Hoofdstuk 7 - Ontwikkeling van het genitaal stelsel Flashcards

1
Q

Wanneer komen de oergonocyten aan in de genitale plooi?

A

6e week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn primaire sex-strengen?

A

Epitheelcellen van de genitale plooi die ingroeien in het onderliggend mesenchym en de oergonocyten omgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tot welke structuren geven de primaire sex-strengen aanleiding bij de mannelijke foetus?

A

Tubuli seminiferi en het rete testis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er met de uitscheidingsbuisjes van het mesonefros bij een XY individu?

A
  • Craniaal: gaan verloren
  • In gebied testes: groeien uit tot ductuli efferentes
  • Caudaal: groeit uit tot paradidymis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er met het kanaal van Wolff bij een XY individu?

A

Ze vormt de epididymis en de ductus deferens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zorgt er voor de vorming van Sertolicellen?

A

Het SOX9 gen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doen de Leydig cellen?

A

Productie van testosteron vanaf de 9e week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met de ductus paramesonefricus bij een XY-individu?

A

Ze blijft over als de appendix testis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de transabdominale fase van de descensus testis?

A
  • Tijdspanne: week 8-15
  • Wat: positieverandering testis door groei abdominale wand
  • Ondersteuning: testosteron, AMH, INSL3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de transinguinale fase van de descensus testis?

A
  • Tijdspanne: week 25-35
  • Wat: teelbal door de lies geduwd
  • Ondersteuning: genitofemorale zenuw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de processus vaginalis?

A

Een verbinding tussen de tunica vaginalis met het peritoneum die normaal gezien verdwijnt binnen het 1e jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontstaat de prostaat?

A

Door proliferatie van epitheel in het craniale deel van de urethra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontstaan de vesicula seminales?

A

Door uitgroei van het epitheel van het kanaal van Wolff.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het tuberculum genitale?

A

De ventrale vergroeiing van de twee cloacale plooien rond de membrana cloaca.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welk hormoon zorgt voor de vermannelijking van de uitwendige geslachtsorganen?

A

Dihydrotestosteron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tot welke structuur geeft het tuberculum genitale aanleiding bij de mannelijke foetus?

A

De fallus.

17
Q

Hoe ontstaat de fossa navicularis?

A

Door invaginatie van het ectoderm van de glans penis.

18
Q

Wat gebeurt er met de primaire sex-strengen bij een vrouwelijke foetus?

A

Ze verschrompelen.

19
Q

Hoe ontstaat de primordiale follikel?

A

Corticale strengen gaan zich splitsen in geïsoleerde celstrengen die ieder één oergonocyte gaan omgeven.

20
Q

Welke structuur geeft aanleiding tot de uterus en de tuba?

A

De ductus paramesonefricus.

21
Q

Hoe ontstaat de vaginale plaat?

A

Massieve verdikkingen van de sinus urogenitalis wand die naar het gebied groeien van de gangen van Müller.

22
Q

Van welke oorsprong is het vaginale epitheel?

A

Endoderm.

23
Q

Wat is het syndroom van Mayer-Rokitanski?

A

De regressie van het kanaal van Müller waardoor er geen uterus, eileiders en bovenste deel van de vagina aanwezig is.

24
Q

Wat is het androgenitaal syndroom?

A

Overproductie van androgenen door de foetale bijnier waardoor de clitoris hypertrofieert en de labia majora al dan niet vergroeien.

25
Q

Beschrijf het fenotype van het androgenitaal syndroom.

A

Volledig normaal gonadaal geslacht, enkel uitwendig virilisatie.

26
Q

Beschrijf XX testiculair DSD.

A
  • Oorzaak: X-chromosoom draagt stukje SRY-gen
  • Fenotype: mannelijk of ambigu, ontwikkeling testes
27
Q

Beschrijf de oorzaak en het fenotype van het androgeen ongevoeligheidssyndroom.

A
  • Oorzaak: verandering in gen dat codeert voor receptor
  • Fenotype: uitwendig vrouwelijk, niet-ingedaalde testes
28
Q

Wat is het syndroom van Turner?

A
  • Genotype: X, 45
  • Oorzaak: non-disjunctie tijdens meiose
  • Fenotype: geen ovarium, uitwendig vrouwelijk
29
Q

Wat is het syndroom van Klinefelter?

A
  • Genotype: XXY, 47
  • Oorzaak: non-disjunctie in de paternele zaadcellen
  • Fenotype: onvruchtbaar, borstklierontwikkeling