Hoofdstuk 7: Formele instituties en institutionele modellen Flashcards

1
Q

Institutionele kaders zijn in verschillende landen anders. Dit zorgt voor verschillen op gebied van de institutionele infrastructuur. Daarnaast kan dit ook op gebied van ondernemingen. zoals?

A
  • corporate governance
  • shareholder- of stakeholderfocus
  • korte-of langetermijnfocus
  • concurrentie of samenwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar gaat de corporate governance over?

A

hoe het bedrijf wordt bestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Er zijn verschillende systemen om corporate governance in te richten. Hoe zit dat in Nederland?

A

In nederland vormt de raad van bestuur het dagelijks bestuur van het bedrijf en de raad van commissarissen houdt toezicht op de raad van bestuur en geeft advies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welke twee groep kan het systeem van corporate governance worden opgedeeld?

A
  • one tier system

- two tier system

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt het one tier system in?

A

dat het management en de toezichthouders in een gemeenschappelijk bestuur (board of directors) zitten. Dit gebeurt in de vorm van uitvoerende directeuren (executive directors) en niet-uitvoerende directeuren (non-executive directors), die de controlerende rol vervullen. Dit gemeenschappelijke bestuur moet de belangen van de aandeelhouders vertegenwoordigen. Daarnaast is er ook nog sprake van CEO-dualiteit (CEO-duality).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt CEO-duality in?

A

dat de CEO naast onderdeel te zijn van de uitvoerende directeuren, ook de voorzitter is van het gemeenschappelijk bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt het two tier system in?

A

dat het bestuur en het toezicht gescheiden zijn. Dit is het systeem dat in Nederland wordt toegepast. De raad van commissarissen controleert het bestuur en houdt in de gaten dat de belangen van alle betrokkenen worden behartigd. Het management wordt uitgevoerd door raad van bestuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvan hangt het af of je het one tier system of het two tier system kiest?

A

van het land waar het bedrijf gevestigd is. In heel veel landen is maar een van deze twee systemen toegestaan en in sommige landen mag je als bedrijf kiezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn shareholders?

A

de eigenaren van een bedrijf, maar ze besturen het bedrijf niet. Dat doen managers en directeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn stakeholders?

A

alle groepen die betrokken zijn bij een bedrijf noemen we de belanghebbenden. dit zijn bijv werknemers of omwonenden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt de shareholderoriëntatie in?

A

dat de belangen van aandeelhouders het zwaarste wegen in de onderneming aangezien zij de eigenaren zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de stakeholderoriëntatie in?

A

dat er naast de belangen van de aandeelhouders vooral wordt gekeken naar de andere belanghebbenden.

(we zien nu dat hoewel de shareholderoriëntatie lange tijd de standaard was, de stakeholderoriëntatie steeds dominanter wordt.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Elk land heeft ieder land zijn eigen formele institutionele raamwerk. Uit welke 4 onderdelen bestaat dit?

A
  • het financieel systeem
  • opleidingssysteem
  • arbeidsmarktsysteem
  • de rol van de overheid

de machtsverdeling van deze 4 is per land verschillend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kunnen landen verschillen op het gebied van financieel systeem?

A

in standaard manier waarop bedrijven worden gefinancieerd. Dit kan namelijk via de beurs of via financiele systemen, zoals banken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kunnen landen verschillen op het gebied van opleidingssysteem?

A

in de toegankelijkheid van het onderwijs en de mate waarin het specialistisch of generalistisch wordt ingericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kunnen landen verschillen op het gebied van het arbeidsmarktsysteem?

A

in de flexibiliteit, de aanwezigheid van vakbonden, de mobiliteit van arbeid, de zeggenschap van werknemers en de werkbescherming.

17
Q

Hoe kunnen landen verschillen op het gebied van de rol van de overheid?

A

in overheidsbemoeienis. Wanneer er sprake is van minimale overheidsbemoeienis, hebben we het over de onzichtbare handtheorie.

18
Q

Wat zijn de twee basismodellen van kapitalisme?

A

het shareholdermodel en het stakeholdermodel.

19
Q

Door welk model wordt het shareholdermodel ondersteund?

A

door de liberale markteconomie en het Angelsaksische model.

20
Q

Door welk model wordt het stakeholdermodel ondersteund?

A

door de gecoördineerde markteconomie en het Rijnland-model.

21
Q

Wat is het belangrijkste kenmerk van het shareholdermodel?

Wat zijn de andere kenmerken?

A

dat er sprake is van een vrije markt.

