Hoofdstuk 5: Hart- en vaatziekten Flashcards

1
Q

Wat is angor?

A

= Angina pectoris
- Thoracaal pijnpatroon
- Druk/toesnoering op borst
- Eventueel uitstraling arm, keel
- Graduele opbouw
- Geassocieerde symptomen: nausea, emesis, zweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Term voor hartritmestoornissen

A

Aritmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Term voor blauwe verkleuring

A

Cyanose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Term voor kortademigheid

A

Dyspnoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Term voor hartkloppingen

A

Palpitaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke onderzoeken zijn relevant bij cardiologie?

A
  • Klinische parameters
  • ECG
  • Inspanningsproef
  • Holtermonitoring
  • Echocardiografie
  • Veneuze bloedafname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een ECG?

A

Elektrocardiografie
- Hartritme
- Elektrische prikkels
- Ev zuurstoftekort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een inspanningsproef?

A

ECG terwijl de P fietst tegen stijgende weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een holtermonitoring?

A

Ambulante 24u registratie van het ECG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een echocardiografie?

A

Echografie van hart
- Transthoracaal of via slokdarm
- Opsporen van structurele afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom kan een bloedafname nuttig zijn als aanvullend onderzoek?

A

Bepalen van hartenzymen en lipidenprofiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de belangrijkste lipiden?

A
  1. HDL: high density lipoprotein (goede cholesterol → lever)
  2. LDL: low density lipoprotein (slechte cholesterol → heel lichaam)
  3. Triglyceriden (ketens vrije vetzuren)
  4. Totaal serumcholesterol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noemen we een ongunstig lipidenprofiel?

Waar geeft dit een verhoogd risico op?

A

Dyslipidemie

atherosclerotische hart- en vaatziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel Vlamingen sterven tgv hart-en vaatziekten?

A

¼
Meestal:
* Mannen: ischemisch hartlijden
* Vrouwen: hartfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Leg kort het pathofysiologisch mechanisme uit.

A

Vetten hopen op in de wand van de grote en middelgrote slagaders → arteriële doorbloeding = belemmerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Epidemiologie?

A
  • Nagenoeg bij iedereen, zelf vanaf kindertijd.
  • Klinische uiting: 50-75j
  • Sterk individueel afhankelijk. Levensstijl = zeer bepalend. Erfelijke belasting minder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Welke stap komt voor het vormen van atheroomplaque?

A
  1. Fatty streak
  2. Atheroma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Hoe ontstaat een fatty streak?

A
  1. LDL infiltreert door fragiel endotheel
  2. LDL komt in wand van slagader
  3. Ontstekingsreactie → macrofagen
  4. Macrofagen fagocyteren LDL en transformeren tot schuimcellen
  5. De schuimcellen hopen op = fatty streak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn schuimcellen?

A

Grote met cholesterol overladen cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Hoe ga je van een fatty streak naar een atheroma?

A
  1. Fatty streak groeit aan → schuimcellen sterven af
  2. Cholesterolrijke inhoud stapelt op in arteriewand
  3. Opstapeling stimuleert ontstekingsproces verder
  4. Migratie/proliferatie van gladde spiercellen
  5. Spiercellen maken extra bindweefsel → °kapsel

=> atheroma of atheroomplaque
(uitpuilend, afgekapseld letsel rond een centrale kern van vetrijk materiaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Complicaties?

A
  • Stenose
  • Plaqueruptuur, trombose, occlusie
  • Aneurysma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Complicatie: stenose. Leg uit.

A

Slagader vernauwt → verder gelegen weefsels ontvangen minder bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Complicatie: plaqueruptuur, trombose, occlusie. Leg uit.

A
  • Atheroomkapsel scheurt → necrotische lipidenkern komt in bloedbaan
  • ° trombusvorming → bloedvat wordt afgesloten = occlusie
  • Verdere weefsels geen bloedvoorziening → necrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Complicatie: aneurysma. Leg uit.

A
  1. Wand verzwakt door atheroomplaque
  2. Bloedvat verbreedt
  3. Bloedvat scheurt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Waarvan zijn de symptomen afhankelijk?

A

Atherosclerose = pijnloos
Symptomen ontstaan wanneer de O2-voorziening van de stroomafwaarts gelegen weefsels in het gedrang komt.

