Hoofdstuk 7: Internationaal Betalingsverkeer Flashcards
Wisselmarkt
Een verzameling van markten voor vreemde munten bv. Markt voor Amerikaanse dollars, Japanse yen. Het is het geheel van de vraag en het aanbod van twee valuta.
Wisselkoers
Een ruilverhouding tussen de valuta’s (=vreemde munten). Hef is de prijs van een buitenlandse valuta uitgedrukt in de valuta van het eigen land.
Aankoopkoers
= syn. Biedkoers: de prijs die de banken willen betalen voor valuta’s die hen worden aangeboden
Verkoopkoers
= syn. Laatkoers: de prijs waartegen banken de valuta’s verkopen
=> banken streven naar winst: de biedkoers is lager dan de laatkoers
Waarom is er vraag naar vreemde valuta’s?
- invoer van goederen / diensten van de eurozone, naar buiten de eurozone
- primaire inkomens naar buiten de eurozone
- inkomensoverdrachten naar buiten de eurozone
- aankopen van aandelen/obligaties van buiten de eurozone
- investeringen in de eurozone door niet-ingezetenen van de eurozone
Waarom is er aanbod van vreemde valuta’s?
Om betalingen te verrichten ivm:
- Uitvoer van goederen/diensten van de eurozone naar buiten de eurozone
- primaire inkomens van buiten de eurozone
- inkomensoverdrachten van buiten de eurozone
- aankopen van euro-aandelen of euro-obligaties door niet-ingezetenen van de eurozone
- investeringen buiten de eurozone van niet-ingezetenen van de eurozone
Marktvorm van de wisselmarkt?
Wisselkoers ontstaat door aan de voorwaarden van volkomen concurrentie te voldoen:
- veel vraag en aanbod
- is volledig toegankelijk (markt is open) => voor iedereen die vreemde valuta wil kopen of verkopen
- de markt is doorzichtig/transparant => banken zijn onderling verbonden via een communicatiesysteem
- elke vreemde valuta = een volkomen homogeen product (USD Kopen in bank A = USD kopen in bank B)
=> wisselmarkten werken in grote mate zoals productmarkten
=> men vraagt meer dollar als de wisselkoers lager is MAAR er worden minder dollars aangeboden als de wisselkoers v d dollar lager is
Hoe ontstaat de wisselkoers / evenwichtskoers?
Snijpunt van vraag en aanbod. De aangeboden hoeveelheid = de gevraagde hoeveelheid. Om een aanbodoverschot weg te werken moet de wisselkoers dalen. Om een aanbodtekort weg te werken moet de wisselkoers stijgen.
+ grafiek!!!
Verschuivingen in vraag en aanbod veranderen de wisselkoers: factoren die vraag en aanbod van vreemde valuta’s bepalen:
Vraagzijde:
1. De prijsontwikkeling binnen en buiten de eurozone:
De verschillende graad van inflatie binnen en buiten de eurozone
=> verschuiving aanbod/vraagcurve naar links/rechts
- Veranderingen in de voorkeur van de consument: verschuiving naar links/rechts van de curven
- Veranderingen in het inkomensniveau:
=> het inkomensniveau van de eurozone stijgt trager/sneller dan in andere landen
Aanbodzijde:
1. Rentevoeten binnen en buiten de eurozone:
=> hoe lager de rentevoeten in bv. Europa, hoe aantrekkelijker om in de vs te beleggen
2. Veranderingen in de productiviteit:
=> hoe hoger de productiviteit van een land, hoe goedkoper de producten van dat land
Factoren die vraag en aanbod van vreemde valuta’s bepalen:
1. Invloed van een uiteenlopend inflatietempo binnen en buiten de eurozone + grafiek tekenen
- de verschillende graad van inflatie is bepalend
- stel dat de inflatie GB > inflatie Europa
Aanbod GBP?
