen).

49
Q

CVS

Definitie?

A

Chronisch vermoeidheidssyndroom

Ernstige en langdurige vermoeidheid (> 6m).
Lichamelijke verklaring voor klachten ontbreekt maar patiënt heeft aanzienlijke beperkingen in het dagelijks functioneren.

50
Q

CVS

DD?

A

Fibromyalgie en myalgische encefalomyelitis

51
Q

CVS

Epidemiologie?

A

0,03% à 3% van de bevolking.

52
Q

CVS

Risicopatiënt?

A
  • Drie vierde van de patiënten zijn vrouwen.
  • Meestal tussen 40 en 60 jaar oud.
53
Q

CVS

Symptomen?

A
  • Ernstige vermoeidheid en uitputting die niet verbetert met rust
  • Slaapstoornissen
  • Hoofdpijn, spier- en gewrichtspijn
  • Problemen met concentratie, geheugen
54
Q

CVS

Ziekteverloop?

A
  • Begin: nasleep van een infectie, operatie of periode van stress.
  • Ziekteverloop met ups en downs
  • Ontbreken van een lichamelijk aantoonbare oorzaak ⭢ patiënt voelt zich vaak onbegrepen.
55
Q

CVS

Pathofysiologie?

A

Precieze pathofysiologie niet opgehelderd.

Recente studies: abnormale afweerreactie ⭢ chronische, laaggradige inflammatie in hersenen en ruggenmerg (=encefalomyelitis).

56
Q

CVS

Behandeling?

Hoe beïnvloedt dat de prognose?

A
  • Cognitieve gedragstherapie (CGT) –> prognose gunstig.
  • Oefentherapie

Kans op spontaan herstel: 5%, vooral in de eerste 2 jaar na ontstaan.

57
Q

MS

Definitie?

A

Multiple sclerose
= degeneratieve auto-immuunziekte waarbij het afweersysteem zich richt tegen de myeline in de witte stof van de hersenen en ruggenmerg.

MS is een ziekte van de neuronen en dus geen spierziekte

58
Q

MS

Risicofactoren?

A
  • vrouw
  • 20-40 jaar
  • vitamine D-tekort
  • erfelijkheid.
59
Q

MS

Pathofysiologie?

A

Specifieke afweer richt zich tegen het myeline ⭢ inflammatoire reactie ⭢ demyelinisatie (afbraak van myeline) ⭢ schade aan de axonen wat zorgt voor een gestoorde prikkelgeleiding.
Beperkte mate van herstel is mogelijk.

60
Q

MS

Ziekteverloop?

A
  • Vrij onvoorspelbaar.
  • Meestal relapsing-remitting MS: acute opstoten afgewisseld met periodes van remissie.
  • Na jaren kan dit overgaan in een progressieve vorm: meer continu functieverlies optreedt.
61
Q

MS

Symptomen?

A
  • Neuritis optica: 1e opstoot vindt vaak plaats aan de oogzenuw ⭢ gezichtsvermindering aan één oog, gaat gepaard met dubbel zicht of pijn en lichtflitsen bij oogbewegingen.
  • Sensorisch: gevoelsstoornissen, doof gevoel.
  • Motorisch: spierzwakte, verlamming, spasticiteit.
  • Overige klachten: vermoeidheid, blaas- en darmproblemen, cognitieve stoornissen, coördinatie en evenwichtsproblemen (bv. ataxie),…
62
Q

MS

Diagnose?

A
  • MRI hersenen of ruggenmerg toont zones van demyelinisatie.
  • Lumbaalpunctie met eiwitonderzoek: aantonen van autoantistoffen.
63
Q

MS

Behandeling?

A

Kan niet genezen worden. Specialistisch en wordt opgesteld op maat van de patiënt.

64
Q

ALS

Definitie?

A

Amyotrofe laterale sclerose
= zeldzame, degeneratieve ziekte van de motorische zenuwcellen in de hersenen, ruggenmerg en hersenstam.

