Hoofdstuk 6: Geld, Monetair Beleid En Inflatie Flashcards

0
Q

Wat is giraal geld?

A

Een onmiddellijk opvraagbaar tegoed bij kredietinstellingen. Het werkt als een betaalmiddel door het debiteren (verminderen) of crediteren (vermeerderen) van rekeningen bv. Cheque, overschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is chartaal geld?

A

Munten en bankbiljetten vormen het chartale of stoffelijke geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is SEPA?

A

Single Euro Payments Area: een Europese betaalzone die het mogelijk maakt om van een betaalrekening in gelijk welk SEPA-land overschrijvingen, permanente opdrachten en verrichtingen met betaalkaarten te doen naar een andere lidstaat, ook buiten de eurozone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een actieve geldsfeer?

A

Men gebruikt het geld om dagelijkse betalingen te verrichten. Het blijft actief in de geldstroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een inactieve geldsfeer?

A

Men brengt het geld niet in omloop. Dit kan gebeuren uit een voorzorgsmotief (onverwachte kosten kunnen betalen) of uit een speculatiemotief (men verwacht een stijging van de rente, een daling van de aandelenkoersen of een prijsdaling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ontpotten?

A

Overbrengen van inactieve naar actieve geldsfeer. (Geld beleggen of uitgeven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is oppotten?

A

Overbrengen van actieve naar inactieve geldsfeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De monetaire politiek van het eurosysteem

A

Monetaire politiek = bekijkt de beïnvloeding van de geldhoeveelheid en/of van de geldomloopsnelheid. Het monetair beleid wordt uitgevoerd door het eurosysteem (=ECB en nationale centrale banken van EMU-landen).

Hoofddoelstelling: prijsstabiliteit: de koopkracht van de euro (‘interne waarde’) moet worden gewaarborgd. Een te hoge of te lage inflatie is schadelijk voor de economie.

Inflatie = aanhoudende algemene prijsstijging van consumptiegoederen, gebaseerd op het indexcijfer der consumptiegoederen.

De doelstelling v prijsstabiliteit wordt door het ECB als volgt gedefinieerd: een jaarlijkse stijging met minder dan, maar dichtbij de 2% van het geharmoniseerde indexcijfer der consumptieprijzen voor de hele eurozone.
=> op die manier draagt het monetair beleid bij tot duurzame groei en werkgelegenheid

Er zijn twee manieren van de ECB om de prijsstabiliteit te beoordelen:

  1. Monetaire analyse: de ontwikkeling van monetaire aggregaten bevat informatie over het toekomstig verloop van de inflatie
  2. Economische analyse: evaluatie van macro-economische grootheden die informatie bevatten over toekomstige inflatieontwikkeling.
  • Door de indexering van de lonen ontstaat er, bij stijgende inflatie, een groter gevaar van de loon- en prijsspiraal: hogere prijzen leiden tot loonstijgingen die leiden tot prijsverhogingen = twee-ronde-effecten
  • Externe waarde van de euro = wisselkoers van de euro : het eurosysteem mag tussenkomen op de wisselmarkt als de waarde van de euro fors daalt. Op een dagdagelijkse basis komt de ECB niet tussen op de wisselmarkt. Het is niet even gevoelig voor wisselkoersschommelingen als de lidstaten apart.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nationale bank van België: wat is de belangrijkste doelstelling van het Europees monetair beleid?

A

Het handhaven van de prijsstabiliteit in het eurogebied is de voornaamste doelstelling van het eurosysteem. De raad van bestuur definieert prijsstabiliteit als een jaarlijkse stijging van de geharmoniseerde consumptieprijzenindex (HCIP) voor het eurogebied met minder dan 2%. De raad van bestuur verduidelijkte tevens dat hij zich bij zijn streven naar prijsstabiliteit erop richt het inflatiecijfer onder maar dicht bij 2% te houden op middellange termijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke twee peilers is het monetair beleid gestaafd? Wat houden deze in?

A

Het monetair beleid van het Eurosysteem berust op twee principes:

  • de beslissingen worden centraal genomen door de raad van bestuur van het ECB
  • de uitvoering ervan gebeurt in grote mate decentraal door de nationale banken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie mag de biljetten uitgeven?