Plaats van plaque bepaalt de symptomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Symptomen bij atherosclerose van beenslagaders?

A

claudicatio intermittens
(etalagebenen)

Gedaalde O2-voorziening voor spieren van onderste ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Symptomen bij atherosclerose van kransslagaders?

A

angor, myocardinfarct, plotse dood

Gedaalde O2-voorziening voor myocard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Symptomen bij atherosclerose van halsslagaders?

A

herseninfarct

Gedaalde O2-voorziening voor hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

__ATHEROSCLEROSE__

Wat doe je best bij een P die klinische tekens heeft van atherosclerose?

A

Uitgebreide evaluatie.
Atherosclerose ontwikkelt zich steeds op verschillende plaatsen tegelijk.

Niet enkel gaan kijken waar de symptomen specifiek op wijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de belangrijkste cardiovaculaire risicofactoren?

En bijkomend?

A

A. Age
B. Bloeddruk: arteriële hypertensie
C. Cigarettes
D. Diabetes
E. Event: reeds gekend met cardiopath?
F. Family: erfelijke belasting in eerstegraad?
G. Geslacht: mannen ↑ kans

Obsesitas, ↑ visceraal vet, dyslipidemie, ongezonde voeding, chronische nierinsufficiëntie, ↓ beweging, stress, depressie…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is GCR?

Wat bij een hoge score?

A

Globaal cardiovasculair risico

Individuele bijdrage van de risicofactoren kan je samentellen

Cardiovasculaire preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat houdt niet-medicamenteuze cardiovasculaire preventie in?

A
  • ROOKSTOP
  • Gezonde voeding
  • Lichaamsbeweging
  • Vermageren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat houdt medicamenteuze cardiovasculaire preventie in?

Welke medicatie is niet geschikt bij een hoog GCR?

A
  • Comorbiditeiten behandelen (diabetes, AHT…)
  • Lipidenprofiel optimaliseren met lipidenverlagende medicatie
  • Anti-aggregans

Hormonale anticonceptie = afgeraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Definitie?

A

Chronische verhoging van de druk die het bloed uitoefent op de vaatwand.

Concreet: systolische
bloeddruk ≥ 140 mmHg en/of
diastolische bloeddruk ≥ 90 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

2 soorten?

A
  1. Essentiële (of primaire) hypertensie (90%)
    → geen onderliggende verklaring
  2. Secundaire hypertensie (10%)
    → aanwijsbare oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Waarom is het stellen van de diagnosie niet eenvoudig?

A
  • Vaak asymptomatisch
  • Meting = momentopname
  • Wittejashypertensie
  • Gemaskeerde hypertensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Wat is wittejashypertensie?

A

RR kan tijdelijk verhoogd zijn bij afname door een arts of verpleegkundige, ditdoor ‘onderzoeksstress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Wat is gemaskeerde hypertensie?

A

Meting door een arts kan telkens normaal zijn, hoewel deze in het thuismilieu telkens verhoogd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Diagnostiek?

A

Gemiddelde van:
1. Conventionele bloeddrukmeting door zorgverlener
2. Zelfmeting thuis (2xochtend, 2x avond, 7 dagen)

Beide verhoogd = bevestiging diagnose

Discrepantie? Ambulante 24u-meting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Kan je hiervan “genezen”?

A
  1. Primaire hypertensie: neen. Zelf al is RR onder controle met medicatie
  2. Secundaire hypertensie: ja, indien achterliggende oorzaak is behandeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Gradaties?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Door welke factoren wordt de RR bepaald?

A

RR = SV x HF x PW

Bloeddruk = slagvolume x hartfrequentie x perifere weerstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Complicaties?

A
  • Arteries: versnelde atherosclerose, ↑ risico op aneurysma
  • Hart: linkerventrikelhypertrofie → hartlijden/falen
  • Nier: ↑ filtratiedruk → glomeruli beschadigd → nierinsuff
  • Netvlies: hypertensieve retinopathie
  • Hersenen: ↑ risico op CVA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is LVH?

A

Linkerventrikelhypertrofie
Verdikking van het myocard van de linkerventrikel → pompkracht verhogen

MAAR: ↑ O₂-nood van de hartspier → risico op hartlijden/falen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is retinopathie?

