Hoofdstuk 2: Bloed en bloedparameters Flashcards

1
Q

Term voor kortademigheid
‘benauwdheid’

A

Dyspnoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Term voor kortademigheid bij inspanning

A

Dyspnoe d’effort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is ecchymose?

A
  • ‘Blauwe plek’, bloeding net onderhuids (≥ 1cm)
  • Blauwpaars gekleurd
  • niet wegdrukbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Term voor inwendige bloeduitstorting

A

Hematoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is icterus?

A

Gele verkleuring van huid en slijmvliezen (geelzucht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Term voor vochtophoping (meestal thv de ledematen)

A

Oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Term voor bleekheid

A

Palor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn petechiën?

A
  • Puntvormige bloedingen,
  • Net onderhuids (tot 4 mm)
  • Blauw-paars gekleurd
  • Niet wegdrukbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is purpura?

A
  • Bloeding, vlekkerig
  • Net onderhuids (5 tot 9 mm)
  • Blauw-paars gekleurd
  • Niet wegdrukbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Term voor versnelde hartslag

A

Tachycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Term voor versnelde ademhaling

A

Tachypnoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waardoor vermoeidheid?

A

Door gebrekkig O2-transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de belangrijkste technische onderzoeken?

A
  1. Veneuze bloedafname
  2. O2-saturatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke aanvullende onderzoeken zijn er?

A
  • Beenmergpunctie
  • Echografie
  • MR-angiografie
  • ECG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beenmergpunctie
Uitleg

A

= bloeduitstrijkje: het aanprikken van rood beenmerg in het sternum of de heupkam (crista iliaca) om de aanwezige stamcellen microscopisch te onderzoeken

Nuttig bij vb. Leukemie of bepaalde vormen van anemie met vermoeden beenmergfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Echografie of MR-angiografie
Nut in context van bloed?

A

Om bloedvaten in beeld te brengen.

Nuttig bij vb. Diepe veneuze trombose, longembolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ECG
Uitleg

A

Elektrocardiografie
‘Hartfilmpje’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is ANEMIE?

A

= bloedarmoede
Is een aandoening waarbij de hoeveelheid Hb in het bloed lager ligt dan normaal verwacht wordt volgens leeftijd en geslacht van patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ANEMIE

Wat gebeurt er samen met de daling van Hb?

A
  • Daling aantal RBC
  • Daling hematocriet (vol RBC tot totale bloedvolume)

Toch inschatting anemie vooral via Hb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ANEMIE

Waartoe leidt anemie? ?

A

O2 transportcapaciteit daalt
> gebrek aan O2 in weefsels (hypoxie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ANEMIE

Hypoxie
Uitleg

A

O2 gebrek in weefsels

bij ernstige anemie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ANEMIE

Algemene symptomen bij milde anemie? (tot 10g/dl)

A

Meestal asymptomatisch

Symptomen zijn atypisch:
- vermoeidheid, futloosheid
- bleekheid
- hoofdpijn, draaierig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ANEMIE

Diagnostiek?

A

Via labo onderzoek

Omdat symptomen onduidelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ANEMIE

Algemene symptomen bij ernstige anemie

A

Compensatiemechanismen in werking om de perifere oxygenatie te bevorderen:
Tachycardie, tachypnoe…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

ANEMIE

Op welke 2 manieren kan anemie ingedeeld worden?

A
  1. Pathofysiologische indeling (op basis van pathologisch mechanisme = oorzaak)
  2. Morfologische indeling (op basis van morfologisch aspect = uitzicht van RBC bij labo-onderzoek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

ANEMIE

Bespreek pathologische indeling.

A

Web lecture 14:00

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

ANEMIE

Bespreek morfologische indeling.

A

MCV: mean corpuscular volume, grootte RBC
* microcytair: te klein
* normocytair: normaal
* macrocytair: te groot

MCH: mean corpuscular hemoglobin, kleur RBC
* hypochroom: te licht
* normochroom: normaal
* hyperchroom: te donker

MCHC laten we buiten beschouwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

ANEMIE

Waarom is het morfologische aspect van RBC belangrijk?