De Britse producten worden duurder waardoor Engelsen meer Europese producten wensen aan te kopen
=> aanbod GBP (van die munt bij ons!) neemt toe
Vraag GBP?
Wij, Europeanen, vragen minder Britse producten
=> vraag GBP neemt af
=> de euro is geapprecieerd tov de GBP of
=> de GBP is gedeprecieerd tov de euro
+ grafiek!
Factoren die vraag en aanbod van vreemde valuta’s bepalen:
2. Verandering in de voorkeur van de consument:
Stel dat de voorkeur van de consument in de eurozone tov ingevoerde producten uit het VK toeneemt:
+ grafiek
Vraag GBP?
=> stijging van de vraag naar Engelse producten
=> stijging van de vraag naar GBP (vraag GBP naar rechts)
Aanbod GBP?
=> wijzigt niet!
=> gevolg: stijging van de wisselkoers van GBP
=> depreciatie van de euro tov de GBP of
=> appreciatie van de GBP tov de euro
Factoren die vraag en aanbod van vreemde valuta’s bepalen:
3. Relatieve verandering in het inkomensniveau:
Stel dat het inkomensniveau in Zwitserland reëel met 2% stijgt en in Europa met 1%
+ grafiek
=> aanbod CHF?
Zwitsers gaan meer consumeren in eigen land en in Europa
=> aanbod CHF stijgt
=> vraag CHF?
=> Zwitsers meer inkomen! Vraag CHF stijgt
=> vraag CHF stijgt minder dan aanbid CHF => wisselkoers daalt
=> appreciatie van de euro tov de CHF
Factoren die vraag en aanbod van vreemde valuta’s bepalen:
4. Rentevoeten binnen en buiten de eurozone
=> stel dat rentevoeten in de EU dalen tov de USA
=> gevolg vraag USD?
=> vraag USD neemt toe want we gaan meer beleggen in USD
Gevolg voor aanbod USD?
=> Amerikanen gaan minder beleggen in de EU waardoor het aanbod USD afneemt
=> aanbod USD neemt af
=> USD is geapprecieerd tov de euro
Factoren die vraag en aanbod van vreemde valuta’s bepalen:
5. veranderingen in de productiviteit
=> stel dat de productiviteit in de eurozone sneller stijgt dan in Zweden (= onze producten worden goedkoper)
Vraag SEK?
=> vraag Europese producten neemt toe
=> vraag Zweedse producten neemt af
=> vraag SEK daalt
Aanbod SEK?
Zweden zal meer invoeren vanuit Europa : aanbod SEK stijgt
=> depreciatie van de SEK tov de euro
Wisselkoerssysteem: vrije en vaste wisselkoersen: flexibele wisselkoersen vs. Vaste wisselkoersen
+ grafiek!
- Flexibele wisselkoers: Syn. Vrij, vlottend, zwevende wisselkoers
= wisselkoers die tot stand komt door de vrije interactie van de vraag naar en het aanbod van vreemde valuta’s
=> is een belangrijk element van onzekerheid! (Men kan betalen voor het beveiligen tegen de gevolgen van koersverschil maat het kost veel) - Vaste wisselkoersen: syn. Stabiele of gebonden wisselkoersen
= de overheid kan schommelingen van de koersen beperken door een spilkoers vas te leggen (= een officiële wisselkoers). Zolang de wisselkoers binnen bepaalde grenzen blijft, komt de centrale bank nier tussen beiden.
=> plafondkoers: bovenste interventiepunt
=> bodemkoers: onderste interventiepunt
Devaluatie: een wettelijke waardevermindering van de nationale valuta ten opzichte van de andere valuta’s. Ingevoerde producten worden duurder en uitgevoerde producten worden aantrekkelijker. Zo komt er een herstel in het betalingsbalansevenwicht.
Depreciatie: het prijsmechanisme wijzigt de wisselkoersen op de valutamarkt. Het is alleen van toepassing op vlottende valuta’s.