Hoofdstuk 5: Nationaal Inkomen en Werkgelegenheid Flashcards
Structurele werkloosheid
Structurele factoren/veranderingen aan de aanbodzijde van de economie.
A. Kwantitatieve structurele werkloosheid: het aantal arbeidsplaatsen is te klein voor de beroepsbevolking. Komt voor bij bv. Delokalisatie van arbeidsintensieve sectoren naar oostbloklanden, fusies van bedrijven, snelle groei van de beroepsbevolking
B. Kwalitatieve structurele werkloosheid: werkloosheid die veroorzaakt wordt door het aanbod van arbeid die niet over de juiste kwaliteiten beschikt bv. Men heeft niet het juiste diploma of de ervaring
Conjuncturele werkloosheid
Veranderingen aan de vraagzijde van de economie. De vraag naar arbeiders daalt en mensen gaan minder besteden.
Seizoenswerkloosheid:
Maatschappelijke (vakantie) of natuurlijke (oogst) omstandigheden zorgen ervoor dat er maar tijdelijk werk is. Als het seizoen voorbij is valt het werk weg. Bv. Seizoenarbeid bij fruitpluk
Frictiewerkloosheid:
Iemand verandert - vrijwillig/gedwongen - van werk en vindt niet onmiddellijk nieuw werk.
Verdoken werkloosheid:
Personen die hun plaats op de arbeidsmarkt voor een deel of nog niet hebben ingenomen. Bv. Iemand die werkt beneden zijn diploma, iemand die deeltijds werkt maar voltijds wil werken
Tijdelijke werkloosheid:
bedrijven vangen tegenvallers op zonder arbeiders te moeten afdanken bv. Slechte weersomstandigheden in de bouw
(Economische en technische)
Soorten werkloosheid + oef. Op slides
- Conjuncturele werkloosheid
- Structurele werkloosheid: kwantitatieve/kwalitatieve
- Seizoenswerkloosheid
- Frictiewerkloosheid
- Verdoken werkloosheid
- Tijdelijke werkloosheid
Hoe ontstaat werkloosheid? + leg uit: beroepsbevolking (+formule), werkloosheidsgraad, arbeidsmarktparadox, knelpuntberoep + keevolutie van de werkloosheid
Algemeen: werkloosheid ontstaat doordat het aanbod aan arbeid de vraag naar arbeid overstijgt, ongeacht de reden
- beroepsbevolking: alle personen van 15 jaar of ouder die in België wonen en die zich op 30 juni van een bepaald referentiejaar op de arbeidsmarkt aanbieden (=werkenden) of willen aanbieden (=werklozen). Het vormt de totale arbeidsmarkt.
Formule:
Binnenlandse werkgelegenheid
+ grensarbeiders uit België die in buitenland werken
- grensarbeiders uit Buitenland die in België werken
= werkende beroepsbevolking
+ werklozen
= beroepsbevolking
*werkloosheidsgraad: een indicator om de werkloosheid weer te geven. Het geeft de verhouding weer van het aantal niet-werkende werkzoekenden tov de beroepsbevolking.
- arbeidsmarktparadox: ondanks de relatief hoge werkloosheidsgraad kent men in België het fenomeen van de niet-beantwoorde werkaanbiedingen. Er zijn daar drie verklaringen voor:
1. Een gebrek aan kwalificatie en schoolingsniveau
2. Een gebrek aan mobiliteit
3. Een gebrek aan motivering - knelpuntberoep: een beroep waarvoor het vervullingspercentage laag is. Bv. ICT, verpleging, onderwijs, bouw, kinderopvang, ingenieurs. Oorzaken zijn:
1. Kwantitatief tekort aan arbeidskrachten
2. Kwalitatief tekort
3. Ongunstige werkomstandigheden
Algemene tendensen: meer mannen hebben werk dan vrouwen, over het algemeen is er een stijging van de evolutie van de werkende bevolking, nu was er een kleine daling
Bestrijding van de werkloosheid
Meest voorkomen werkloosheid in België: conjuncturele en structurele werkloosheid
- Conjuncturele werkloosheid: het tekort schieten van de effectieve vraag
Bestrijden door: de effectieve vraag te verhogen:
1. Overheidsconsumptie en investeringen verhogen
2. Consumptie van de gezinnen stimuleren door bv. Belastingverlaging
3. Investeringen van bedrijven stimuleren bv. Rente- of kapitaalsubsidies = een anticyclisch begrotingsbeleid.
=> dit betekent dat de overheid in een periode van lage economische activiteit haar vraag naar goederen en diensten moet verhogen om de economische activiteit te stimuleren. Hiervoor zijn begrotingsoverschotten nodig die gecreëerd worden tijdens hoogconjunctuur.
- Structurele werkloosheid: kwalitatieve en kwantitatieve werkloosheid
A. Kwantitatieve werkloosheid: gebrek aan arbeidsplaatsen. Op te lossen door:
- creëren van nieuwe arbeidsplaatsen
- loonstijgingen matigen door te koppelen aan de gezondheidsindex
- loonkoststijgingen afremmen door sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers te verlagen. Hierdoor worden nieuwe banen geschept.
- herverdeling van de beschikbare arbeid
=> er zijn veel kosten aan de sociale kosten van een beroep (extralegale voordelen, vakantiegeld en de dertiende maand). Het verschil tussen de loonkost en het nettoloon is de loonwig. Maar, arbeidsduurverkorting is niet de oplossing voor het werkeloosheidsprobleem in België.
B. Kwalitatieve werkloosheid: ontstaat door niet-vervulde vacatures. De vraag en het aanbod naar arbeidskrachten zijn niet goed op elkaar afgestemd. Dit is op te lossen door:
1. Het onderwijs aan te passen aan bedrijven
2. Bijscholing geven door bedrijven
=> dit leidt tot levenslang leren
Loonvorming: vakbonden van België
ABVV: algemeen Belgisch vakverbond
ACV: algemeen christelijk vakverbond
ACLVB: algemene centrale der liberale vakbonden van België
VBO: verbond van Belgische ondernemingen
UNIZO: unie van zelfstandige ondernemers
UCM: Union des classes moyennes
Boerenbond
Loonvorming wordt onderhandelt op 3 niveaus:
- Op nationaal vlak: interprofessionele akkoorden: afgesloten in de groep van 10 waarbij er voorzitters zijn van elk vakverbond en van elke werkgever. Gebeurd om de 2 jaar.
- Op een professionele basis (bedrijfstak): professionele akkoorden: dit gebeurt via een CAO. Dit is een overeenkomst die gebeurd per bedrijfstak. Deze heeft invloed op lonen, vakantiedagen en arbeidsduur. Gebeurd om de twee jaar. Gebeurd via een paritair comité met de werkgeversorganisatie tot er een overeenkomst is.
- Binnen de onderneming: een akkoord vormen: als er geen akkoord is op nationaal vlak of van een bedrijfstak.
Belgische loonindexering:
De lonen worden automatisch aangepast aan de opwaartse trend van het indexcijfer der consumptieprijzen.
De indexering gebeurt op twee manieren:
1. Wanneer het gemiddelde van de gezondheidsindex van de laatste vier maanden een spilindex overschrijdt.
2. Indexeringen gebeuren op vaste tijdstippen. Lonen, sociale uitkeringen, de huren en een aantal erelonen van vrije beroepen worden gekoppeld aan het indexcijfer van consumptieprijzen.
=> doel: de koopkracht van het loon behouden
Belgische loonindexering houdt gevaren in! De inflatoire spiraal (tekening):
Een loon- en weddestijging veroorzaakt een kostprijsstijging. Als De Loon- en weddestijging groter is dan de productiviteitstijging dan stijgt de gemiddelde kostprijs. Als de consument moet opdraaien voor de stijging dan stijgt de verkoopprijs. Zo gaat de index ook stijgen en is dit een vicieuze cirkel.