Hoofdstuk 10: strategie Flashcards

1
Q

De strategie heeft meerdere betekenissen. Maar waar gaat het altijd over?

A

de lange termijn. Het hoeft geen plan te zijn, ieder bedrijf heeft namelijk een strategie ook al is het niet formeel vastgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillen tussen een plan en een patroon?

A
  • Een plan gaat over de intenties en een patroon over wat er daadwerkelijk gebeurt.
  • Daarnaast gaat een plan over vooruitkijken en een patroon over terugkijken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij het nadenken over een strategie worden er vaak doelen opgesteld. Wat is de hiërarchie die hierin is te vinden?

A
  • visie: algemene toekomstige intenties van de organisatie
  • missie: kernwaarden van organisatie
  • doelen: algemene intentieverklaringen
  • specifieke objecten: specifieke intenties die binnen een bepaald tijdsbestek kunnen worden gemeten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is bounded rationality?

A

Dit houdt in dat je niet genoeg tijd en middelen hebt om de perfecte beslissing te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welk doel heeft Mintzberg de 5 P’s van strategie opgesteld?

A

om een een krachtigere strategie op te zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn Mintzberg’s 5 p’s van strategie?

A
  • plan: je maakt een plan van aanpak voor je bedrijfsvoering, dat kan veranderen tijdens de bedrijfsvoering.
  • pattern: doordat je een strategie hebt, zie je een patroon terug in de beslissingen die je neemt.
  • position: ieder bedrijf neemt een positie aan in zijn omgeving.
  • perspective: je perespectief betekent hoe je bedrijf tegen alle dingen in het leven aankijkt.
  • ploy: Het is een strategische keuze om een tactische zet te doen, die bijv concurrenten niet zien aankomen. ze kunnen hun omgeving verassen door een plan uit te voeren dat niemand verwacht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mintzberg heeft een theorie bedacht om de 5 p’s van een strategie te bedgrijpen. Leg dit uit.

A

deze theorie deelt de strategie op in 4 delen.

1) de beoogde strategie is het plan, hier begin je mee.
2) de ongerealiseerde strategie is het deel van het plan dat is gefaald. de bedoelde strategie is het deel van het plan dat is uitgevoerd.
3) de opgekomen strategie is niet gepland maar spontaan ontstaan door interne redenen, zoals incrementeel leren en fouten maken of externe redenen, zoals een onverwacht populair product of een technologische doorbraak. Mintzberg stelt namelijk dat je leert door te doen.
4) de gerealiseerde strategie is wat er daadwerkelijk is gebeurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De strategie wordt gevormd door een strategisch proces. Organisaties verschillen in hun strategische processen. Dit verschil komt doordat er meerdere aanpakken zijn.. Wat is de mintzberg typologie voor deze aanpakken?

A
  • rationele aanpak
  • flexibele aanpak
  • creatieve aanpak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Naar welke strategie kijkt de rationele aanpak naar?

A

de beoogde strategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de rationele aanpak?

A

Het is een traditionele benadering van strategie en maakt gebruik van wetenschappelijk en rationeel proces, waarbij het doel de winst maximaliseren is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De rationele aanpak gaat over hoe we plannen moeten formuleren. Op basis van wat wordt dit gedaan?

A

het contingency-denken en de SWOT-analyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar gaat het contingency-denken over?

A

hoe we ervoor zorgen dat er een fit is tussen de sterktes en zwaktes en tussen de kansen en bedreigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de nadelen van de rationele aanpak?

A

de SWOT-analyse is vaak niet accuraat, aangezien je de toekomst niet kunt voorspellen en je niet alles kunt weten wat belangrijk is voor SWOT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de flexibele aanpak?

A

deze aanpak suggereert dat managers meerdere scenario’s klaar moeten hebben. ze moeten dus meerdere beoogde strategien hebben. Je kunt namelijk niet naar 1 plan en SWOT-analyse toewerken als de omgeving verandert. De toekomst is dan lastig te voorspellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een nadeel van de flexibele aanpak?