A

Het geeft vaak aanwijzing voor onderliggende oorzaak. Vaak typisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Ferriprieve ANEMIE

Wat is ferriprieve anemie?

A

Anemie door ijzergebrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Ferriprieve ANEMIE

Epidemiologie?

A

Meest frequente oorzaak van anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Ferriprieve ANEMIE

Morfologisch?

A
  • microcytair
  • hypochroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Ferriprieve ANEMIE

Waarom is ijzer zo belangrijk?

A

Voor de bouw van 1 hemoglobine-eiwit zijn 4 ijzerionen nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Ferriprieve ANEMIE

Een tekort in Fe leidt tot tekort aan ___?

A

hemoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Ferriprieve ANEMIE

Oorzaken?

A
  • Gebrekkige opname
    → Malnutritie
    → Malabsorptie
  • Verhoogd verlies
    → Bloedverlies
  • Verhoogde behoefte
    → Zws, kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Ferriprieve ANEMIE

Wat is voldoende ijzerinname?

A

10 mg/dag mannen

15 mg/dag vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Ferriprieve ANEMIE

Waarom beschikt lichaam over ijzerreserves?

A

Slechts 5-10% van Fe uit de voeding wordt geabsorbeerd in de darm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Ferriprieve ANEMIE

Onder welke vorm zijn die ijzerreserves?

A

Onder vorm van Ferritine
= een ijzerbindend eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Ferriprieve ANEMIE

Waar vinden we Ferritine?

A
  • Lever
  • Rood beenmerg
  • Bloed (beperkt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Ferriprieve ANEMIE

Wat zegt de hoeveelheid Ferritine in het bloed ons?

A

Dit is een goede maat voor totale ijzerreserves van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Ferriprieve ANEMIE

Wat is de valstrik van Ferritine?

A

Ferritine is acuut fase eiwit.

Vals verhoogde waarden kunnen voorkomen bij inflammatoir bloedbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Ferriprieve ANEMIE

Wat gebeurt er met de productie van RBC bij ijzertekort?

A

RBC aangemaakt met minder Hb
→ kleiner en lichter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Ferriprieve ANEMIE

Wat geeft bloed zijn rode kleur?

A

Fe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Ferriprieve ANEMIE

Afwijkende bloedparameters?

A
  • Serumijzer ↓
    → Daling van vrij circulerende ijzer in het bloed
  • Ferritine ↓
    → Daling ijzerreserves
  • Totale ijzerbindingscapaciteit ↑
    → transporteiwit transferrine krijgt meer vrije bindingsplaatsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Ferriprieve ANEMIE

Welke bijkomende symptomen van ijzergebrek?

A
  • Bleke mucosae
  • Stomatitis: ontsteking van de mond
  • Brokkelige, vervormde nagels (‘lepeltjesnagels’)
  • pica: eten van oneetbare, ijzerrijke dingen
  • Rusteloze benen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Ferriprieve ANEMIE

Behandeling?

A
  • Primaire oorzaak behandelen
  • Peroraal Fe-substitutie enkele maanden. Liefst preparaten met vit C (betere opname in licht zuur milieu)
  • Soms (ziekte van Crohn, kanker-patiënten) Fe parenteraal toedienen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Ferriprieve ANEMIE

Wat zijn frequente nevenwerkingen van perorale Fe substitutie?

A
  • maag- en darmklachten
  • obstipatie
  • diarree
  • zwart of donkergekleurde ontlasting
  • metaal smaak
  • braken/misselijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Ferriprieve ANEMIE

Waarom wordt Fe liefst niet IM toegediend?

A
  • resorptie uit de spieren te traag
  • pijnlijk
  • roestvlekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Ferriprieve ANEMIE

Kunnen we extra Fe innemen zonder duidelijk Fe-tekort?

A

Dit is af te raden, teveel is schadelijk!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Megaloblastische ANEMIE

Wat is megaloblastische anemie?

A

= gevolg van tekort aan productiefactoren
vit B12 en/of foliumzuur > DNA-synthese wordt verstoord > RBC hebben moeite om te delen

2 essentiële vitaminen die we via voeding moeten verwerven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Synoniem vitamine B12

A

Cobalamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Synoniem foliumzuur

A

Folaat = vit B11 = FH4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Megaloblastische ANEMIE

Waar komt FH4 voor?
Hoe zijn onze reserves?