A

Beschadiging van de bloedvaten van het netvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is CVA?

A

Cerebrovasculair accident

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

__ARTERIËLE HYPERTENSIE__

Behandeling?

A
  1. Nagaan GCR en risicofactoren aanpakken
  2. Antihypertensiva
48
Q

__ISCHEMISCH HARTLIJDEN__

Definitie?

A

Verzamelnaam voor alle aandoeningen die veroorzaakt
worden door coronaire atherosclerose

49
Q

__STABIELE ANGOR__

Definitie?

A

= angor die enkel optreedt bij inspanning, hevige emoties, stress of na een zware maaltijd

Klachten verdwijnen < 15 min na het stoppen van de uitlokkende factor

50
Q

__STABIELE ANGOR__

Pathofysiologie?

A

Hooggradige coronaire stenose die geen klachten geeft in rust.
Bij inspanning of stress → ↑O₂-behoefte van het myocard →
bloedvoorziening schiet tekort → °angorklachten

51
Q

__STABIELE ANGOR__

Diagnostiek?

A
  • GCR bepalen
  • Inspanningstest
52
Q

__STABIELE ANGOR__

Behandeling?

A

Afhankelijk van de ernst van de vernauwing:
→ coronaire interventie: ballondilatatie ± stenting

53
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Definitie?

A

3 aandoeningen waarbij
acute myocardischemie optreedt:

  • Instabiele angor
  • Non-stemi
  • Stemi
54
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Diagnose?

A
  • Bloedanalyse
  • ECG
55
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Diagnose: bloedanalyse. Leg uit?

A

Als hartspiercellen necrotiseren (= infarct) barsten ze open → troponines in het bloed

Meetbare waarden van troponine bevestigen dus een myocardinfarct

56
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Diagnose: ECG. Leg uit?

A

ST-segment = ventriculaire repolarisatie

Myocardinfarct zorgt voor optrekking van ST

57
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Bloedanalyse voor de 3 soorten?

A
58
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

ECG voor de 3 soorten?

A
59
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Pathofysiologie?

A

Coronaire atheroomplaque ruptureert → °trombus in het vaatlumen → verminderde O₂-toevoer → ischemie en necrose

De coronair kan geheel of gedeeltelijk verstopt raken
* PARTIËLE OCCLUSIE → INSTABIELE ANGOR of NON-STEMI
* VOLLEDIGE OCCLUSIE → STEMI

Betrokken coronair bepaalt welk deel van de hartspier afsterft (LAD = belangrijkste)

60
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Zijn er voortekenen?

A

Meestal gaat het bij een ACS niet om een hooggradige stenose→ ook geen symptomen van stabiele angor.

61
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Symptomen?

A

Angor pectoris > 15min
Ook in rust

Eventueel: cardiogene shock, actuut hartfalen…

62
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Diagnostiek?

A

Klinische kenmerken
ECG: st-segment, lokalisatie infarct, aritmie?
Biochemische kenmerken: troponines?

Snel zijn is de boodschap!

63
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Mortaliteit?

A

Meer dan 40%

64
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Welke DD bij acute thoracale pijn?

A
  • ACS
  • Slokdarmspasmen
  • Galkoliek, pancreatitis
  • Spanningssyndromen, hyperventilatie
  • Long- en pleurapathologie (vb. longembolie)
  • Trauma: ribkneuzing, spierscheur
65
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Behandeling pre-hospitaal?

A
  • Vermoeden: 112 + mug
  • IV-lijn, O₂, continue monitoring
  • Afh van ernst: reanimatie, cardiogene shock…
  • Medicatie
66
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Behandeling pre-hospitaal: welke medicatie?

A

Aspirine: klontervorming ↓
Nitraten: coronaire vasodilatatie, angor ↓
Morfine: pijnstilling, hartbelasting ↓

67
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Behandeling in het ziekenhuis igv STEMI?

A
  1. Primaire percutane coronaire interventie
  2. Trombolyse
  3. Coronary Artery Bypass Grafting

(of, of)

68
Q

ACUUT CORONAIR SYNDROOM

Behandeling: bespreek Primaire, percutane Coronaire Interventie (PCI).