A

Bankbiljetten zijn het bekendste product van een centrale bank. De nationale bank drukt ze sinds 1851. Net als de andere leden van het eurosysteem zorgt ze voor de uitgifte van de biljetten en de door de koninklijke geslagen munten. De uitgifte wordt afgestemd op de vraag van de banken, die de schakel vormen tussen de opvraging en de desposito’s van het publiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe worden biljetten en munten in de omloop gebracht?

A

Biljetten worden opgevraagd via de loketten of de geldautomaten van de banken. Om te voldoen aan de vraag van hun cliënten, bevoorraden die zich bij de nationale bank. De rekening die ze bij haar aanhouden wordt gedibiteerd, of Wnr ze biljetten deponeren, gecrediteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt het prudentieel toezicht in van de NBB? Welke wet ligt aan de basis?

A

Prudentieel toezicht = toezicht gericht op het bevorderen van de financiële degelijkheid van financiële instellingen.

De bank heeft als opdracht het prudentieel toezicht uit te oefenen op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beursvennootschappen.

De wet van 2 juli 2010 heeft de architectuur van het toezicht op de financiële sector in België gewijzigd. De wetgever heeft ervoor geopteerd om te evolueren van een geïntegreerd toezichtsmodel, waar 1 enkele autoriteit verantwoorde.in, was voor het zowel prudentieel toezicht als het gedragstoezicht, naar een bipolair toezichtsmodel, het zogenaamde “twin peaks” model.

Binnen dit model wordt de microprudentiële en systemische controle, evenals de macroprudentiële controle toevertrouwd aan de bank, terwijl het toezicht op de naleving van de gedragsregels waaraan de financiële tussenpersonen onderworpen zijn teneinde een loyale, billijke en professionele behandeling van hun cliënten te waarborgen, wordt toevertrouwd aan de autoriteit financiële diensten en markten (FSMA), de opvolger van de CBFA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt crisisbeheersing in? Welke maatregelen bevat dit?

A

Het nieuwe EU-kader voor crisisbeheersing in de financiële sector heeft als hoofddoel de noodlijdende instellingen van alle categorieën en groottes - en met name de systeemrelevante instellingen- de mogelijkheid te beiden failliet te gaan zonder dat dit de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar brengt, en zonder dat de belastingplichtige voor de kosten hiervan moet opdraaien.

Dit crisisbeheer berust op 3 types van maatregelen:
1. Voorbereidende preventieve maatregelen: de verplichting voor de instellingen en autoriteiten om herstelplannen voor te bereiden (dat wil zeggen rekening houden met de kans dat een bank ernstige moeilijkheden zou ondervinden) alsook afwikkelingsplannen om het hoofd te bieden aan financiële problemen of faillissement.

  1. Bevoegdheden die de snelle goedkeuring mogelijk maken van maatregelen om problemen te verhelpen vooraleer ze ernstig worden (vroegtijdige interventie door toezichtsautoriteiten):
    Met name de bevoegdheid die aan toezichthoudende autoriteiten wordt toegekend om de vervanging van de directie op te leggen of om van een instelling te eisen dat ze een herstelplan ten uitvoeren legt, of dat ze activiteiten of activiteitslijnen afstoot die een buitensporig risico inhouden voor haar financiële soliditeit.
  2. Afwikkelingsinstrumenten: zoals de bevoegdheid om de overname van een faillerende bank of onderneming door een gezonde instelling te vergemakkelijken of om haar activiteiten geheel of gedeeltelijk te hevelen naar een tijdelijke “overbruggingsbank” om de autoriteiten in staat te stellen de continuïteit van de essentiële dienstverlening te verzekeren en het faillissement op een ordelijke manier te beheren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke kosteloze diensten biedt de NBB aan de federale staat?

A

De nationale bank verleent kosteloos een aantal diensten aan de federale staat:
1. Rijkskassier:
De nationale bank centraliseert de inkomsten en uitgaven van de federale staat op de rekening die de Belgische schatkist heeft bij de nationale bank. Op deze rekening worden ook de verlichtingen geregistreerd die de nationale bank voor rekening van de staat uitvoert, net als de saldi van de verrichtingen die de post doet om staatsleningen uit te geven, de intresten te betalen en ze terug betalen.

De nationale bank staat in voor de uitgifte en de financiële dienst van de staatsleningen. De effecten van die leningen en de rentecoupons worden vooral terugbetaalt via de kredietinstellingen, die ze op hun beurt aanbieden bij de nationale bank, maar particulieren kunnen ook terecht aan de loketten van de nationale bank.