A

Verse bladgroenten, granen, vlees en zuivel

Lichaam heeft slechts kleine reserve → Tekorten zeldzaam, (enkel alcoholici)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Megaloblastische ANEMIE

Waar komt Vit B12 voor?
Hoe zijn onze reserves?

A

Komt enkel voldoende voor in dierlijke producten.
→ Risico voor veganisten!

Er zitten uitgebreide reserves in lever , die pas na jaren uitgeput geraken indien geen aanvoer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Megaloblastische ANEMIE

Waarom is Vit B12 een complexe vitamine?

A

Deze kan enkel door hulp van ‘intrinsic factor’ (IF) worden opgenomen in het terminale ileum.

IF is een eiwit dat wordt aangemaakt door cellen van de maagwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Megaloblastische ANEMIE

Wat is oorzaak van tekort FH4?

A
  • malabsorptie (crohn, gastric bypass, alcoholisme)
  • Inname van foliumzuurremmers (bij reuma en kanker- patiënten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Megaloblastische ANEMIE

Wat is oorzaak van tekort aan Vit B12?

A
  • Veganisme
  • Malabsorptie (Crohn, gastric bypass, alcoholisme)
  • Totale afwezigheid van IF door auto-immuundestructie van IF-producerende cellen in de maag = pernicieuze anemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Megaloblastische ANEMIE

Morfologisch?

A
  • Macrocytair
  • Hyperchroom

Bij tekort aan vit B12/FH4 → DNA synthese verstoord → RBC moeite om te delen → RBC te groot en teveel Hb

Deze cellen zijn megaloblasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Megaloblastische ANEMIE

Typische afwijkingen aan bloedparameters?

A
  • Serumconcentraties FH4 en/of vit B12
  • Antistoffen tegen IF bij vermoeden pernicieuze anemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Megaloblastische ANEMIE

Bijkomende symptomen?

A

Typische langdurige neurologische symptomen:
- perifere neuropathie: gevoelsstoornissen, incontinentie
- (irreversibele) motorische stoornissen, spasticiteit
- geheugenverlies, irritabiliteit
- dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Megaloblastische ANEMIE

Behandeling?

A
  • primaire oorzaak behandelen
  • substitutie van FH4
  • vit B12
    → PO indien louter voedingsprobleem
    → Parenteraal IM of SC bij pernicieuze anemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Toxische ANEMIE

Wat is toxische anemie?

A

= Secundaire anemie
= Gevolg van andere ernstige ziekte: bij elk ontstekings- of tumoraal proces is er onderdrukking van de bloedaanmaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Toxische ANEMIE

Epidemiologie

A

2de frequentste na ferriprieve anemie

63
Q

Toxische ANEMIE

Oorzaak?

A
  • chronische infecties (tbc)
  • chronische ontstekingsziektes(reuma, lupus)
  • chronische nierinsufficiëntie (tekort aan erythropoëtine, EPO)
  • kanker
64
Q

Toxische ANEMIE

2de mechanisme dat tot bloedarmoede kan leiden bij kankerprocessen?

A

Bloedverlies

65
Q

Toxische ANEMIE

Morfologisch?

A
  • normocytair
  • normochroom

Aangemaakte RBC zien er normaal uit, het zijn er gewoon minder

66
Q

Toxische ANEMIE

Typische afwijkingen aan bloedparameters bij toxische anemie?

A

Afhankelijk van onderliggende ziekte

67
Q

Toxische ANEMIE

Bijkomende symptomen?

A

Afhankelijk van onderliggende ziekte

68
Q

Toxische ANEMIE

Behandeling?

A
  • Onderliggende ziekte behandelen
  • EPO- substitutie IV/SC
  • bloedtransfusie om Hb op te drijven tot 10g/dl
69
Q

Toxische ANEMIE

Waarvoor staat EPO bekend?

A

Als (verboden) prestatiebevorderend middel bij sporters = doping

Meer RBC→ meer O2 transport → uithouding hoger.