A
  • <90min na diagnose
  • Coronaire reperfusie via lieskatheter
  • Ballon met stent
69
Q

ACUUT CORONAIR SYNDROOM

Behandeling: bespreek trombolyse.

Contra-indicatie?

A
  • Wanneer PCI niet lukt binnen 2u
  • Zo snel mogelijk!
  • De klonter oplossen met trombolytica

Actieve bloeding

70
Q

ACUUT CORONAIR SYNDROOM

Behandeling: bespreek Coronary Artery Bypass Grafting.

A

= overbrugging met bypass graft
Chirurgische ingreep

71
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Behandeling igv non-STEMI of instabiele angor?

A
  1. Medicamenteus: anti-aggregantia, anti-coagulantia, nitraten, aspirine…
  2. Coronaire evaluatie na max 48u
72
Q

__ACUUT CORONAIR SYNDROOM__

Zwangeren?

A

3-4 keer meer kans
Vooral bij risicofactoren: roken, fam geschiedenis, diabetes

73
Q

__HARTRITMESTOORNISSEN__

Diagnose?

A

ECG

74
Q

__HARTRITMESTOORNISSEN__

Atriale ritmestoornissen?

A
  • Sinusbradycardie
  • Sinustachycardie
  • Paroxysmale atriale tachycardie
  • Voorkamerfibrillatie
75
Q

__HARTRITMESTOORNISSEN__

Wat is sinusbradycardie?

A
  • Atriale ritmestoornis
  • Te trage impulsen van sinusknoop
  • Traag, regelmatig ritme van < 50/min
  • <35/min → syncope

Kan normaal zijn bij athleten!

76
Q

__HARTRITMESTOORNISSEN__

Wat is sinustachycardie?

A
  • Atriale ritmestoornis
  • Te snelle impulsen van sinusknoop
  • Snel, regelmatig ritme van > 100/min
  • Verwarring met palpitaties
  • Vaak andere aandoening aan basis
77
Q

__HARTRITMESTOORNISSEN__

Wat is paroxysmale atriale tachycardie ?

A
  • Atriale ritmestoornis
  • Plots opkomend zeer snel ritme
  • >150-250/min
  • P met normaal hart
78
Q

__HARTRITMESTOORNISSEN__

Ventriculaire ritmestoornissen?

A
  • Ventriculaire extrasystole
  • Ventrikeltachycardie
  • Ventrikelfibrillatie
79
Q

__HARTRITMESTOORNISSEN__

Wat is ventriculaire extrasystole?

A
  • ventriculaire ritmestoornis
  • Overslag te zien op ECG
  • Bizar QRS-complex
  • Goedaardig
80
Q

__HARTRITMESTOORNISSEN__

Wat is ventrikeltachycardie?

A
  • Ventriculaire ritmestoornis
  • Abnormale QRS-complexen te zien op ECG
  • Regelmatig en snel: >120/min
  • Onbehandeld → Vfib
  • Behandeling: elektrische cardioversie
81
Q

__HARTRITMESTOORNISSEN__

Wat is ventrikelfibrillatie?

A
  • Ventriculaire ritmestoornis
  • Chaotische elektrische activiteit zonder mechanisch resultaat → hart trilt
  • Leidt tot cardiogene shock en dood
  • Behandeling: defibrillatie
82
Q

Je kan onze bloedsomloop vergelijken met een centrale verwarming. Maar waarin is ons lichaam net ietsje slimmer dan een cv?

A

Lichaam kan bloedvolume slim verdelen: vasoconstrictie/dilatatie oiv CZS en hormonen

83
Q

__SHOCK__

Definitie?

A

Shock is een levensbedreigende toestand waarbij er een ontoereikende toevoer is van O₂ naar de lichaamsweefsels. Het is een acuut falen van de weefselperfusie en -oxygenatie.

84
Q

__SHOCK__

Voornaamste symptoom?

A

Hypotensie

85
Q

__SHOCK__

Omkeerbaar?

A

Snelle herkenning en behandeling zijn van levensbelang.

Anders progressie naar irreversibel multi-orgaanfalen.

86
Q

__CARDIOGENE SHOCK__

Pathofysiologie?