  • Doordat in dit model de markt met rust wordt gelaten, zijn de aandelenmarkten minder stabiel.
  • Ook is de arbeidsmarkt flexibeler waardoor er meer concurrentie tussen de verschillende ondernemingen is. - Beslissingen binnen een bedrijf worden meer van bovenaf genomen. Dit betekent dat er een centrale structuur is, waarbij het hoogste management de knopen doorhakt.
  • De relatie tussen werknemers en het bedrijf is gebaseerd op contracten. De werknemers en vakbonden hebben dan ook een relatief zwakke positie in dit model.
    Het management kan dan ook worden gezien als een ‘agent’ ban de uiteindelijke aandeelhouders van een onderneming.
22
Q

hoe noemen we het shareholdermodel in het engels? Waar zien we dit model vooral terug?

A

Liberal Market Economy.

Vooral in Engeland en in de VS.

23
Q

Wat is de vorm van kapitalisme dat naar voren komt in het shareholdermodel? Waarom?

A

competitief. omdat de markt vrij is, krijgt elk bedrijf immers de kans om te kunnen concurreren. Hierdoor ligt er wel de nadruk op de korte termijn. De financiering gebeurt via de kapitaalmarkt.

24
Q

Bedrijven in het shareholdermodel willen snel investeren om zo snel mogelijk resultaat hieruit terug te zien. Hoe noemen we dit?

A

Return on investment (ROI)

25
Q

hoe noemen we het stakeholdermodel in het engels? Waar zien we dit model vooral terug?

A

coordinated market Economy.

landen als Duitsland en Japan.

26
Q

Noem een paar kenmerken van het stakeholdermodel.

A

de aandelenmarkt is hier stabieler, doordat de markt juist niet met rust wordt gelaten, maar wordt gecoördineerd. Hierdoor is de arbeidsmarkt ook minder stabiel. Dit komt doordat de overheid zich nu gaat bemoeien met de markt en bijv een minimumloon kan instellen. Door deze overheidsbemoeienis is er dus meer sprake van betrokkenheid en inzet van de werknemers en niet van slechts een contractuele relatie.

  • Er is juist geen competitie, maar meer coördinatie tussen bedrijven die normaal gesproken zouden concurreren.
  • focus op lange termijn i.p.v korte termijn. dit noemen we patient capitalism.
27
Q

In het stakeholdermodel zijn er weinig vijandige fusies en overnames. Wat is het gevolg hiervan?

A

Hierdoor is er meer integratie binnen de waardeketen.

28
Q

Wat zijn de voordelen van het shareholdermodel?

A
  • verschuiving van minder winstgevende sectoren naar meer winstgevende sectoren.
  • hogere winsten
  • flexibele arbeidsmarkt
29
Q

Wat zijn de nadelen van het shareholdermodel?

A
  • weinig motivatie om te investeren in ontwikkeling van de organisatie
  • dreiging van overnames
30
Q

Wat zijn de voordelen van het stakeholdermodel?

A
  • motivatie om te investeren in interne ontwikkeling van vaardigheden
  • langetermijnvisie
  • aandelenkoers is stabieler
  • employee commitment
31
Q

Wat zijn de nadelen van het stakeholdermodel?

A
  • vasthouden aan minder winstgevende sectoren

- risico van te veel investeren

32
Q

Wat kenmerken is voor Nederland is het zorgenaamde ‘‘polderen’’. Wat wordt hiermee bedoeld?

A

de overlegeconomie. (Dit overleg zorgt voor goede resultaten van het Rijnland-model. Toch zeggen sommige experts dat de flexibiliteit en snelheid van het Angelsaksische model ook erg belangrijk zijn. Belangrijk is dat je inziet dat er in de praktijk vaak mengvormen zijn van deze twee modellen. )

33
Q

Hoe wordt een vrije markt gekenmerkt?

A

door coördinatie door het prijsmechanisme. Dit kan een vrije markt zijn voor output (producten) of voor input (productiefactoren zoals arbeid).

34
Q

Waar draait kapitalisme om?

A

het privebezit van productiefactoren. Arbeid is een handelswaar waarvoor je betaald wordt en bedrijven streven naar winst.

35
Q

Wat zijn kartel?

A

bedrijven verbonden door afspraken over prijzen, productie en verdeling van klanten/geografische markten.

36
Q

Waarop is een moral economy gebaseerd?

A

de benadering waar iedereen een plaats onder de zon wordt gegund.

37
Q

Als we kijken naar de geschiedenis van kapitalisme, zien we dat er een afwisseling tussen focus op liberalisering en focus op ordening plaatsvindt. Waar wordt vooral naar gekeken bij een focus op liberalisering?

A

naar vrijheid.

38
Q

Als we kijken naar de geschiedenis van kapitalisme, zien we dat er een afwisseling tussen focus op liberalisering en focus op ordening plaatsvindt. Waar wordt vooral naar gekeken bij een focus op ordening?

A

naar sociale bescherming en regels voor concurrentie.