70
Q

Hemolytische ANEMIE (verworven)

Wat is hemolytische anemie?

A

= versnelde afbraak van RBC

Normaal 120 dagen. Indien omwille van schadelijke factor daalt onder de 100 dagen, dan hemolyse

71
Q

Hemolytische ANEMIE (verworven)

Wat is de schadelijke factor die hemolyse veroorzaakt? (Oorzaken)

A
  • infectieus: malaria, mazelen, klierkoorts, sepsis
  • fysisch: bij marathonlopers, brandwonden
  • chemisch: intoxicaties zoals lood, arsenicum
  • auto-immuun: bij systeemziektes (lupus), rhesus-incompatibiliteit, transfusiereacties
  • splenomegalie
72
Q

Hemolytische ANEMIE (verworven)

Wat is splenomegalie?

A

= vergrote milt
De milt zorgt normaal voor het gradueel opruimen van oude RBC, maar bij een te grote milt ontspoort dit proces.

73
Q

Hemolytische ANEMIE (verworven)

Morfologisch?

A
  • Normo-of macrocytair
  • Normochroom

Lichte stijging van MCV mogelijk, door vroegtijdig vertrekken van jonge RBC (reticulocyten) uit het beenmerg naar perifeer bloed, als reactie op hemolyse.
Reticulocyten zijn iets groter dan volwassen RBC

74
Q

Hemolytische ANEMIE (verworven)

Bloedparameters?

A
  • reticulocyten ↑
  • fragmentocyten al of niet met schadelijke factor in beeld: (bij malaria vb parasieten zichtbaar in RBC)

Uit de kapotte RBC:
- enzymen, zoals LDH (lactaat dehydrogenase)
- Hb
→ bindt aan haptoglobine dus haptoglobine
→ haem wordt afgebroken tot billirubine dus billirubine

75
Q

Hemolytische ANEMIE (verworven)

Term voor
beschadigde RBC

A

fragmentocyten

76
Q

Hemolytische ANEMIE (verworven)

Wat doen we bij vermoeden auto-immuunproces?

A

Coombs-test die de aanwezigheid van antistoffen tegen RBC kan bevestigen.

77
Q

Hemolytische ANEMIE (verworven)

Wat zijn bijkomende symptomen?

A

Icterusdoor billirubine ↑
Gele kleur eerst zichtbaar aan oogwit.

78
Q

Hemolytische ANEMIE (verworven)

Behandeling?

A

Afhankelijk van onderliggende ziekte…

Eventueel transfusie zo nodig.

79
Q

Hemolytische ANEMIE (erfelijk)

Wat is hemolytische anemie (erfelijk)?

A

Chronische vorm van hemolytische anemie
- door aangeboren afwijkingen aan het hemoglobine
- of door afwijkingen aan (normaal biconcave) vorm v RBC (vb sikkelanemie)

80
Q

Anemie is een belangrijk klinisch patroon bij bloedanalyse.

Welk tweede klinisch patroon is ook belangrijk om tijdig te herkennen?

A

Optreden van afweerreactie vh organisme
→ Letten op tekenen van geactiveerde interne verdedigingssystemen.
- leukocyten
- acuut fase eiwitten zoals CRP
- antistoffen

81
Q

LEUKOCYTOSE

Wat is leukocytose?

A

= stijging van het totale aantal WBC/mm³

Bij inflammatoire reactie worden extra WBC vrijgezet vanuit beenmerg onder invloed van onstekingsmediatoren.

Stijging is meetbaar in bloed.

82
Q

LEUKOCYTOSE

Wat is de leukoformule?
Hoe ziet die er meestal uit bij leukocytose?

A

Onderlinge verhouding van 5 subtypes WBC analyseren.

Meeste gevallen leukocytose: stijging neutrofielen

83
Q

LEUKOCYTOSE

Overzicht subtypes WBC die stijgen met oorzaken.

A
84
Q

LEUKOCYTOSE

Oorzaak
neutrofilie?

A

Stijging neutrofielen.

  • bacteriële infecties
  • brandwonden
  • myocardinfarct
  • stress
  • roken
85
Q

LEUKOCYTOSE

Oorzaken
eosinofilie?