A
  • Probleem = hart zelf
  • Sterke daling van SV en/of HF → daling RR → slechte weefselperfusie

RR↓ = SV↓ x HF↓ x PW

Bvb door Vfib

87
Q

__OBSTRUCTIEVE SHOCK__

Pathofysiologie?

A
  • Probleem = obstructie in longcirculatie
  • Sterke daling van SVdaling RR → slechte weefselperfusie

RR↓ = SV↓ x HF x PW

Vb longembolie

88
Q

__HYPOVOLEMISCHE SHOCK__

Pathofysiologie?

A
  • Probleem = te weinig bloed
  • Sterke daling van SVdaling RR → slechte weefselperfusie

RR↓ = SV↓ x HF x PW

Twee soorten:

  1. Hemorragische shock: bloedverlies (1-1.5l is al genoeg! Trauma, PPH, bloeding…)
  2. Niet-hemorragische shock: vochtverlies (brandwonden, uitdroging)

Vb longembolie

89
Q

__DISTRIBUTIEVE SHOCK__

Pathofysiologie?

A
  • Probleem = abnormale perifere vasodilatatie
  • Sterke daling van PWdaling RR → slechte weefselperfusie

RR↓ = SV x HF x PW↓

Drie soorten:

  1. Septische shock: ernstige infectie (door toxines van MO)
  2. Neurogene shock: hersen/ruggenmergletsel (autonome controle over vaten valt weg)
  3. Anafylactische shock: allergische reactie

Vb longembolie

90
Q

__SHOCK__

3 fasen?

A
  1. Gecompenseerde shock
  2. Progressieve shock
  3. Orgaanbeschadiging

Vb longembolie

91
Q

__SHOCK__

Bespreek gecompenseerde shock

A

Wanneer het lichaam er nog in slaagt om dankzij enkele compensatiemechanismen de bloeddruk (en weefselperfusie) op peil te houden

2 compensatiemechanismen:
1. Sympatisch zenuwstelsel
2. RAAS

92
Q

__SHOCK__

Wat doen de compensatiemechanismen?

A

Zorgen voor een stijging van SV, HF en PW.

Stijging van SV doordat hart harder gaat samentrekken

Zo blijft de bloeddruk nog op peil.

93
Q

__SHOCK__

Symptomen van gecompenseerde shock?

Uitzondering?

A
  • Tachycardie
  • Bleke huid
  • Koude huid en extremiteiten

Distributieve shock: vasodilatatie → rode, warme huid → warme shock

94
Q

__SHOCK__

Bespreek progressieve shock

A

Wanneer de compensatiemechanismen er niet langer in slagen om de RR op peil te houden.

De symptomen van gedaalde weefsel-perfusie treden nu duidelijker op de voorgrond.

95
Q

__SHOCK__

Symptomen progressieve shock?

A
  • Hypotensie
  • Tachycardie
  • Koude, bleke huid
  • Tachypnoe
  • Oligurie
  • Veranderd bewustzijn
  • Gastro-intestinale stoornissen
  • Ingevallen gelaat
  • Mydriase
96
Q

Wat is mydriase?

A

Pupildilatatie

97
Q

__SHOCK__

Bespreek fase van orgaanbeschadiging.

A

Moeilijk om nu nog succesvol te behandelen door bijkomende ziekteprocessen:
- Metabole acidose (verzuring door anaeroob metabolisme)
- Abnormale vasodilatatie (perifere bloedvaten reageren niet meer op signalen voor vasoconstrictie)
- Verbruikscoagulopathie

98
Q

__SHOCK__

Vanaf wanneer treedt anurie op? Wat wil dit zeggen?

A

Systolische druk van 50-60mmHg
→ acute nierinsufficiëntie

Hoeveelheid urine = goeie parameter voor de ernst van de shock.

99
Q

__SHOCK__

Wat is MOF? Hoe is de mortaliteit?

A

Multi-orgaanfalen

50% vanaf 2 orgaanstelsels
Vrijwel 100% vanaf 5 orgaanstelsels

100
Q

__SHOCK__

Diagnostiek?

A
  • Klinisch beeld
  • Parameters (pas op! Normale RR sluit shock niet uit!)
  • ABG (arteriële bloedgassen)
  • Labo
  • ECG
  • Naargelang vermoeden oorzaak: CT, echo…
101
Q

__SHOCK__

Behandeling?