A

dat het te veel tijd en geld kost en daarnaast is de SWOT-analyse nog steeds niet volledig compleet en accuraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar gaat de creatieve aanpak vanuit?

A

dat de rationele aanpak en de flexibele aanpak gebaseerd zijn op informatie uit de omgeving die iedereen heeft, waardoor de strategieën op elkaar zullen lijken.

daarnaast gaat het ervan uit dat te veel analyse leidt tot het uitstellen van beslissingen en actie.

17
Q

Wat raadt de creatieve aanpak managers aan?

A

om eigen verbeelding en visie te gebruiken om een strategisch plan te maken.

18
Q

Wat is het nadeel van de creatieve aanpak?

A

dat je voor een succesvolle strategie over informatie van de omgeving moet beschikken om een SWOT-analyse te kunnen maken.

(daarnaast heb je voor de rationele aanpak en de flexibele aanpak ook creativiteit nodig)

19
Q

Welke aanpakken vallen onder de prescriptieve theorie?

Waar gaan deze over?

A
  • rationele aanpak
  • flexibele aanpak
  • creatieve aanpak

over hoe je het beste een strategie kunt formuleren. (en de beoogde strategie)

20
Q

Welke aanpakken vallen onder de beschrijvende theorie? Waar gaan deze over?

A

De gedragsaanpak
de incrementele aanpak

over hoe de strategie daadwerkelijk wordt gevormd. Dit doen ze aan de hand van het beschrijven, begrijpen en voorspellen hoe bedrijven in de praktijk een strategie realiseren. Dit gaat dus niet over de beoogde strategie, maar over de gerealiseerde strategie.

21
Q

Waar kijkt de gedragsaanpak naar?

A

hoe managers de beoogde strategie formuleren.

22
Q

Waar gaat de gedragsaanpak vanuit?

A

dat de waarden, ideologie en de persoonlijkheid van topmanagers bepalen hoe de omgeving wordt waargenomen, welke mogelijke strategieën worden uitgekozen en worden geïmplementeerd.

Daarnaast gaat deze aanpak ervan uit dat de politiek en macht het proces van strategieformulering beïnvloeden, Hierdoor is het proces niet volledig rationeel.

23
Q

Waar kijkt de incrementele aanpak naar?

A

hoe managers strategieën formuleren en implementeren.

24
Q

Waar gaat de incrementele aanpak vanuit?

A

dat de plannen en doelen constant worden aangepast, omdat mensen de hele tijd dingen uitvogelen en mensen leren terwijl ze doen.

25
Q

tegen welk idee gaat de incrementele aanpak in? En wat betekent dit?

A

dat mensen alles rationeel analyseren voordat ze iets doen. Dit betekent ook dat eenstrategie per ongeluk kan ontstaan en dat dit niet altijd van boven wordt opgelegd, maar ook vanuit onder kan ontstaan.

26
Q

Hoe ontstaat de afwezigheid van strategie?

A

doordat de meeste managers niet de hele dag bezig zijn met bewust nadenken over het formuleren van nieuwe strategie. Dit betekent echter niet dat er geen strategie is, want ieder bedrijf heeft heeft een gerealiseerde strategie. Dit komt doordat je als bedrijf altijd ergens naar toe streeft en stappen behaalt.

27
Q

op welke niveaus is een strategie binnen een bedrijf te vinden?

A
  • corporatestrategie
  • businessstrategie
  • functionele strategie
28
Q

Waar gaat de corporatestrategie over?

A

beslissingen met betrekking tot (des)investeringen in bedrijven. Dit betekent simpel gezegd dat een corporatie meerdere bedrijven bezit.

29
Q

Waar gaat de businessstrategie over?

A

specifieke product-marktcombinaties.

30
Q

Waar gaat de functionele strategie over?

A

de verschillende functies binnen afdelingen die bijdragen aan het realiseren van de strategie op de hogere niveaus.