A

Stijging eosinofielen

  • allergie
  • parasitaire infecties
86
Q

LEUKOCYTOSE

Oorzaken
basofilie?

A

Stijging basofielen

  • kanker
87
Q

LEUKOCYTOSE

Oorzaken
monocytose?

A

Stijging monocyten

  • chronische infecties
88
Q

LEUKOCYTOSE

Oorzaken
lymfocytose?

A

Stijging lymfocyten

  • virale infecties
  • chronische infecties
89
Q

LEUKOCYTOSE

Wat is leukemie?

A

Speciaal geval van leukocytose.

Optreden van kwaadaardige woekering van WBC of voorlopers ervan (blasten)

Hoge waarden WBC (> 50 000/ mm3)

90
Q

LEUKOCYTOSE

Welke soorten leukemie zijn er?

A

Myeloïde leukemie
= Vnl stijging WBC myeloïde reeks (neutrofielen, eosinofielen, basofielen, monocyten)

Lymfatische leukemie
= vnl stijging WBC lymfoïde reeks (lymfocyten)

91
Q

LEUKOCYTOSE

Wordt elke leukemie gekenmerkt door leukocytose?

A

Neen!

Leukemie met ↓WBC is aleukemische leukemie

92
Q

LEUKOCYTOSE

Hoe heet een daling van alle bloedcellen?

A

Pancytopenie

93
Q

LEUKOCYTOSE

Wat zijn oorzaken van leukemie?

A
  • afwijkingen in DNA overgeërfd
  • radioactieve straling
  • frequent contact met kankerverwekkende stoffen
  • mogelijk ook rol van virussen
94
Q

LEUKOPENIE

Wat is leukopenie?

A

daling van het totale aantal WBC/mm³

95
Q

LEUKOPENIE

Waarvan kan leukopenie een gevolg zijn?

A
  • verminderde aanmaak in het beenmerg
    vb. leukemie
  • beschadiging door toxische stoffen
    vb. chemotherapie
  • acuut, hoog verbruik
    vb. massieve infecties, sepsis
96
Q

LEUKOPENIE

Overzicht vormen Leukopenie

A
97
Q

LEUKOPENIE

Wat is neutropenie?
Oorzaken?

A

daling neutrofielen

  • na chemotherapie
  • sepsis
  • leukemie
98
Q

LEUKOPENIE

Wat is Lymfopenie?

A

daling lymfocyten
- virale infecties
- HIV/AIDS
- leukemie

99
Q

LEUKOPENIE

Bij ernstige vormen leukopenie is onderscheid in subtypes niet meer betrouwbaar.
Wat doen we dan?

A

We houden een telling van absolute aantal neutrofielen of lymfocyten.

100
Q

LEUKOPENIE

Wat is agranulocytose?

A
  • bijzondere vorm van leukopenie
  • een medische urgentie
  • bijna of volledig verdwijnen van neurofiele granulocyten uit het bloed
  • Vaak gepaard met neutropene koorts
  • meestal medicatie-geïnduceerd, typisch 10 dagen na start cytostatica of thyreostatica

LEVENSBEDREIGEND

101
Q

AGRANULOCYTOSE

Risicofactoren?

A

P die chemotherapie krijgen.

Weerstand ⭣⭣

102
Q

LEUKOPENIE

Absolute telling bij neutropenie

A

neutrofielen
< 1500/mm³

103
Q

LEUKOPENIE

Absolute telling bij agranulocytose

A

neutrofielen
< 500/mm³

104
Q

LEUKOPENIE

Waarom is dit levensbedreigend?

A

Zonder neutrofielen, geen voldoende aspecifieke afweer

105
Q

LEUKOPENIE

Symptomen?

A
  • Neutropene koorts
  • Keelpijn, angina, orale ulceraties (aften)
  • Veralgemeende infectie, sepsis
106
Q

LEUKOPENIE

Behandeling?

A
  • hospitalisatie
  • stoppen van uitlokkende medicatie
  • antibiotica
  • groeifactoren → stimuleren aanmaak granulocyten
107
Q

ACUUT FASE RESPONS

Wat is acuut fase respons?