A
  • Intensieve zorgen
  • Reanimatie, abcde…
  • Snelle infusie IV-vocht/bloed (voorzichtig bij cardiogene shock)
  • IV-vasopressoren
  • Naargelang oorzaak: PCI, AB…
102
Q

__CHRONISCH HARTFALEN__

Prevalentie?

A

Tussen 70-80 jaar: 10 à 20%

103
Q

__CHRONISCH HARTFALEN__

Pathofysiologie?

A

Pompfunctie vh hart verzwakt progressief

≠ oorzaken: hartritmestoornis, AHT, myocardinfarct…

104
Q

__CHRONISCH HARTFALEN__

Symptomen?

A
  • Dyspnoe d’effort (kortademig bij inspanning)
  • Vochtretentie
  • Vermoeidheid
  • Orthopnoe (kortademig bij platliggen)
  • Nycturie
  • Stijging centraal veneuze druk
  • Perifeer pitting oedeem (=overvulling)
105
Q

__CHRONISCH HARTFALEN__

Hoe ontstaat kortademigheid? Hoe kunnen we het verdelen in klassen?

A

Ontstaat door stuwing in de longcirculatie.

  1. Geen KA
  2. KA bij matige inspanning
  3. KA bij lichte inspanning
  4. KA in rust
106
Q

__CHRONISCH HARTFALEN__

Hoe ontstaat kortademigheid? Hoe kunnen we het verdelen in klassen?

A

Ontstaat door stuwing in de longcirculatie.

  1. Geen KA
  2. KA bij matige inspanning
  3. KA bij lichte inspanning
  4. KA in rust
107
Q

__CHRONISCH HARTFALEN__

Waarom moet een P dagelijks gewogen worden?

A

Het is een goede maat voor de graad van overvulling

108
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Pathofysiologie?

A

Mogelijke oorzaken: gebrekkige pompfunctie kuitspieren, uitval klepfunctie, DVT

Het bloed wordt niet meer voldoende omhoog geperst in de diepe beenvaten → bloedstroom vanuit oppervlakkige naar diepe venen keert om → teveel bloed moet via oppervlakkig systeem richting hartschadelijke effecten op oppervlakkige vaten en weefsels

Druk in de veneuze circulatie neemt toe.

109
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Risicofactoren?

A
  • Leeftijd
  • Vrouwen (dubbel zoveel)
  • Familiaal
  • Roken
  • Rechtstaand/voortdurend zittend beroep
  • Overgewicht
  • Zwangerschap
110
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Symptomen?

A
  • Vermoeide, zware benen
  • Dilatatie van oppervlakkige venen: varices & teleangiëctasieën
  • Enkeloedeem
  • Trofische stoornissen
  • Veneuze ulceraties

Varieert naargelang ernst

111
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Verschil tussen varices & teleangiëctasieën?

A

Varices: dilatatie en kronkeling van subcutane venen

Teleangiëctasieën: Dilatatie van intradermale venulen (foto)

112
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Wat verstaan we onder trofische stoornissen?

A
  • Okerdermatitis
  • Atrofie blanche
  • Lipodermatosclerose
113
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Wat is okerdermatitis?

A

Donkere, bruine huidpigmentatie
Door neerslag Fe in de huid (RBC die uit vaten treden)

114
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Wat is atrofie blanche?

A

Bleke, verlittekende huid omgeven door zones van
toegenomen pigmentatie

115
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Wat is lipodermatosclerose?

A

Verharde huid door chronische inflammatie van het
onderhuids vetweefsel

116
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Behandeling?

A
  • Hoogstand lidmaat
  • Beweging (spierpomp stimuleert veneuze retour)
  • Compressietherapie (TED)
  • Medicatie (beperkte doeltreffendheid)
117
Q

__VENEUZE INSUFFICIËNTIE__

Behandeling voor varices?

A

Sclerotherapie: chemische ablatie
= Inspuiten van scleroserende stof

Strippen van varices: mechanische ablatie
= Chirurgisch verwijderen van varices

Lasertherapie: thermische ablatie
= Dichtschroeien