Is een motorneuronziekte en dus geen spierziekte.

65
Q

ALS

Risicofactoren?

A
  • Mannen
  • 30+
  • Oudere leeftijd
  • Erfelijkheid
66
Q

ALS

Pathofysiologie?

A

Oorzaak is ongekend.
Verlies aan motorneuronen is progressief en irreversibel (sclerose betekent ‘verlittekend’).

Spieren geraken ‘ontzenuwd’
⭢ krachtsverlies,
⭢ fasciculaties
⭢ spieratrofie.

67
Q

ALS

Fasciculaties?

A

Kleine, onderhuidse spiertrillingen

Komen ook vaak voor bij gezonde mensen, bv. in de kuiten na een fietstocht.
Verspreide fasciculaties + duidelijk krachtsverlies ⇨ ALS

68
Q

ALS

Symptomen?

A
  • Kan discreet beginnen
  • Vervolgens progressief: verspreide spierzwakte (in hoofdhalsgebied, ledematen en ademhalingsspieren)
  • Geen sensorische stoornissen en weinig/geen cognitieve problemen!
69
Q

ALS

Diagnose?

A

EMG: vertraagde prikkelgeleiding, tekenen van denervatie (= ontzenuwing).

70
Q

ALS

Complicaties?

A

Ademhalingsproblemen, infectie luchtwegen

71
Q

ALS

Prognose?

A

Prognose is niet goed: meeste patiënten overlijden binnen de 5 jaar door complicaties.

72
Q

ALS

Behandeling?

A

Kan niet genezen worden.
Geneesmiddel kan het verloop van de ziekte iets vertragen.

73
Q

BELLSE PARESE

Definitie?

A

Eenzijdige verlamming van de aangezichtsspieren tgv uitval van de nervus facialis(aangezichtszenuw).

74
Q

BELLSE PARESE

Risicofactoren?

A
  • Luchtweginfectie
  • Recente doorgemaakte (of laatste trimester) zwangerschap.
  • Komt vaker voor bij pre-eclampsie.
75
Q

BELLSE PARESE

Pathofysiologie?

A

Oorzaak is ongekend.
Mogelijke verklaring: zwelling van de zenuw ⭢ klemt in in het bot⭢ functie-uitval.

76
Q

BELLSE PARESE

Symptomen?

A

Vrij plots:
* Afhangende mondhoek
* Ooglid hangt wat af (ptose), maar kan niet volledig gesloten worden
* Verminderde traanproductie

Geen andere symptomen, in tegenstelling tot bij CVA.

77
Q

BELLSE PARESE

Behandeling?

A
  • 70% geneest spontaan en volledig binnen de 4 maanden,
  • Bij zwangere vrouwen slechts 55%
  • Behandeling met corticosteroïden en kunsttranen
78
Q

Stoornis in spreken en begrijpen van taal?

Begrip

A

Afasie

79
Q

Geheugenverlies?

Begrip

A

Amnesie

80
Q

Dronkemansgang (oorsprong: kleine hersenen)?

Begrip

A

Ataxie

81
Q

Stuipen (motorische verschijnselen bij epilepsie)?

Begrip

A

Convulsie

82
Q

Kleine, onderhuidse trillingen van spiervezels?

Begrip

A

Fasciculaties

83
Q

Halfzijdige parese?

Begrip

A

Hemiparese

84
Q

Epilepsie-aanval?

Begrip

A

Insult

85
Q

Korte schokken van de spieren / ledematen?

Begrip

A

Myoclonie

86
Q

Verlamming van beide armen of beide benen?

Begrip

A

Paraplegie

87
Q

Volledige verlamming?

Begrip

A

Paralyse

88
Q

Gedeeltelijke verlamming?

Begrip

A

Parese

89
Q

Tintelingen?

Begrip

A

Paresthesieën

90
Q

Verhoogde tonus?

Begrip

A

Spasticiteit

91
Q

Verlamming van beide armen en benen?

Begrip

A

Tetraparese