A

Geheel aan metabole veranderingen dat optreedt in het lichaam als gevolg van infammatoire stimulus.

Inflammatie in het lichaam → plasmaconcentraties van 30-tal eiwitten ↑

108
Q

ACUUT FASE RESPONS

Hoe noemt deze heterogene groep eiwitten? Wat doen ze?

A

Acuut fase eiwitten.

Elk van hen heeft een taak in het opbouwen van onze inmuunrespons.

109
Q

ACUUT FASE RESPONS

Voorbeelden acuut fase eiwit

A
  • CRP = C-reactief proteïne
  • Fibrinogeen
  • Ferritine
  • Plasminogeen
  • Haptoglobine
110
Q

ACUUT FASE RESPONS

Waarom is het bepalen van de
acuut fase eiwitten belangrijk?

A
  • detecteren van een inflammatie
  • inschalen van de ernst van de inflammatie
  • opvolgen van het effect van de behandeling
111
Q

ACUUT FASE RESPONS

Enkele aandachtspunten bij bepaling acuut fase eiwitten.

A
  • aspecifieke respons (zegt niets over oorzaak)
  • acuut fase kan betekenis van bepaalde bloedanalyses verstoren (vb ferritine steeds hoog bij inflammatie, geen betrouwbare ijzerreserves meetbaar op dat moment)
  • in praktijk gebeurt meting via ESR en CRP
112
Q

ACUUT FASE RESPONS

Leg uit : ESR

A

Erythrocytensedimentatie

  • geen ‘eiwit’
  • mate waarin RBC aan elkaar kleven (rouleaux vorming)
  • hangt sterk samen met concentraties van acuut fase eiwitten zoals fibrinogeen, dus indirecte maat voor acuut fase respons
  • kan enkele dagen voordat test positief is (CRP enkele uren)
113
Q

ACUUT FASE RESPONS

Waarden CRP

A

Sterke CRP-stijgingen > 10mg/l (100mg/dl) wijzen steeds op ernstige pathologie

114
Q

VERHOOGDE BLOEDINGSNEIGING

Oorzaak?

A

Treedt op door problemen ter hoogte van:
* de bloedplaatjes,
* de stollingsfactoren
* of de bloedvaten zelf

115
Q

AGGREGATIESTOORNISSEN

Wanneer spreken we van trombocytopenie?

A

Als het aantal plaatjes < 50 000/mm³.

116
Q

AGGREGATIESTOORNISSEN

Oorzaken van aggregatiestoornissen

A
  • gebrekkige productie (vb.beenmergfalen bij leukemie)
  • verhoogde afbraak (vb. bij splenomegalie)
  • medicatie (vb. bij penicilline)
  • ITP
117
Q

AGGREGATIESTOORNISSEN

Wat is ITP?

A

= Idiopathische Trombocytopenische Purpura

Voorbijgaande auto-immuunaandoening bij kinderen waarbij plaatjes worden afgebroken door auto-antistoffen.

Geen precieze oorzaak.

Treedt op in weken na virale luchtweginfectie

118
Q

AGGREGATIESTOORNISSEN

Symptomen ITP

A
  • Petechiën of purpura
  • Mucosale bloedingen
119
Q

AGGREGATIESTOORNISSEN

behandeling ITP

A

Toedienen van corticosteroïden of immunoglobines

Bij ernstige gevallen gebeurt een splenectomie. Omdat dit de plaats is waar plaatjes worden afgebroken.

120
Q

Wat is splenectomie?

A

Verwijderen van milt.

121
Q

Welke preventie maatregel bij elke patiënt na wegname milt?
(denkvraag)

A

Infectierisico verminderen: vijfjaarlijkse vaccinatie tegen pneumokokken.

122
Q

COAGULATIESTOORNISSEN

Coagulatiestoornissen komen door ____ en ____ tekorten.

A

Erfelijke en verworven

123
Q

COAGULATIESTOORNISSEN

Welke erfelijke tekorten?

A
  • hemofilie A (erfelijke deficiëntie FVIII)
  • hemofilie B (erfelijke deficiëntie FIX)
  • ziekte Von Willebrand
124
Q

COAGULATIESTOORNISSEN

Leg uit: ziekte Von Willebrand

A

De meest voorkomende erfelijke stollingsstoornis.