  1. Rentenfonds :
    Het renfenfonds is een openbare instelling waarvan het directiecomité wordt voorgezeten door de administrateur-generaal van de thesauri. Het comité is samengesteld uit drie vertegenwoordigers van de nationale bank en drie hoge ambtenaren van de thesaurie.

De nationale bank is belast met het dagelijks beheer van het rentenfonds, dat verschillende taken vervult met betrekking tot de secundaire markt van effecten van de overheidsschuld.

Particulieren verhandelen deze effecten vooral op de beursmarkt. Het rentenfonds waarborgt hier dat hun aan- of verkooporders van overheidsleningen (staat, gemeenschappen, gewesten en sommige overheidsinstellingen) tegen een correcte prijs worden uitgevoerd.

Professionelen handelen hun transacties in lineaire obligaties, gesplitste effecten en schatkistcertificaten vooral telefonisch af op de secundaire buitenbeursmarkt. Het rentenfonds maakt voor deze effecten dagelijks referentiekoersen bekend om de markttranspiratie te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke internationale opdrachten vervult de NBB?

A

De actieve rol van de NBB in de internationale samenwerking houdt verband met haar verantwoordelijkheden als centrale bank en als lid van het eurosysteem. Niet zelden hebben deze activiteiten te maken met haar opdracht inzake monetaire en financiële stabiliteit.

De nationale bank versterkt eveneens advies of expertise aan de Europese instellingen of de Wereldhandelsorganisatie (WHO) ivm macro-economische, financiële en bancaire vraagstukken. Ze draagt Bij tot de uitvoering van verschillende door belgie getekende akkoorden en biedt zo technische ondersteuning aan transitie- of ontwikkelingslanden.

16
Q

Wat betekenen volgende afkortingen en breng ze ivm de NBB: IMF, BIB, OESO, EU, WTO:

A

De activiteiten van de NBB hebben te maken met de opdracht inzake monetaire en financiële stabiliteit. De problemen op dit vlak worden geanalyseerd en besproken in het kader van internationale financiële instellingen, met als voornaamste:

  • internationaal monetair fonds: (IMF) ziet toe op het economische beleid van zijn lidstaten
  • bank voor internationale betalingen: (BIB) de bib fungereert als bank van internationale banken
  • organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) een belangrijk reflectieforum voor 30 landen die een engagement delen voor democratisch bestuur en de markteconomie.
  • EU = Europese unie: de nationale bank neemt actief deel aan de werkzaamheden van een reeks comités en werkgroepen die ressorteren onder de instellingen van de Europese unie, zoals het economisch en financieel comité voor economische politiek. Ze weekt eveneens mee aan het opstellen van de euopese bankwetgeving en, meer in het algemeen, aan de voorbereidingen en onderhandelingen met betrekking tot de Europese richtlijnen inzake financiële aangelegenheden.
  • WTO = Wereldhandelsorganisatie: de nationale bank staat de Belgische regering bij in de onderhandelingen binnen de WTO met betrekking tot de vrijmaking van de handel en, meer in het bijzonder, de financiële diensten.
17
Q

Inflatie: definitie, soorten

A

= een aanhoudende algemene prijsstijging van consumptiegoederen. Men baseert zich op het indexcijfer der consumptieprijzen.

Soorten:
Creeping inflation: jaarlijkse toename van het algemeen prijspeil is minder dan 3 à 4%
Galloping inflation: jaarlijkse toename van het algemeen prijspeil is meer dan 10%
Hyper inflation: wanneer het algemeen prijspeil zeer snel en zeer steil verhoogt, kan dit een catastrofe veroorzaken (vaak in ontwikkelingslanden)

18
Q

Oorzaken van inflatie

A
  1. conjuncturele oorzaken: prijzen stijgen wanneer de vraag naar goederen en diensten de productiecapaciteit overstijgt. (Vraaginflatie) => dit gebeurd door:
    A. Een tekort op de overheidsbegroting: ze geeft meer uit dan ze binnenkrijgt. Bv. Werkloosheid
    B. Een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans : import < export; minder producten komen binnen om de export te bevredigen
    C. Belangrijke investeringen in de publieke of in de privésector. Bv. Overdreven gebruik van Reclame
  2. Structurele oorzaken: verhoogde kosten voor het vervaardigen van goederen of diensten = aanbodinflatie -> loonkosten zijn belangrijk

Als lonen meer stijgen dan productiviteitsstijging leidt dit tot een prijsstijging

=> Dit gebeurt door:
A. ingevoerde inflatie die ontstaat door de prijsverhoging van goederen en diensten die belgie invoert bv. Olie
B. productiviteitsinflatie: gebeurt als bedrijven met een hoge productiviteitstijging de lonen laten stijgen = monopolistische en oligopolistische situaties kunnen ook voor inflatie zorgen!