Het ontbreken van de Van willebrandfactor (VWF) zorgt voor milde stollingsproblemen doordat FVIII moeilijker kan binden aan de vaatwand.

125
Q

COAGULATIESTOORNISSEN

Welke verworven tekorten bij coagulatiestoornissen?

A
  • leverziekte: hepatitis, cirrose (aanmaak stollingsfactoren daalt)
  • overdosage van vitamine K-antagonisten
126
Q

COAGULATIESTOORNISSEN

Symptomen?

A
  • initiële hemostase (propvorming) door de trombocyten is bewaard
  • weinig stollingsproblemen vanuit kleine wondjes
  • bij hemofilie vaak interne bloedingen vb gewrichten of spieren

belangrijk: geen IM-inspuitingen toe te dienen

127
Q

VAATSTOORNISSEN

Wat is DIC?

A
  • Diffuse intravascular coagulation of verbruikscoagulopathie
  • gevolg van ernstige infectieswaarbij de vaatwand uitgebreid beschadigdstollingscascade op hol slaat.
128
Q

VAATSTOORNISSEN

Wat raakt er opgebruikt door het vormen van stolsels in het lichaam (DIC)?
Gevolg?

A

Plaatjes en stollingsfactoren

Paradoxaal gevolg: het algemene bloedingsrisico neemt toe.

129
Q

LONGEMBOLIE

Wat is longembolie?

Meest frequente oorzaak?

A

LE

= trombotische occlusie in pulmonale, arteriële circulatie, dwz truncus pulmonalis , linker of rechter longslagader of vertakkingen hiervan

Trombus is 90% vd gevallen een afbrokkeling van DVT

130
Q

LONGEMBOLIE

Risicofactoren?

A

triade van Virchow

131
Q

LONGEMBOLIE

Tot wat leidt LE?

A

‘ventilatie/perfusie-mismatch’

waarbij stuk van long wel nog verlucht wordt, maar niet meer doodbloed
O2 in bloed ⭣AH ⭡

132
Q

LONGEMBOLIE

Klinisch beeld?

A

Sterk gevarieerd van
- multipele, kleine embooltjes ⭢ weinig klachten
- tot massieve embolisatie in truncus pulmonalis ⭢ zadelembool, leidt tot fatale obstructieve shock

133
Q

LONGEMBOLIE

Klassieke symptomen?

A
  • Dyspnoe
  • Thoracale pijn
  • Hemoptoë
134
Q

Term voor bloed ophoesten

A

Hemoptoë

135
Q

LONGEMBOLIE

Extra symptomen?

A
  • Tachypnoe
  • Tachycardie, palpitaties
  • Tekenen van obstructieve schock
136
Q

LONGEMBOLIE

Diagnose?

A
  • opsporen van DVT
  • Labo: D-dimeren (< 500ng/ml sluit LE meestal uit
  • ECG is meestal afwijkend
  • Angiografie (CT) van longbloedvaten: stolsels?
137
Q

LONGEMBOLIE

Behandeling?

A
  • Hemodynamisch stabiliseren (vb. shock behandelen)
  • anticoagulantia gedurende min. 3mnd
  • in ernstige gevallen
    trombolyse: medicamenteus oplossen: trombolytica
    embolectomie: chirurgisch verwijderen
138
Q

VKF

Wat is VKF

A

voorkamerfibrillatie

= chaotische, electrische activiteit van beide voorkamers door wegvallen pacemakeractiviteit van sinusknoop.

139
Q

VKF

Risicofactor?

A

Oudere leeftijd

140
Q

VKF

Epidemiologie

A

Meest voorkomende ritmestoornis

141
Q

VOORKAMERFIBRILLATIE

Pathofysiologie?

A

Contractie van de voorkamers verloopt ongecoördineerd.

Abnormale elektrische activiteit ontstaat in de spierige wand van de 4 longaders ⭢ Op onregelmatige intervallen bereiken elektrische impulsen de AV-knoop ⭢ voortgeleid naar de ventrikels ⭢ gecoördineerde contractie

Hart pompt dus wel bloed in systeemcirculatie ⭢ niet levensbedreigend

142
Q

VOORKAMERFIBRILLATIE

Diagnose?

A
  • volstrekt onregelmatige tachycardie (90-170/min)
  • geen P-toppen (P-toppen wijzen op contractie van de atria)
  • VKF kan episodisch optreden of chronisch
143
Q

VOORKAMERFIBRILLATIE

Symptomen?

A

Vaak asymptomatisch
- palpitaties
- pols voelt zwakker
- dyspnoe
- symptomen van hartfalen

144
Q

VOORKAMERFIBRILLATIE

Complicaties?

A

Door fibrilleren v voorkamerwand verhoogt risico op stase bloed (vb. typisch Li-hartoortje)

⭢ trombi in systeemcirculatie ⭢ occlusie van slagader in hersencirculatie ⭢ cerebrovasculair accident

145
Q

VOORKAMERFIBRILLATIE

Behandeling?

A

1. RYTHM-control
= patiënt terugbrengen nr normaal sinusritme ⭢medicatie,
⭢ elektrische schokken = cardioversie
⭢ catheterablatie ter hoogte uitmondingen longaders

2.RATE-control
= vertragen van onregelmatig hartritme om patiënt meer comfort te geven ⭢medicamenteus

3.PREVENTIE EMBOLISATIE
⭢ opstarten vit K-antagonisten
⭢ zeker bij cardioversie nodig om patiënt eerst te ontstollen (terug in sinusritme zou trombus voor CVA kunnen zorgen)

146
Q

ZUURSTOFSATURATIE

Wat is arteriële zuurstofsaturatie SaO2?

A

Is een maat voor de hoeveelheid O2 die aan het hemoglobine in RBC gebonden is.
Verhouding wordt gemeten tss verzadigd hemoglobine en totaal hemoglobine.

147
Q

ZUURSTOFSATURATIE

Term voor O2-verzadigde hemoglobine

A

oxy-hemoglobine

148
Q

ZUURSTOFSATURATIE

Hoe meten we zuurstofsaturatie?

A
  • pulsoximetrie: meting aan vingertop of oorlel met sensor =SpO2
  • arteriële bloedgassen (ABG): perifere arteriële punctie (a. radialis) = SaO2
149
Q

ZUURSTOFSATURATIE

Wat is het nut van zuurstofsaturatie bepaling?

A

Belangrijk hulpmiddel in diagnose hypoxie (niet makkelijk om klinisch te bepalen).

Zichtbare cyanose treedt pas op onder SaO2 80%

150
Q

ZUURSTOFSATURATIE

Wat is hypoxie?

A

een toestand waarbij er onvoldoende O2 voorziening is naar de weefsels

151
Q

ZUURSTOFSATURATIE

Mogelijke oorzaken hypoxie

A
  • problemen met oxygenatie thv longen (vb. longziekten, luchtwegobstructie)
  • problemen met perfusie thv weefsels (vb. shock)
  • problemen met bloed zelf (vb anemie)
152
Q

PULSOXIMETRIE

Referentiewaarden
pulsoximetrie

A

Sp is verlaagd indien:
* < 95 % gezond individu
* ≥ 5% daling tov baseline

153
Q

PULSOXIMETRIE

Factoren die pulsoximetrie kunnen verstoren

A

VALS VERLAAGD
- beweging van patiënt, tremor
- slechte perifere perfusie (vb schock)
- hypothermie
- ernstige anemie
- donkere nagellak (minder bij rode kleur)

VALS VERHOOGD
- CO-vergiftiging: CO verbindt aan Hb ⭢ carboxy-Hb absorbeert licht op gelijke manier. Zelfde bij zware rokers!

154
Q

PULSOXIMETRIE

TIPS bij interpretatie SaO2 of SpO2

A
  • SaO2 géén gevoelige parameter: daling betekent dat er iets ernstig mis is.
  • Ken je toestel. Sommige geven gemiddelde aan.
  • Gebruik van percentages ⭢ 90% klinkt positief.
  • vertrouw niet te veel op klinisch beeld om ernst hypoxie in te schatten