  1. Monetaire oorzaken: als de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt en de omloopsnelheid van het geld neemt toe, dan moet de goederenstroom ook verhogen. Als de productiecapaciteit al volledig benut is, kunnen de goederentransacties niet meer toenemen en moet de prijs stijgen. Er is dan ook een expansie van de geldstroom.
19
Q

Gevolgen en bestrijding van inflatie

A

Goede gevolgen:

  1. Lage inflatie -> consumenten gaan meer goederen / diensten verkopen
  2. Inflatie dat niet volledig te danken is aan loonsverhogingen leidt tot een daling van de lonen -> verhoogt de concurrentiekracht van bedrijven
  3. Goed voor mensen met schulden -> moeten minder terugbetalen dan ze betaald hebben bv. Overheid
  4. Lopende inkomsten van de overheid stijgen
  5. Beperkte inflatie is goed voor de economie

Slechte gevolgen:

  1. Inflatie in belgie stijgt sneller dan in buitenland -> daling export en stijging import -> tekort op lopende rekeningen van de betalingsbalans
  2. Diepte-investeringen: loonstijgingen zijn groter dan productiviteitstijgingen
  3. Grote inflatie -> bedrijven zijn niet zeker van toekomstige kosten en opbrengsten
  4. Koopkracht daalt! (Van gezinnen, spaarders, bedrijven)
  5. Verzwaring van het belastingstelsel
  6. Hogere overheidsuitgaven

Bestrijding:
1. Voor een conjuncturele inflatie:
A. een restrictief monetair beleid: het eurosysteem beperkt het aanbod op de geldmarkt door een verhoging van de ventrale beleidsrente
Rentestijging => vraagdaling
B. Restrictief begrotingsbeleid / budgettair beleid: De overheid kan ook de belastingdruk vergroten om de consumptieve vraag af te remmen.
Belastingverhoging => vraagdaling

  1. Voor een structurele inflatie:
    A. Inkomensbeleid: loonmatiging doorvoeren waardoor loonsverhogingen worden afgeremd
    B. Prijsbeleid: gedurende een bepaalde periode de prijzen geheel of selectief blokkeren. Nadeel? Bedrijven worden hierdoor aangezet om nieuwe producten op de markt te brengen die waarop nog geen maximumprijzen werden vastgesteld en konden zo deze voorschriften omzeilen.
20
Q

De evolutie van inflatie 2006-2012

A

! Deflatie in 2009 door de economische crisis !

  • > ontstaan door Amerikaanse banken die leningen gaven aan mensen die het niet konden terugbetalen (met hoge rente)
  • > aanbodcurve verschuift naar rechts -> prijzen van huizen blijven zakken + meer huizen worden te koop gezet (meer aanbod)
  • gevoelsinflatie: een kloof die ontstaat tussen de inflatieperceptie en de werkelijke inflatie. Dit gebeurd omdat dagelijks producten duurder worden (brood, melk). Producten zoals iPad, smartphones dalen.
  • > in 2012 nam de inflatie af in belgie en EU landen
  • deflatie = een aanhoudende daling van het algemeen prijspeil ; de meeste producten en diensten worden goedkoper

Kenmerken:

  • moet algemeen zijn
  • tijdens een lange periode
  • moet verwacht zijn

=> negatief voor de economie: consumenten stellen hun aankopen uit van goederen / diensten / investeringen omdat ze wachten op nog lagere prijzen; voorraden hopen zich op
=> vooral bij recessie en depressie
=> mensen met schulden moeten schulden terugbetalen met geld dat aan waarde toenam
=> de economie heeft een koopkrachtimpuls nodig

*kerninflatie: een inflatie waarbij geen rekening is gehouden met productcategorieën waarvan de prijzen sterk kunnen schommelen zoals bv. Energie.